December 2019



Winnaar december 2019

Over klaprozen en haring
Jip Helsen

 
Over klaprozen en haring,  voorgelezen door Marc Graetz

DE MILLERS ZATEN nog altijd op Anni’s terras. Nog altijd in een doodse stilte. 
Nog altijd in verwarring. Nog altijd onwetend over het wonder dat ze hadden ontmoet.
Nog altijd in angst.

Meneer Miller zei : “Ik droom! Dit kan niet! Dit kan niet, je staat nog recht!” 
Anni  zei: “Wil je koffie? Dat schijnt te helpen.”

Dit wist ze enkel van de reclamebladen. De Millers in verwarring achterlatend, ging ze naar binnen om koffie te maken. Ze haalde voor het eerst de koffiemachine boven en las de instructies.
“Neem koffiepoeder. Check! Neem dan een koffiefilter.”

Terwijl ze naar een koffiefilter zocht, praatte ze tegen de Millers. 
Ze zei : “Beste mensen die in mijn klaprozentuin zitten. Jullie lijken geschrokken. Wat is er hier dat jullie zo laat schrikken? Ben ik het of zijn jullie het zelf? Je moet weten dat ik ook maar een mens ben.” Dit zei ze met de weinige zekerheid die ze had over wat een mens was. ”Laat me jullie een verhaal vertellen, dat begint in dit veld.”

Ooit was er een vrouw die zichzelf bedacht.

Ze bedacht haar eigen ziel en karakter met de imperfecties waaraan wij mensen elkaar  herkennen.  Ze bedacht haar handen met rimpels en dunne pianovingers die leken te breken bij elke beweging. Ze bedacht haar eigen krullende, bruine haar dat reikte tot net voorbij de schouders. Ze bedacht voor zichzelf een trillende, wispelturige stem die een eigen leven scheen te leiden.

Ze bedacht het allemaal.
Zonder ooit iemand te hebben gezien. 
Zonder ooit iemand te zijn geweest
Zonder ooit iets anders gehoord te hebben dan de wind die door de klaprozen waait.

Zonder te beseffen ook wat ze net had gedaan of hoe ze zichzelf had geschapen.
Anderen zouden euforisch zijn geweest. Spreken van een wonder.
Maar hoe kan je zonder taal spreken van een wonder?  Ze noemde zichzelf Anni. 

Anni trok haar geïmproviseerde blouse recht. Ze kende enkel de woorden die ze zichzelf had geleerd en zong over lichaamsdelen, bladeren en alle dingen die ze nog nooit had gezien.  Anni zocht naar het woord ‘mens’ maar vond enkel klaprozen terug, in het verder lege veld.

Als je zoekt naar wat niet gevonden kan worden, zal  je enkel jezelf vinden.
Als je jezelf zoekt, vind je alle dingen die andere willen vinden, verstopt, achter je oorschelp. 
Als je verplicht wordt te zoeken, vind je enkel antwoorden op vragen die je nog moet stellen.
Echt verdriet vind je pas wanneer het grijze kaartje binnenkomt, met de grote foto en een gedicht over de herfst aan de binnenkant. 

Velen zoeken naar betekenis. Anni zocht naar een mens zonder te weten wat dat was. 
En als je zoekt naar iets waarvan je de betekenis niet kent, vind je de wonderbaarlijkste dingen.

Anni vond haar medemensen in de klaprozen.
“Wat is het zonnig vandaag! Ik zou zeggen dat ik een pet wil. Vertel me eens mijn beste klaproos, wat is een pet?” 
Ze keek met grote ogen verwachtingsvol naar de stengel van een klaproos. Kantelde haar hoofd om te tonen dat ze het antwoord werkelijk niet wist. 
“Je bent nogal verlegen niet? Heb je niet vaak volk over de vloer?” 
De klaproos scheen een beetje triest te zijn en Anni wilde  haar troosten.  Was ze ongevoelig geweest?  Was de klaproos eenzaam?
“Komt de wind dan niet elke dag?  Is hij dan geen fijne vriend?  Hij beweegt je, doet je zingen. Je hoeft je niet te schamen!  Hij is overal geweest, is zeker charismatisch! Hey, wanneer ga je nu eindelijk uit de grond komen ?
Zo praatte ze tegen klaprozen die ze zag als ongeboren mensen.  Ze sprak tegen alle planten. Zonder antwoord te krijgen op haar vele vragen.

Wanneer het winter werd, kende ze het woord koude niet en bleef ze buiten staan.  Haar huid werd blauw maar het enige wat ze deed was verbaasd kijken, rillend in de strandkleren die ze had bedacht. 

Toen leerde ze tijdens één van haar vele monologen tegen een treurwilg het woord koude aan zichzelf. Meteen voelde ze ijzige rillingen doorheen haar kromgebogen ruggengraat lopen. Ze schreeuwde en rende in cirkels.   Op het moment dat haar paradijs werd binnengevallen door de vijand.  De vijand die alle mensen teistert. De realiteit.

Ze vervloekte de koude zonder een vloek te kennen. “Koude, ik haat je! Je bent een onvoorwaardelijke leverancier, een moraliserende autobiografie, een besmettelijk instituut voor gieters!! Je bent de lachspier van een opmerkelijke vuurpijl!”
Koude, ik haat je! Je bent een onvoorwaardelijke leverancier, een moraliserende autobiografie, een besmettelijk instituut voor gieters!!
Ze leerde het woord huis. En aangezien er niemand anders was dan Anni en de planten werd elke gedachte waarheid.  De waarheid is enkel maar de persoon die hem voor waar wenst. Maar de waarheid is niet de realiteit. De realiteit is niet meer dan de waarheid voor verveelde mensen.

Maar als enkel de klaprozen daar zijn om je te corrigeren, is de waarheid er in zijn puurste vorm.
Daar stond dan een huis met alle dingen in zich die het huiselijk zouden maken voor wie de betekenis van huiselijkheid kent. Ze kende gelukkig het idee van eindigheid niet en er was altijd genoeg voedsel.
Want honger had ze geleerd op de verpakking van een jampot. “Heb je honger en zin in goede confituur? Eet dan effi!” Ze had die pot onmiddellijk door het raam gegooid.
Dat barstte niet, want ook barsten kende ze niet.

In de tuin verbouwde ze klaprozen. Ze verloor de tijd uit het oog terwijl ze hen de achterkant van de theezakjesverpakking voorlas. “Ooit zullen jullie mensen zijn. Dan zal je twijfel leren kennen. En alle dingen die ervoor zorgen dat je nooit tot begrip zal komen. In de grond krijg je soms last van tunnelzicht. Maar verlang niet te veel naar die vrijheid, want het is enkel verwarrend. Soms wou  ik terug een klaproos zijn.” 

Dan gooide ze haring tussen hun wortels in de overtuiging dat de klaprozen dezelfde dingen als zij graag lusten. Nooit nog kwam ze uit het huis. Honderd jaar ging voorbij.  Maar de tijd stond stil als Anni sliep of vergat aan de tijd te denken. Dus het zou ook een millennium kunnen geweest zijn. Tenslotte, middenin het crescendo van die zalige betekenisloosheid, kwam er een buitenhuiselijke indringer: doorheen de brievenbus die nog geen naam had, kwam plots de eerste post. 

Anni had de twintigste eeuw bereikt en het reclamedrukwerk ging ook haar niet voorbij. 
Zonder te overwegen dat dit betekenen kon dat ze niet alleen was op deze aarde, stond Anni met open mond naar de advertenties over deodorant te kijken. Ze las ze voor aan haar vrienden, de klaprozen, die sterk geurden naar rotte vis. Ze wreef de staaltjes tegen hen aan en de tuin werd een kakofonie van geuren. 

Telkens wanneer er nieuwe reclame kwam, was Anni in euforie. Ze bedacht de grasmaaiers, red bull, seksspeeltjes, bandanas en softwarepakketten. Ze paradeerde als in een modeshow met al haar veroveringen in de tuin en gooide ze daarna in een opberghok om er nooit meer naar te kijken.

Ze was zo dankbaar hiervoor dat ze besloot dat het woord God wel hieraan gekoppeld moest zijn. Zo zette ze een stoel naast de brievenbus en zei “God hoor je me? Hoe voelt het om in een deur te zitten? Ben je net zoals alle andere dingen stil?” 

Een vraag waarop je maar één antwoord kan geven.

“God, dank je. Dank je duizend  maal voor al de wonderlijke dingen die je me laat zien. Dank je voor mijn stem. Dank je voor de haring. Dank je voor de wind. Dank je voor dit huis. Dank je zelfs voor de honger en de koude. Maar God, is de hele wereld dan stil? Je kan wel praten maar enkel met rare tekeningen. God, ik wil niet ondankbaar zijn. Maar God alsjeblieft maak mijn kasten aan het zingen! Breng me een ander stem! Vertel me wat een mens is!” 

Elke dag zat ze naar God te gluren alsof hij zich zou openen als een portaal naar de hemel met fel wit licht. Ze kreeg haar wonder.  Maar niet in de vorm van bliksemschichten en driedubbele regenbogen. 

Een hand! 

Een fractie van een seconde, enkele vingers doorheen de brievenbus. Vlak daarna vielen de nieuwe magazines op de grond. 

Anni trilde over heel haar lichaam en schreeuwde luid : “God, dank je! Dank je! Alle keren dat ik je heb bedankt bij elkaar! Je hebt me een wonder met rode handschoenen gegeven!”

De volgende dag zat ze klaar om haar wonder te vangen met een groot vlindernet.
Daar kwam de hand dan en ze haalde uit met het net.
Even hoorde ze een gil, schrikte op en liet het net vallen. 
Voor het eerst in honderdzestig jaar opende ze haar voordeur, die uit elkaar viel.

Anni droeg nog steed haar strandkleren uit de 19e eeuw en was nog niet ouder geworden dan twintig, aangezien er niemand was om over veroudering te klagen.

Toen ze naar buiten stapte om de postbode te vangen, stootte ze op een geasfalteerde weg. 
De achterkant van de posttruck zag ze nog net wegrijden. Zonder besef te hebben van verkeer, liep ze het wegdek op achter de witte lichten aan. Met even weinig besef waarom. 

Ze liep tot ze verplicht was te leren opgeven. Ze kon alleen maar teruggaan. 
Maar zoals alle kinderlijke wonderen op deze wereld had Anni de dag bereikt dat ze moest breken. Toen ze door een haarspeldbocht liep, hoord ze het geluid van gierende banden en getoeter. Ze werd als een voetbal weggetrapt en in het veld gelanceerd. Onmiddellijk stopte de auto. 

Mevrouw en meneer Miller waren doodsbang uitgestapt. Durfden bijna niet te kijken. In totale shock en wanhoop. Ze liepen het veld in met zaklampen, schreeuwden omdat ze hoopten dat wie ze hadden geraakt nog leefde. Plots hoorden ze : “In de naam van mijn brievenbus, wat is er aan de hand! Kan ik jullie helpen?” 
Ze gebruikte met alle trots het woord “brievenbus” in de eerste zin die ze ooit tegen iemand zei.  De Millers spurtten naar haar toe en beide polsten ze panisch of Anni in orde was.

“Waarom zou ik niet in orde zijn?” 
Haar eerste gesprek beviel haar niet. Dus begon ze over iets anders. 
“Hebben jullie zin in haring in mijn klaprozentuin?” 

De arme Millers durfden enkel naar haar te luisteren. Ze durfden de pas aangereden Anni niet zelf aan te spreken.  Dus reden ze haar naar het huis met de klaprozen dat nu geen deur meer had. 

Meneer Miller : “Ik droom! Dit kan niet! Dit kan niet, je staat nog recht!” 
Anni : “Wil je koffie? Dat schijnt te helpen.”

Nog steeds zoekend naar koffiefilters liet Anni voor het eerst in lange tijd een stilte tussen haar woorden toe. Voor het eerst sinds haar monoloog over klaprozen, haar liefde voor de postbode en vreemdheid, wou ze stil zijn. Al die jaren wachtend op iemand die haar woorden kon bekritiseren. 
De klaprozen luisterden, maar ze konden haar woorden niet wegen in waarde, of ze konden toch niet verwoorden hoe haar woorden klonken. Of wat hun mening was.

Dus voor het eerst in honderdzeventig jaar tijd, was de waarheid iets anders dan wat zij ervan dacht. Voor het eerst was de waarheid een compromis tussen de verwachtingen van verschillende mensen. Op dat soort nieuwe waarheid had ze zitten te wachten en ze had ernaar verlangd.

Helaas voor Anni zou die waarheid haar niet goed afgaan.

Ze had nogal wat pech met de Millers. Zij waren twee van die zovele mensen die de realiteit als referentie voor de waarheid namen. Dus wanneer Anni zweeg om een nieuwe waarheid te krijgen, ervaarde ze een zeer onprettig neveneffect. 

Mevrouw Miller: “Hoe kan dit! Je vloog weg als een projectiel! En je hebt geen schrammetje!”
Meneer Miller: “Aan zo een snelheid geraakt worden, dat kan enkel maar je…
-het volgende wat meneer Miller zei zou hij nooit gezegd hebben als hij had geweten dat realiteit zo schadelijk kon zijn - ...dood betekenen!” 

Het moment dat Anni het woord hoorde, zakte ze door haar benen. En stroomden er honderdzeventig jaren tijd door haar botten. Ze vond wat ze nooit had kunnen zoeken.     

Anni werd begraven in de rozentuin waar ze zichzelf ooit bedacht had.
Waar ze voor eeuwig zou blijven rusten tussen de haring en de deo.


Jip Helsen is 15 jaar en afkomstig uit Leuven (België). Hij zit op de middelbare school en volgt Latijn en Grieks. Schrijven is zijn hobby. Hij schrijft al verhalen en teksten sinds hij acht is. Hij leest zelf graag klassiekers zoals Nietzsche, Fitzgerald en Steinbeck maar houdt ook van luchtigere zaken (Dahl, Irving) en poëzie.

Shortlist december 2019
  • Raph de Haas - Iemand zegt
  • Jip Helsen - Over klaprozen en haring
  • Lara Lievendag - Frozen
  • Anneke Klein - Patchoeli
  • J.R. Jordens - De botvlieg en de man die toen woorden zag


Longlist december 2019
  • Wieland Heymans - De wind en de dageraad 
  • Pieter Simons - De les die Jeroen leert 
  • Ardy Beld - 2084 
  • Hans van Dijck - Onsterfelijk eenzaam 
  • Snezana Nedeski - De kamer tussen leven en stilte 
  • Laura Gesnot - Seksshop 
  • Ahmad Kaddoura - Rood fluweel 
  • Petra Keuning-den Otter - We moeten doorgaan 
  • Jip Helsen - Over klaprozen en haring 
  • Shiwan Selevani - De Droom 
  • Gerrit Veen - Een geboren leider 
  • John van Kouteren - Ga met me mee vannacht 
  • Joosje Baltussen - Grensgeval 
  • Lara Lievendag - Frozen 
  • Anneke Klein - Patchoeli 
  • J.R. Jordens - De botvlieg en de man die toen woorden zag 
  • Pieter Drift - Een eerste afspraak moet nooit te lang duren 
  • Nel Goudriaan - Kerstkind 
  • Sandrijn Swarts - Stoelendans 
  • Ilse Bockstaele - Alles van waarde is weerloos (Lucebert)  
  • Gino Dekeyzer - Een zure afdronk 
  • Marlou Janssen - Cox 
  • Rik Voorter - Passie voor de verkeerde engel 
  • Adri van Beelen - De ontmaskering 
  • Tessa Vandecasteele - Kerstavond 
  • Raph de Haas - Iemand zegt 
  • Erik van der Velden - Een likje winters wit 
  • Bart E. G. Vinck - Jeukende logica in station Zwolle 
  • Claudia Staal - 23 jaar! 
  • Izzy van der Horst - De dame in het rood












Literaire Tijdschriften

Iets toe te voegen? Stuur je mail naar VerhaalvdMaand [at] gmail.com!