November 2020

 


Winnaar november 2020


Alles in de wind 

Conny Hoogendoorn



Alles in de wind, voorgelezen door Marc Graetz

De wind tiert, buldert, duwt en trekt. Zonder mededogen geselt hij alles wat hij vindt op zijn weg. Ook Nick. Kwetsbaar en onbeschut aan de rand van het water is hij weerloos, een makkelijke prooi.
Met een driftige beweging trekt hij zijn mouw over de rug van zijn hand en veegt over zijn wangen. Niet dat het verschil maakt, zijn trui is doorweekt. In een mum van tijd is zijn gezicht opnieuw kletsnat. Regen? Tranen? Om het even, lijkt het. Verdriet overmant hem. Zijn lichaam schokt.
‘Kom hier, Rosa’ fluistert hij. ‘Je bent mijn zusje, je bent mijn zusje.’ Zijn woorden verwaaien in de wind.

Hij tuurt naar het onstuimige water van het IJsselmeer en denkt terug aan die bewuste avond. Ook toen had een noordwesterstorm het op zijn dorp gemunt. In de verte knippert de foeilelijke neon van zijn stamkroeg. Rood, wit, groen. Rood, wit, groen. Rood, wit, groen. Hij slaat zijn handen voor zijn ogen. Had hij het echt zo verkeerd gezien? Vertwijfeld schudt Nick zijn hoofd. Ook toen had het bier rijkelijk gevloeid. Het beestenweer buiten, het gedempte licht binnen, de beslagen ramen, het maakte de atmosfeer intiem. Nick had snel om zich heen gekeken. Het was zijn eerste vrije avond sinds lange tijd en hij had beslist geen behoefte aan journalisten of ander ongewenst volk. Dit hoorde niet thuis in RTL Boulevard of de Privé. Het was enkel en alleen bestemd voor zijn maten. Vooral voor Jan, zijn beste vriend die verzot was op oude liedjes. Boekjes, speeldozen, cassettebandjes … Hij spaarde werkelijk alles. En het een was vaak nog dubbelzinniger dan het ander. Zijn verzameling nam in de loop der tijd indrukwekkende vormen aan.
Ze zongen, klapten en lachten toen Nick, als verjaardagscadeautje aan Jan, zijn schunnige versie van ‘Alles in de wind’ ten gehore bracht. ‘Jan is weer zo zat, Jan is weer zo zat, naait alle meidjes plat!’
Ach, fijnzinnig was het niet, mannenpraat, onschuldige plagerij. Hier, waar Nick opgroeide, houden ze daar wel van. De handen gingen op elkaar. Ze waren trots op hem, hun beroemde dorpsgenoot die zich niet te goed voelde om in hun kroeg vieze liedjes te zingen.
Halverwege het laatste couplet had een koude windvlaag hem opzij doen kijken. Als bevroren stond zijn zusje in de deuropening. Ze hield een zwartgelakt kistje vast. Hij volgde haar verbijsterde blik. Naast het podium stond zijn vriend Jan, de man waar ze tot over haar oren verliefd op was. Innig omhelsde hij een tenger meisje met een gitzwarte paardenstaart, een meisje zoals Roos, frêle en fijn.
Met een klap sloeg de deur weer dicht en rammelde in zijn sponning. Nick keek zoekend rond, maar vond haar niet. Roos leek in rook te zijn opgegaan.

En nu zit Nick ineengedoken op een basaltblok. Krachtige golven slaan tegen de dijk. Woest uitziende wolken schuiven voor de maan. Zijn hoofd bonst, alles wat hij denkt draait, tolt, stuitert alle kanten op. Want wat moet hij vinden van wat hij vanavond hoorde? Kletste ze maar wat om Jan vrij te pleiten? Of was het de waarheid en had hij zijn vriend groot onrecht gedaan? Op een rijtje zetten, denkt hij. Dat moet ik. Ik moet de boel op een rijtje zetten. Maling hebben aan de wind, de kou en de regen. Denk Nick, denk! Had hij het wel goed gezien? En Roos? Toen, die noodlottige avond.
Hij opent het kistje op zijn schoot. Een in zachtroze tule gehuld danseresje komt tot leven. Aarzelend eerst nog. Dan draait ze. Rond, rond, rond. Als de eerste klanken hoorbaar worden slaat hij het met een klap het kistje weer dicht. Denk, Nick! Denk! Van voor af aan. Wat gebeurde er toen?

Jan was jarig en had hem gevraagd op te treden. Net zoals vandaag, maar toch zo anders. Zonder aarzeling stemde Nick in. Jan was immers de man die ervoor had gezorgd dat alle deuren zich voor hem openden. Met veel plezier schreef Nick zijn schunnige parodie. 
Natuurlijk schrok hij toen hij Jan die zwarte meid zag zoenen, maar hij beëindigde eerst zijn optreden. Daarna pas, toen Roos onvindbaar bleek, had hij zijn jas gegrepen en was naar buiten gegaan om te zoeken. Hij vond haar niet. Keer op keer schreeuwde hij haar naam, maar kreeg geen antwoord.
‘O wat een spijt, o wat een spijt. Nu ben ik mijn zusje kwijt,’ gonst het in zijn hoofd.

Nick haalde hulp. De saamhorigheid in het dorp was groot; weer of geen weer, iedereen zocht. Hij schreeuwde, jankte, ontvelde zijn handen en knieën aan de stenen langs de dijk. En Jan zat daar maar. In de stromende regen staarde hij als een zombie voor zich uit. Het maakte Nick woedend. Zijn vrienden hielden hem in bedwang, anders had hij hem beslist in elkaar geslagen.
Aan de rand van het kolkende water vonden ze de kleine speeldoos, Roos' verjaarscadeau voor Jan. Hoe enthousiast was ze geweest toen ze het een paar dagen eerder aan Nick had laten zien. Ze was zo blij. Ze wist van Jans passie voor oude liedjes en was zo gelukkig met haar vondst. Dit versje ging immers over haar, Jans eigen Rosa! ‘Alles in de wind, alles in de wind…’ Ze straalde. Die avond zou ze hem verrassen, jubelde ze en draaide net als het danseresje voorzichtige pirouettes. Maar het lot besliste anders.

Nick had de vermissing van zijn zusje nooit kunnen verwerken. Waarom was hij toch niet onmiddellijk achter haar aangegaan! Die vraag stelt hij zich keer op keer. Was ze verdronken? Gevlucht? Was het vanwege Jan? Had verdriet haar overweldigd? Hij nam aan van wel, maar wist het niet zeker. Tegen beter weten in hoopte hij dat ze ergens ver weg gelukkig was.
Wat moest hij toen Jan hem jaren later opnieuw vroeg op te treden in zijn kroeg? Weigeren? Hoe graag had hij dat gedaan. Zijn verdriet om Roos maakte zijn leven kapot. Alles in het kleine dorp herinnerde hem aan haar. En het viel hem steeds zwaarder om de zwijgend treurende Jan niet op zijn bek te timmeren. Waar haalde de overspelige hufter het recht vandaan! Hij was de oorzaak van alle ellende!
Zijn leven weer oppakken viel Nick te zwaar. Hij dronk en slikte te veel om aan zijn verdriet te ontsnappen. Zijn fans keerden hem de rug toe en zijn succes verdampte. Hij zat volledig aan de grond. Iedere cent was welkom nu. Misschien zou Jan hem weer op weg kunnen helpen. Natuurlijk was die gedachte door zijn hoofd gegaan. Hij kende Jan goed genoeg om te weten dat hij dat zeker zou doen. Nick slikte zijn laatste restje eigenwaarde in en zei ja. Ja tegen de man die hij met iedere vezel in zijn lijf haatte. Hij zou zingen. En vieze liedjes voor hem verzinnen. Ook dat. Zelfs dat. Want daar houdt Jan toch zo van? Nick stemde toe en kotste van zichzelf.
Hij huivert en slaat in een vergeefse poging zichzelf te warmen zijn armen om zich heen.

Eerder vanavond, in de kroeg, was het warm en druk. Precies zoals hij het zich herinnerde. Maar zijn hart was zo anders als toen. Koud en eenzaam. Hoe hij ook zijn best had gedaan, hij had alleen gemene parodieën kunnen verzinnen. Alles draaide om Roos' liedje. ‘Wat een vuile schoft, wat een vuile schoft, die met zichzelf zo boft.’ Hij haatte Jan. Tot op het bot. En die meid, die met die staart. ‘Kijk eens wat een hoer, kijk eens wat een hoer, draaide mijn zusje zo'n loer!’
Te midden van zijn oude vrienden nam hij een biertje, en nog een. En nog veel meer. Zijn dorst leek niet te lessen. Hij kreeg de walging niet weggespoeld. Kon hij optreden? Zijn zusje verloochenen? Geld en roem belangrijker vinden dan … ja, dan wat eigenlijk?
Geroezemoes, volop gelach en gepraat om hem heen. Hij had niet meegedaan. Zijn hoofd tolde. ‘Wat een gore ploert, wat een gore ploert. Zoals hij naar de vrouwen loert.’
Het doosje, dat hij sinds die noodlottige avond steeds bij zich draagt, stond voor hem op de toog. Hij opent het zelden, toch kleeft de melodie aan zijn brein. Bedachtzaam volgde zijn nagel de krassen in het deksel. 

Toen hij weer opkeek, zag hij haar, het tengere meisje met de donkere paardenstaart. Wankelend was hij overeind gekomen. Hij wilde haar ter verantwoording roepen en woedend greep hij haar bij haar schouders.
‘Jan was zo blij die avond,’ zei ze voordat Nick haar door elkaar kon rammelen. 'Hij kneep me bijna fijn toen hij me zag. Vol trots liet hij me de ring zien die hij haar zou geven.’ Ze glimlachte verdrietig. ‘Hij was zo gelukkig met haar.’
‘Een ring …’ stamelde Nick. ‘Voor Roos? Maar hij kuste jou …’
‘Ach, we hadden gedronken. Je zong het zelf, Nick. ‘Jan is weer zo zat, Jan is weer zo zat, naait alle meidjes plat’, weet je nog? Het was feest, hij was jarig. Je weet hoe het hier toegaat, toch? Iedereen gaf hem bier.’ 
Hevig geschrokken had Nick zijn handen van haar af laten glijden. 
‘Roos was er nog niet,’ vervolgde ze. ‘ Hij was zat, Nick.' Ze schokschoudert. 'Wij allemaal toch? Het stelde nauwelijks iets voor.’
Alles draaide om Nick heen toen hij zich naar buiten worstelde. Zonder jas vluchtte hij de donkere avond in. Als een dolleman rende hij naar het water, het zwarte kistje onder zijn arm geklemd. Hijgend en huilend gaf hij over tot hij slechts nog gal spuugde.

De wind lijkt te luwen. Opnieuw opent Nick het kistje en weer draait het danseresje haar rondjes. Zoete, lieve tonen klinken in de donkere avond. ‘Alles in de wind, alles in de wind’. De regen doorweekt het fijne tule. ‘Het is maar een schipperskind,’ klinkt trager en trager. Het fijne mechaniek loopt krakend vast. Nick schrikt ervan. Met een klap sluit hij de speeldoos.
‘Kom hier Rosa,’ zingt hij zacht. ‘Je bent mijn zusje, je bent mijn zusje.’
Lange tijd staart hij voor zich uit. Dan komt hij overeind, recht zijn rug en keert terug naar de kroeg. Daar wachten zijn vrienden. En Jan, de man die zo tragisch zijn lief verloor. Nick zal hem de speeldoos geven. En zingen. Voor Jan, maar vooral voor Roos, zijn schipperskind.

Alles in de wind, alles in de wind. 
Het is maar een schipperskind. 
Alles in de wind, alles in de wind. 
Het is maar een schipperskind.
Kom hier, Rosa, 
je bent mijn zusje, je bent mijn zusje. 
Kom hier Rosa, 
je bent mijn zusje, ja, ja. 


***

Conny Hoogendoorn (1959) woont deels in Frankrijk, deels in Nederland. Ze begon in 2012 met schrijven van verhalen. De behoefte om haar gedachten op schrift te stellen was nieuw, maar bleek een blijvende. Schrijven werd haar passie.
Inmiddels verschenen tientallen bundels met een bijdrage van haar hand, wat haar bij haar collega’s de eretitel Koningin van het korte verhaal opleverde.
Ze won o.a. de Calami Literatuurprijs, de verhalenwedstrijd van Sestra én van Schrijverspunt, werd 2e in de schrijfwedstrijden van het Nederlands Dagblad, van Heel Nederland Schrijft al ook de Pennen met Mosterd dialogenwedstrijd. Ze eindige in de top 3 van de prestigieuze Spannende-verhalenwedstrijd van The Crime Compagny
Op 21 Februari 2016 debuteerde ze met TEGENWICHT, een verzameling van haar favorieten. Daarmee werd ze in hetzelfde jaar finalist van de Stimuleringsprijs 2016. Onlangs verscheen bij Ambilicious een e-boek van haar verhalenbundel. Momenteel schrijft ze zo nu en dan een kort verhaal, maar werkt ze vooral aan meerdere manuscripten. Hier vind je verhalen en meer: http://connyhoogendoorn.nl/


Shortlist november 2020

Beter laat dan nooit, hieronder volgt de shortlist voor november 2020:

Luc Vos - Op mijn bank
Anouk Slaats - Meneer de Vries 
Conny Hoogendoorn - Alles in de wind 
Sanne Roodhuyzen - Een getal biedt redding 
Martijn van Bruggen - Zorg goed voor jezelf 

Gefeliciteerd voor de shortlisters, 10 december publiceren we het winnende verhaal!

Longlist november 2020


Beste schrijver,

Hieronder vind je de longlist voor november 2020. 

Update 4 dec:  Alle verhalen zijn door de hoofdjury gelezen en beoordeeld. Doordat we op het einde van de maand zo veel verhalen hebben ontvangen, is de longlist langer geworden dan je van ons gewend bent. Mede hierdoor loopt ook de publicatie van de shortlist vertraging op. We trachten deze uiterlijk 8 december te presenteren.

Er zijn deze maand 67 verhalen binnen gekomen. Elk verhaal wordt door minimaal 2 juryleden beoordeeld. De top-verhalen worden uiteindelijk door 7 juryleden gelezen (hier zijn we nog mee bezig)

Sta je er deze keer niet op? Laat dat je absoluut niet tegen houden om door te gaan met schrijven. Bedenk dat juryleden ook maar mensen zijn en dat ieder zo zijn eigen voorkeuren en interesses heeft.

Aan iedereen die er wél op staat. Van harte gefeliciteerd! 

Dan nu de lijst:

Jaap van Vliet - Een mirakel in Speculaasga...
Luc Vos - Op mijn bank
Els Cammaerts - Later als ik klein ben
Leo Janissen - Onvervulde moederwens
Dagmar De Paepe - De vrouw in het park
Adri van Beelen - Hernieuwde vriendschap
Ema Sindelarova - Verhoor
Ben Dekkers - Vier treden
Matthijs Derksen - Als ik je dan verliezen moet
Anneke de Jong - Schimmen
Erik van der Velden - De wanhoop van de ziel
Koen Vanstappen - Tatiana
Elma van Lier - Een ommetje
Lotje Steins Bisschop - Anna & Manuel
Guido Aerts - Straffe havenverhalen
Cecile Koops - Een jongen
Stef Smulders - Pas de deux
Bram Danon - Het pronkstuk
Remco Coppejans - De kingambo's
Caroline Staelens - Het bedrog van de Heilige Maagd
Anouk Slaats - Meneer de Vries
Jane Kievit - De tsunami nachtmerrie
Conny Hoogendoorn - Alles in de wind
Sanne Roodhuyzen - Een getal biedt redding
Krista van der Hulst - Niemand mag het weten
Martijn van Bruggen - Zorg goed voor jezelf
Teunie Rijfkogel - De Sleutel
Roelof-Jan Rutten - Zondagochtend, Appelscha
Sandra Willeboordse - Feestdagen 2020

Reacties

Een reactie posten

Literaire Tijdschriften

Iets toe te voegen? Stuur je mail naar VerhaalvdMaand [at] gmail.com!