Augustus 2021



Winnaar augustus 2021

Parabel

Emiel Blom


 


Op een grijze zondagochtend kwam ik in het verlaten dorp aan. Ik zocht me een weg tussen het puin in de straten op zoek naar een plaats om de nacht door te brengen. Ik probeerde niet te hopen ook iets te eten te vinden. Sommige huizen waren afgebrand, anderen leken inderhaast achtergelaten en daarna geplunderd. Enkele honden snuffelden aan het vuilnis. Ik greep naar mijn mes, maar ze leken geen aandacht aan mij te besteden. Tussen de koude door hoorde ik een geluid. Het leek alsof er een amalgaam van klanken het dorp was komen binnen gewaaid en verdwaald geraakt was in de mistige straten. Wanneer je beter luisterde kon je in het geluid een samenhang ontwaren die alleen maar op muziek kon duiden. Toch klonk het niet zoals eender welke muziek ik hiervoor gehoord had, wat toegegeven niet erg veel was.

Ik trok door de straten op zoek naar de geheimzinnige oorsprong van deze zonderlinge muziek. Zo arriveerde ik voor een kleine, min of meer intact ogende woning. De voordeur verroerde niet. Een van de vensters hing open, het glas stukgeslagen. Zodra ik binnen was gekropen, hield de muziek op. De kamers roken muf. Hier en daar lag een vaas of meubelstuk op de grond, maar verder stond alles nog zoals de gevluchte bewoners het moeten achtergelaten hebben. Aan het einde van de gang stond een hond. Het was een zwarte bastaardhond van gemiddelde grootte. Misschien iets kleiner. Rond zijn mond had de hond enkele grijze haren wat hem een indruk van wijsheid gaf. Hij gromde. Ik zette een stap terug. Toen draaide hij zich om en verdween. Ik vond de trap en beklom die. Boven trof ik een kamer met een bed. Het was opgemaakt alsof het geen oorlog was. Ik onthield dat ik tenminste een slaapplek voor de nacht had en trok weer naar beneden, want van de muziek was er geen spoor te bekennen.

In de woonkamer stond een simpele, versleten ogende piano die op een of andere manier minder bestoft leek dan de rest van het meubilair. Maar die kon toch niet vanzelf gespeeld hebben? Was er nog iemand anders aanwezig in dit treurige dorp? Behoedzaam kroop ik naar de keuken waar ik tot mijn verbazing een hoop half afgeknauwde botten trof. Wie hier ook verbleef, leefde als een beest. Toen hoorde ik de muziek opnieuw. Ineens heel luid. Ik sloop naar de gang en gluurde in de woonkamer. Zoiets had ik nog nooit gezien. Ik zag de hond van zopas rechtop voor de piano staan. Aan zijn voorste poten had hij een soort metalen handschoenen die in drie vingers uitliepen, waarmee hij de toetsen aansloeg. Hij deed het verbluffend snel en beheerst. Zijn staart ging op en neer alsof hij er de maat mee sloeg. Ik gaapte hem aan vanuit de deuropening. De hond scheen in zijn roes geen aandacht aan mij te schenken.

Ik had het altijd moeilijk gehad om op de cadans van tromgeroffel te marcheren, maar het spel van de hond raakte me door merg en been. Er was iets van een onmenselijke schoonheid in. Hij speelde wel een half uur. Daarna deed hij zijn handschoenen uit en verdween uit het raam. Ik ging naar de piano en sloeg een toets aan. Wat ik ook probeerde, ik kon niets voortbrengen dat op muziek leek. Toen kwam de hond terug. Hij blafte. Ik dacht dat hij me uit het huis wilde maar zodra ik de piano verliet hield hij op en deed zijn handschoenen weer aan. Hij speelde heel traag drie noten achtereen. Dit herhaalde hij een tiental keer, telkens in hetzelfde ritme. Daarna ging ik achter de piano zitten en herhaalde het patroon tot ik het kon zonder naar de toetsen te kijken of over het ritme na te denken. Zo werd ik de leerling van de hond.

Ik had tijdens het oefenen niet gemerkt dat de avond was gevallen. In het schemer klauterde ik de trap op waarna ik uitgeput op het bed ging liggen. Ik had verschrikkelijke honger maar durfde het eten van de hond niet aan te raken. Luisterend naar het gerommel van mijn maag viel ik in slaap.

Ik werd vroeg wakker, rekte me uit en trok naar de keuken. Onderweg zag ik de hond in een andere kamer opgekruld in een hoek liggen. Ik nam een bot en beet het resterende vlees eraf. De hond was me gevolgd en keek me aan met zijn doffe, pupilloze ogen waarin ik geen uitdrukking kon onderscheiden. Daarna verdween de hond en trok ik tot de avond door het dorp, op zoek naar voedsel, brandhout en ander nuttig materiaal. Toen ik 's avonds pianoklanken uit het huis hoorde komen trok ik er terug heen. Nadat hij zijn stuk gespeeld had, herhaalde de hond dezelfde noten die hij me eerst getoond had en voegde er vijf aan toe.

Zo bracht ik een onbestemd aantal dagen in het huis door. Overdag speurde ik rond in het dorp. Tegen de avond trok ik naar huis voor mijn pianolessen waarna ik wat botten afkloofde en in bed ging liggen. Soms verlangde ik dat de hond bij me zou komen liggen om opgekruld aan mijn voeten in slaap te vallen. Maar dat deed hij nooit. Ik geloof dat ik mijn familie miste. Af en toe zag ik hem overdag tussen de andere honden. Hij leek op zo'n momenten allerminst bijzonder. Dat bracht me op het idee dat er onder hen nog muzikanten konden zijn. Maar nooit hoorde ik muziek van ergens buiten het huis, noch kon ik ooit een andere hond met een instrument betrappen. Bovendien waren de weinige instrumenten die ik in andere huizen vond versleten en klonken ze vals.

Ongeveer een week nadat ik in het dorp was aangekomen bezocht een man het huis. Het was een man van naar ik schat eind de veertig met grijs haar en een kloeke lichaamsbouw. Hij leek me niet erg sympathiek. Verborgen achter een kast met mijn mes in de hand hoorde ik de hond hem opgetogen groeten. De man sprak ermee als met een oude vriend. Dan hoorde ik de hond spelen zoals hij dat nog nooit gedaan had. Een traan gleed langs mijn wang. Toch durfde ik de man niet te begroeten. Na zijn vertrek lag een verse hoop botten in de keuken. Ik begreep dat dat de reden moest zijn dat het de hond niet kon schelen als ik aan zijn eten zat. Ik vond het raar dat er nooit andere honden het huis betraden. Ratten waren er af en toe wel. Na verloop van tijd begon ik die te vangen en kookte ze wanneer ik kampvuur maakte. Dan deelde ik mijn buit met de hond.

Ik herinnerde me mijn leven van vroeger nog goed maar dacht er weinig aan. Ik ging er vanuit dat mijn moeder, vader en zus nog leefden al achtte ik de kans hen ooit terug te zien zeer klein. Ik had ook een verloofde, Giselle. Een simpele boerenmeid met een groot hart, die ik eerst koelbloedig verleid had en waar ik me later uit schuldgevoel mee verloofd had. Daar in het huis voelde ik me niet meer schuldig. Ik miste haar verlegenheid. Ik zou het oprecht leuk gevonden hebben met haar te trouwen. Ik voelde me eenzaam. Vaak nam ik me voor om de man, die wekelijks kwam, aan te spreken. Even vaak zag ik van dat voornemen af.

Tot ik het op een dag wel deed. Ik was toen al maanden of zelfs jaren verder. Ik speelde inmiddels meer dan behoorlijk piano. De hond was een goede leraar, dat moet ik hem nageven. Zonder woorden te gebruiken bracht hij me alle kennis van melodie, ritmes, akkoorden, toonladders, en harmonie bij die een muzikant nodig heeft om zich tenminste middelmatig te noemen. Maar zelf voelde ik me helemaal niet middelmatig. Ik vond het ook na onbestemd veel tijd miraculeus dat ik, zoon van een timmerman en soldaat-deserteur van het zevenentwintigste garnizoen, klanken kon voorbrengen die op muziek leken. Ik ervoer soms echt een roes tijdens het spelen, waarbij ik de eenzaamheid en ellende waarin ik terechtgekomen was even vergat.

Misschien was het dus wel omdat ik me nu eindelijk iets waard voelde als muzikant dat ik het aandurfde de man aan te spreken. Ik wou tenslotte mijn leraar niet beschamen. De man leek niet verbaasd me te zien. Hij stelde zich voor als Michiel. We luisterden naar het spel van de hond. Daarna was het mijn beurt. Ondanks de zenuwen, speelde ik behoorlijk. De man wierp een hoop botten in de keuken en verzocht ons toen om hem te volgen.

Hij leidde me tot aan de kerk, haalde een grote sleutel uit en opende de deur. Ik had de kerk nooit eerder betreden. De hoge gewelven oogden groots en plechtig. Heel anders dan het vervallen dorp dat intussen mijn thuis was geworden. Tot mijn verbazing was de hele kerk piekfijn in orde. De man leidde ons naar een groot, prachtig orgel. De hond sloeg enkele toetsen aan. Ze klonken buitengewoon helder en warm. Ik wou hetzelfde doen maar dat liet mijn leraar niet toe. Toen zei de man: "Over een maand komt het leger van de keizer hierlangs. Ze zullen hier een concert bijwonen."

"Hoe is dat mogelijk!" riep ik verbaasd.
"Met die vraag hoef jij je niet bezig te houden. Je moet enkel zorgen dat je klaar staat om te spelen," antwoordde de man.
"Moet ik dan spelen?" vroeg ik.
"Jij of Pochevski hier, dat hangt er nog vanaf."
"Dus zo heet mijn leraar echt," zei ik. Toen boog ik naar de hond en noemde hem Pochevski. Bij het horen van zijn naam begon hij te kwispelen en mocht ik hem zowaar over de kop aaien.
"Waar hangt het dan vanaf?" vroeg ik terzijde aan de man.
"Normaal speelt Pochevski. Als jij wil spelen dan moet je hem ombrengen," zei de man.
"Ombrengen? Maar waarom zou ik dat doen?"
"Omdat je dan kan spelen voor de keizer obviously," rolde de man met zijn ogen.
"Dat is toch moord!" reageerde ik onthutst.
"Het is maar een hond," zei de man waarna hij zich omdraaide en gebaarde dat we hem de kerk uit moesten volgen.
"Tot over een maand!" riep hij achteloos ter afscheid.

De volgende dagen oefenden we intensiever dan ooit. Pochevski verliet het huis haast niet meer. Wanneer ik te lang van de piano wegbleef zocht hij me op en blafte me toe. De stukken die hij me voorspeelde werden nu in snel tempo moeilijker. Een keer slaagde ik er meerdere dagen niet in om een bepaalde melodie na te spelen waarna hij plots tijdens het oefenen in mijn rechter enkel beet. Niet hard genoeg om me echt pijn te doen, maar voldoende om me duidelijk te maken dat het hem menens was. Vanaf dan oefende ik zo vaak ik kon, wat heel vaak was want ik had niets anders te doen dan piano oefenen, ratten vangen en botten knauwen.

Zelfs met zijn handschoenen aan kon Pochevski slechts drie toetsen per hand tegelijk aanslaan, en dan nog op een vaste afstand van elkaar. Voor die handicap compenseerde hij door met een werkelijk onvoorstelbare snelheid zijn poten op en neer te bewegen om de toetsen aan te slaan. Op zeldzame momenten verliet hij het huis om wat in het rond te snuffelen tussen de andere honden of vond ik hem in het salon boven. Daar bengelde een oubollig portret van de keizerin aan de muur. Ik zag hem dan altijd voor het portret zitten waarnaar hij tot diep in de nacht dromerig kon staren. De eerste keer dat ik hem zo zag wou ik het portret terug recht hangen maar zodra ik er mijn hand naar uitstak gromde hij zo dreigend dat ik me onmiddellijk terugtrok en zelfs even het huis verliet.

De hele maand door probeer ik mezelf te overtuigen om Pochevski te doden. Ik had me er bij neergelegd de rest van mijn dagen op de vlucht te moeten slijten, maar misschien kon ik door indruk te maken bij de keizer wel terugkeren naar huis, Giselle trouwen en een normaal leven leiden. Zo'n kans zou maar een keer voorkomen. Het alternatief was verder zwerven tot ik zou omkomen van de honger of doodvriezen. Ik mocht Pochevski intussen en was hem ook erg dankbaar, maar na wat ik meegemaakt had, zou het echt niet op een hond meer of minder komen. Michiel, die toch zo goed overeenkwam met Pochevski, dacht er net zo over. Hij moet toch gewild hebben dat ik het deed, anders was hij er nooit over begonnen. Misschien was het zelfs de keizer zelf, die het zo wilde. En zelfs Pochevski moet het toch ook ergens aanvaard hebben, waarom deed hij anders zo zijn best om me klaar te stomen?

De avond voor het concert wachtte ik met getrokken mes tot Pochevski thuis kwam voor de pianoles. Toen hij arriveerde en me daar zo zag, bleef hij stilstaan in de deuropening. Ik denk niet dat hij wist wat ik van plan was; maar hij leek wel door te hebben dat er iets dreigende was. Anders was hij gewoon binnengekomen om plaats te nemen achter de piano. Een hevige windvlaag trok door het huis. Een venster sloeg dicht. Ik keek in Pochevski's doffe, uitdrukkingsloze ogen. Hij leek me te willen zeggen dat het goed was zo.

Ik zocht die avond lang naar een mooie steen om op zijn graf te leggen want dat was ik hem wel verontschuldigd, ook al was hij maar een hond. Ik besloot mijn concert voor de keizer aan hem op te dragen. Natuurlijk zou ik dat niet verkondigen aan de keizer en zijn gevolg, maar diep vanbinnen zou ik zijn beeld dicht tegen me aanhouden tijdens het spelen.

Een maand later verscheen Michiel naast een met fluweel en goud bedekte man die wel de keizer moest zijn. Achter de keizer strekte zich zijn leger uit zover als ik kon zien. Michiel hield me Pochevski’s handvaten voor, maar ik gebaarde dat dat niet nodig was. Hij knikte begripvol en leidde ons naar de kerk. Ik mocht na de keizer en Michiel als eerste de kerk betreden.

De kerk vulde zich met sierlijk uitgedoste soldaten. De lageren in rang verzamelden zich rond de deur die wagenwijd open bleef. Er waren zoveel soldaten dat de massa zich over het hele dorp moet uitgestrekt hebben, maar dat kon ik vanachter het orgel niet zien. De keizer stond recht. Hij trok zijn zwaard uit de schede en hield het recht voor zich uit. Toen zwaaide hij af en ik begreep dat dat het teken was om te beginnen.

Ik speelde alsof mijn leven ervan afhing. De muziek weergalmde door de hoge gewelven terwijl buiten de regen kletterde tegen kerk, huizen en soldaten. Ik ging zo in mijn spel dat ik vergat waar ik was en wie ik was. Tot ik, ergens middenin het stuk, mezelf weer gewaard werd. Ik voelde mijn huid verstarren en verharden terwijl de haren op mijn lichaam razend snel begonnen groeien. Tot mijn ontzetting zag ik mijn vingers samentrekken tot klauwen. Ik rook ineens het parfum van de keizer en het zweet van de honderden soldaten in de kerk. Ook hoorde ik de muziek die ik toch zelf speelde oorverdovend luid. Ik slaagde er niet meer in om de juiste toetsen aan te slaan. Ik wou om hulp roepen maar er kwam enkel nog een woest, grommend geluid uit mijn bek.

Onmiddellijk daarna stapte de keizer op en met hem alle soldaten. Hij zei luid en duidelijk, zodat het voor iedereen hoorbaar was: “Un autre qui joue comme un chien.” Twee soldaten grepen me vast. Ze droegen me tot aan de deur en smeten me toen uit de kerk. In geen tijd hadden ook alle andere soldaten de kerk verlaten. Hier en daar kreeg ik een stamp van een passerende soldaat. In vol ornaat marcheerde het leger het dorp uit. Alsof ze zelfs voor de weergoden ongenaakbaar waren, alsof het zo moest zijn dat het net zij waren die de oorlog veroorzaakten, aan wie diezelfde oorlog het minst zichtbaar was. Ook van Michiel was geen spoor meer te bekennen. Toch moet hij nog even bij me geweest zijn, want toen ik achteraf recht krabbelde merkte ik dat Pochevski’s oude handschoenen naast me in de goot lagen. Ik dacht eraan om ook het dorp te verlaten, maar ik wist niet waar naartoe.


Emiel Blom (1990) heeft filosofie gestudeerd aan de Ugent en werkt momenteel als kantoorbediende. In zijn vrije tijd geeft hij schermles en schrijft hij teksten en verhalen.

***

8 augustus 2021

Beste schrijvers, hieronder presenteren we de shortlist van augustus 2021. Het bijzondere deze maand is dat het stuk voor stuk schrijvers zijn die nog nooit eerder op de shortlist gestaan hebben. Sommigen stonden wel eerder op de longlist. Gefeliciteerd allemaal!

Aan iedereen die deze maand heeft meegedaan: heel erg bedankt voor het insturen van je verhaal. Ik en de jury kijken uit naar je volgende inzending. Blijf vooral in jezelf geloven en stuur ons je mooiste werk.

Op 10 augustus presenteren we de winnaar. Tot dan!

Hartelijke groet,

Maarten van Verhaal van de Maand


Shortlist augustus 2021

Op volgorde van binnenkomst


Jeroen Corduwener - Noordstation
Liesbeth Stalmeier - Geschenk van God
Ralph Dassen - Pieter Konijn
Dennis van den Berg - De jongen in de keuken
Emiel Blom - Parabel


***


4 augustus 2021

Beste schrijvers, hieronder presenteren we de longlist van augustus 2021. 

Zoals gezegd hebben we deze maand 46 verhalen ontvangen die we lezen met in totaal 11 juryleden. Vanwege het vrij lage aantal inzendingen is de longlist ook wat korter dan jullie van ons gewend zijn: 15 verhalen om precies te zien. 

Sta je er deze keer niet op? Laat dat je niet tegenhouden om door te gaan met schrijven. Bedenk dat geen enkele schrijver onfeilbaar is. We zien regelmatig dat VvdM-winnaars maandenlang de longlist niet halen en dan opeens weer met een prachtig verhaal aan komen zetten. Geef nooit op!

Sta je er wel op? Van harte gefeliciteerd! Dat betekent dat in ieder geval een deel van de jury je verhaal een hoge waardering heeft gegeven. (Onze juryleden zijn het nooit met elkaar eens, dus geen enkel verhaal wordt ooit unaniem de hemel in geprezen)

Op 8 augustus presenteren we de shortlist, tot dan!

Groetjes,

Maarten van Verhaal van de Maand




Longlist augustus 2021

Op volgorde van binnenkomst

Henk Tromp - Kermis
Jeroen Corduwener - Noordstation
Danique van der Rijt- de Ridder - Mevrouw Zuurstok en het geheim van 1996
Liesbeth Stalmeier - Geschenk van God
Cecile Koops - In reservetijd
Martijn van Bruggen - De scherven
Luc Vos - De Sherpa Steps
Hanneke de Hoog - Geborgen
Ralph Dassen - Pieter Konijn
Rinske Tolsma - Het kruis
Mourad Baaiz - Spoken bloeden toch
Caroline Staelens - Miklagard
Dennis van den Berg - De jongen in de keuken
Emiel Blom - Parabel
Martin Mudde - Trein


***

1 augustus 2021

Beste schrijvers,

de juryleden zijn druk bezig jullie verhalen te lezen.

Het lijkt een beetje komkommertijd te zijn, want we hebben deze maand slechts 46 inzendingen mogen ontvangen. Toch zitten er zeker een stel wonderschone pareltjes tussen en we denken dat we wel een winnaar kunnen aanwijzen :)

De longlist begint zich langzaam af te tekenen in het beoordelings-overzicht. We wachten nog even op de laatste cijfers. 

We presenteren de longlist op 4 augustus.

Tot dan!

Maarten van Verhaal van de Maand

Reacties

Literaire Tijdschriften

Iets toe te voegen? Stuur je mail naar VerhaalvdMaand [at] gmail.com!