Winnaar maart 2022
DE SMAAK VAN SNEEUW
Philippe Noens
Mijn naam is Mendel Cohen en ik wandel. Dat is toch wat ik de afgelopen zeventig jaar heb gedaan. Wandelen.
De etymologie van het woord ‘wandeling’ is veelzeggend. Het komt van het Duitse ‘Verwandlung’ wat zoveel betekent als veranderen, wenden. Wandelen is zich verliezen, blootstellen aan wat er zich aandient. Aan wat er aan de horizon verschijnt.
Op dit moment is dat een man. De kerel snelt naar me toe, zwaaiend met zijn armen.
Wandelen is jezelf vinden, jezelf opnieuw uitvinden. Het gaat over ontdekken. Zich overgeven. Met elke stap een stukje dichter komen tot wie je bent, wie je wilt zijn.
Mensen laten zich vaak leiden door uitgestippelde routes en bewegwijzerde paden. Dat is weliswaar gezond maar geen wandeling – eerder het afleggen van een parcours.
De kerel wordt steeds groter. In mijn broek zet ik het mobieltje af. Je kan niet voorzichtig genoeg zijn. Hij roept iets. Land?
Een echte wandeling is vrijheid. Een oceaan van mogelijkheden. Bij elk kruispunt opnieuw die beslissing. Het wegeltje links, het bruggetje rechts. Rondzwerven. Enkel zo kom je op de juiste plekken. Enkel zo kom je op jouw bestemming aan.
Ik versta de man niet goed, maar steek moedwillig een arm de lucht in. Speel het spel netjes mee. De man begrijpt mijn gebaar, versnelt, struikelt bijna maar herstelt zich. Ik hoor hoe zijn schoenen krakend neerkomen in de dikke sneeuw. Hij laat een spoor achter van waar hij was tot waar hij wil zijn. Ik sla zijn afgelegde weg op, voor straks. Ook ik laat sporen achter, maar dat geeft niet. Straks begint het terug te sneeuwen en vaagt de wereld het zwerven schoon.
De filosoof Walter Benjamin had het genoegen makkelijk te verdwalen, ook in zijn eigen stad. Ik ken dat gevoel niet of nauwelijks. Ik laat me weliswaar leiden door het toeval – ik laat me makkelijk betoveren door het lot, geloof daar sterk in, wordt voor dat geloof beloond – maar een zwerver is geen dwaler. Een wandeling geen verdwaaling.
Het is dan wel geen parcours dat ik afleg, er zit wel degelijk een lijn in. Het lot is niet langer iets dat ons overkomt, het is iets kneedbaars, maakbaars, eindelijk binnen mijn bereik.
De man is nogal oud, lijkt met zijn kale hoofd ongeveer mijn leeftijd te hebben, het rennen heeft hem uitgeput. Wanneer hij bij me is, snakt hij voorovergebogen naar adem. Hij hoest en spuwt een geelgroene fluim op de grond. Ik ondersteun hem, geef de man de tijd om op verhaal te komen.
‘Wat is er?’, vraag ik na een tijdje. Ik doe alsof ik hem niet ken. ‘Heb je hulp nodig?’
Soms wandel ik in mijn dromen. Dan zwerf ik over kapotte akkers, drassige weilanden, gebieden die aan elkaar hangen van de mist en de smog. Dan droom ik dat ik voorbij de modderpoel wandel, recht het hek door.
De kerel schudt kort van ja en wijst met een vinger naar iets dat achter me gebeurt.
‘Zie je dat?’, vraagt hij met blaffende stem. Zijn borst gaat tekeer als een blaasbalg.
Ik draai me om. De landweg die ik niet heb genomen – ik gebruik liever een wirwar van paden en weggetjes – kronkelt naar boven en gaat over in een bospad. Bomen belemmeren het zicht, maar in de verte kan men zwartgrijze rook waarnemen.
‘Wat is dat?’, vraag ik aan niemand in het bijzonder. ‘Brand?’ Een stomme vraag, besef ik.
‘De boerderij’, verklaart de kerel. Zijn adem verdampt in de koude lucht. Hij knijpt in mijn schouder. ‘Heb je een mobieltje? De batterij van mijn telefoon is leeg. We moeten de brandweer opbellen.’
De soort wandeling die ik onderneem vereist een gevoel van overgave. Van veiligheid ook. Een subtiel evenwicht tussen loslaten en de spanning je ergens te wagen waar je mogelijk gevaar loopt.
Wandelen is een daad van verzet. Het is ontsnappen uit wat Max Weber onze ‘kooi van rationaliteit’ noemde. Onze controledrang. Het tijdschema dat we onszelf opleggen. Het leven dat we leiden, maar eigenlijk ons leidt.
Altijd willen weten wat de volgende stap is. Nooit stilstaan en aan de rozen ruiken. Nooit genieten van jouw ontsnapping.
Wandelen is jezelf toelaten te dromen over het hek waar de jongen vroeg of je hulp nodig had, maar het je niet gaf. In plaats van brood smeet hij met stenen. In plaats van hoop duwde hij je dieper de wanhoop in. Zoals zijn vader het hem had geleerd.
Je droomt, je vergeet niet. Je wandelt, je vergeeft niet. Net zoals het weer, kan het lot altijd keren. Net zoals het sneeuw naar beneden dwarrelt het toeval naar boven. Als alles mee zit, wordt de wereld één grote zwerftocht en komen we elkaar onherroepelijk tegen.
Ik voel in mijn zakken en haal de gsm boven. De man bekijkt het toestel niet eens, grijpt het haastig uit mijn handen en drukt de drie nummers van de hulpdiensten in.
‘Verdomme jouw mobieltje staat af, vriend! Wat is jouw pincode?’
We wandelen vaak in groep, met vrienden en familie omdat dat gezellig is. Zo wandelde ik met vader rond het compound. Walter Benjamin. Max Weber. Friedrich Nietzsche. Ik ken ze via vader. Hij kon vurig vertellen over John Muir. De vergeten John Muir.
Muir die veel paden voor de eerste keer bewandelde, die trok door woeste landschappen, die zich waagde op ijsvlakten en gletsjers. Wandelen voor gevorderden. Vergeleken met hem leg ik maar een getemde versie af. Bovendien was het niet zozeer de man zijn heroïsche tochten waarover vader sprak, het waren zijn gedetailleerde reisverslagen. Fantastische teksten over Muir zijn ontmoetingen met de natuur. Het murmelen van kreken een beekjes, hoe de natuur hem constant van alles vertelde.
‘Ooit’, zei vader me, ‘ging Muir tijdens een woeste storm in het hoogste puntje van een spar zitten. Hij beschreef het geluid van de wiegende en kreukende bomen als een symfonische ervaring.’
‘Daarom’, besloot hij, ‘is het echte wandelen een oefening in eenzaamheid. Je moet het huilen van de wind horen om hem te begrijpen. Je moet de sneeuw op jouw lippen proeven om te voelen dat je leeft.’
Het was het laatste wat vader tegen me zei. Het proeven van de sneeuw, op onze laatste wandeling. Daarna weerklonk er een schot, en bleef ik achter met de jongen die mijn vriend niet wou zijn. Die liever met stenen dan met woorden sprak.
Vader had gelijk. De oude Grieken noemden niet voor niets onze geest ‘pneuma’, naar ‘wind’ of ‘lucht in beweging’. Onze geest waait, het is de kernzwerver. Onze geest is al één met het landschap rondom ons, we moeten hem alleen maar volgen. Hem vertrouwen.
Ik denk na. Zou ik deze man de code toevertrouwen? Zoiets is toch niet vanzelfsprekend. Aan alles schuilt een risico. Maar wat dan met onze waaiende geest? De kerel wordt ongeduldig. Hij kijkt me verwijtend aan.
‘Haast je’, moppert hij, ‘daar woont een méns.’
Dat woord, mens, en dan vooral de wijze waarop hij het uitspreekt, met die verdoken -ch achteraan, doet me iets. Het is zo ongepast. Zo beledigend ook.
‘Goed dan. Je moet 8 7 9 1 indrukken.’
De man zijn handen zijn te verkleumd, of hij is te onhandig of te paniekerig om de code in te voeren.
Ik neem de gsm van hem over. ‘Laat mij maar even.’
Terwijl de telefoon opstart, kijkt de man achter me en fluistert: ‘Oh, God.’ Ik volg zijn blik en we zien hoe de rookpluim groter en breder is geworden. We kunnen nu ook vaagweg een brandlucht ruiken. Een zware, plakkerige geur die de sneeuw en de wind tot ons hebben gebracht.
Voor wie er zich aan overgeeft, verlost het intuïtieve wandelen, maakt het vrij van woorden en grenzen. Net dan ontstaan er ingevingen. Borrelen er dingen op, gebeurt er iets. Niet toevallig heeft Friedrich Nietzsche ooit gezegd: ‘Mijn voet is schrijflustig.’ Wandelen is denken. Wandelen is weten, of vragen.
‘Weet je misschien wie daar woont?’, vraag ik onnodig terwijl ik hem de gsm teruggeef. Geen antwoord. Het zal de paniek wel zijn. Ik knip met mijn vingers voor zijn ogen en herhaal mijn vraag.
‘Ja, natuurlijk weet ik dat’, antwoordt de man half verstrooid, zijn blik gefocust op het schermpje dat oplicht van geel naar blauw. Hij drukt het nummer van de nooddiensten in en houdt het toestel meteen tegen zijn oor.
‘Kom op, kom op,’ herhaalt hij ongeduldig.
Ik deed mijn voordeel met de grote denkers die vader me aanreikte. Ik las ze, ik bestudeerde ze. Tot ik begreep dat vader me niks wou leren, hij wou me voorbereiden. Door hun boeken, via hun gedachten, werd hij mijn raadgever.
Wandelen is adviseren, wandelen is louterend, het achterlaten van ballast en terugplooien op het ritme van binnenuit. Al wandelend vond ik de sereniteit en balans die nodig was om te doen wat ik moest doen. Al wandelend werd ik sterker. Al wandelend stootte ik op een goed bewaard geheim.
Terwijl de man paniekerig een gesprek aangaat met de hulpverlener aan de andere kant van de lijn, schreeuwend om boven de wind en de storingen van de sneeuw uit te komen, kijk ik nogmaals naar het bospad. Het pad dat ik niet nam, maar wel zijdelings volgde. Zo kom je uit bij een mooie ouderwetse boerderij. De boerderij die ik toevallig vond op één van mijn zwerftochten. En waar ik dag na dag, week na week, terugkwam. Kijkend. Luisterend. Begrijpend. Wetend.
De boer houdt weinig dieren, enkel wat kippen en een hond. De stallen zijn verlaten. De moestuin kapot. Hij wil vooral met rust gelaten worden. Alleen met zijn gedachten.
‘Haast jullie!’
Alleen met zijn schuld.
‘Mijn vader …’
Hij dacht wellicht de dans te zijn ontsprongen.
‘ … is oud.’
Hij hoopte wellicht uit te doven als een kaars.
‘Hij heeft cataract …’
Hij had wellicht nooit verwacht dat iemand als ik door het hek van zijn erf wandelde.
‘ … en is slecht te been.’
Van het ene hek naar het andere hek, met zeventig jaar daartussen. Op het eerste hek stond er dat arbeid ons vrij kon maken. Op dit hek stond er alleen maar een naam. Hauser. De titel van kampcommandant was ergens in die zeven decennia verloren gegaan.
Ik had de bebloede kop van zijn hond voor me uit geworpen. Hij rolde over de sneeuw en bleef als een sneeuwbal uit de hel voor zijn voeten rusten.
De man beëindigt het gesprek. Hij wil de gsm teruggeven maar zijn ogen vallen op het beeldscherm en zijn arm blijft halverwege in de lucht hangen. Het schermpje is opgevrolijkt door een foto van ‘boer’ Hauser, zijn zoon, zijn kleinkinderen en achterkleinkinderen. Een familiefoto, nog niet zo lang geleden genomen.
Hauser snelde naar binnen, naar het geweer dat boven de schoorsteenmantel hing, maar zijn ouderdom en zijn cataract speelde hem parten. Het ging zo makkelijk. Nog voor de commandant het goed en wel besefte was ik hem voorbij gesneld en had ik het wapen in mijn handen. Het geweer dat hij had gebruikt tijdens onze laatste wandeling. De kogel door het hoofd van vader verscheen uit deze loop.
‘Hoe …’ stamelt de man. Verder geraakt hij niet. Ik haal het vleesmes uit mijn jas en snijd in één vloeiende beweging zijn keel door. De man kijkt me verbaasd aan en valt voorover. Ik vang hem op en leg hem op zijn rug. Terwijl het leven uit hem wegvloeit, fluister ik in zijn oor wie ik ben. Dat we elkaar al lang kennen. Uit een vorig leven, waar ik binnen en hij buiten een hek stond. Toen ik hem brood vroeg en stenen kreeg.
‘Ik wandel’, leg ik uit, ‘en onderwerp me aan de weg die ik moet afleggen. Alle wegen, alle dalen en bergen en zeeën en rivieren hebben me tot hier gebracht. Alle kronkels bleken een rechte lijn. Ik weet nu eindelijk wat me te doen staat. Ik mag niet langer verdwalen. Ik moet alle mogelijkheden die zich onderweg aanbieden benutten.’
De man rochelt. Zijn ogen draaien weg. Ik smijt de gsm op zijn nat bovenlichaam.
‘Ik wist toen niet goed waarom ik de gsm meenam. Waarom ik het zo belangrijk vond om de pin code ervan te weten. Uiteraard, de leeftijden van jouw ouders. Jouw moeder die enkele jaren geleden is heengegaan. Jouw vader die al veel te lang leeft. Die mijn bezoek verdiende.’
De man stuiptrekt, maakt rode engelenvleugels in de sneeuw. Ik vraag me af of hij de sneeuw op zijn lippen proeft.
‘Commandant Hauser schreeuwde me de code toe nadat ik zijn been afschoot. Daarna nam ik dit mes uit de keuken, sloot hem op en stak het vuur aan. Of hij bloedde dood, of hij verdween in de vlammenzee.’
De man wil niet naar me luisteren. Hij huilt zonder geluid, schokschoudert, probeert iets uit zijn broekzak te vissen. Ik haal zijn hand weg en vind, naast zijn telefoon met de lege batterij, een foto van zijn kinderen en kleinkinderen. Dezelfde foto die op de gsm van zijn vader staat.
‘Ik vermoed,’ kondig ik droogjes aan terwijl ik in de verte staar, ‘dat je niet veraf woont.’
Ik maak het vleesmes schoon aan zijn broek.
‘Misschien wacht er thuis iemand op jou. Jouw vrouw. Jouw kinderen. Jouw kleinkinderen. Misschien ook niet. Dan is dat maar zo.’
Ik kijk naar het mes in mijn handen. Neervallende sneeuwvlokjes blijven eraan kleven.
‘Het lot heeft beslist. Dit is sowieso mijn laatste wandeling.’
Ik sta terug recht en proef de sneeuw op mijn lippen.
‘Dan ga ik maar weer eens. Op weg naar de rest van de familie Hauser.’
Mijn naam is Mendel Cohen en ik wandel. Dat is wat ik de afgelopen zeventig jaar heb gedaan. Wandelen.
Philippe Noens (1985) woont in Vlaanderen en werkt in Brussel. Hij is redactiesecretaris van een wetenschappelijk vaktijdschrift, en publiceert soms een opiniestukje in Vlaamse kwaliteitskranten (De Standaard, De Morgen, Het Nieuwsblad) en weekbladen (Humo, Knack). Sinds kort verbrandt hij zijn vingers aan fictie.
***
8 maart 2022
Beste schrijvers, hieronder vinden jullie de shortlist van maart 2022. Er staan twee bekende namen op: schrijvers die al meerdere malen op de shortlist figureerden, en drie minder bekende.
Ondertussen zijn er enkele jury-bio's geplaatst op onze Wie-is-Wie pagina,
je vindt ze hier.
Sta je deze keer niet op de shortlist? Laat dat je absoluut niet tegenhouden om door te gaan met schrijven. Blijf in jezelf geloven en stuur ons deze maand gewoon je beste verhaal. Wie weet lukt het dan wel!
Sta je er wel op? Gefeliciteerd! Nu wordt het echt spannend... Op 10 maart publiceren we het winnende verhaal. Tot dan!
Hartelijke groet,
-- Maarten van Verhaal van de Maand
Shortlist maart 2022
Op volgorde van binnenkomst
Michel Bel - Overopa
Philippe Noens - De smaak van sneeuw
Mikel van Benthem - Rozen
Anniek van der Weijden - Please could you stay
Piet Post - Kinderwens
****
6 maart 2022
Beste schrijvers,
hieronder presenteren we de longlist van maart 2022.
Omdat uit onze enquête van vorige maand de roep klonk om meer transparantie, beginnen we daar vanaf vandaag mee. Bovenaan onze website vinden jullie twee kopjes: Wie-Is-Wie en Werkwijze. Jullie kunnen daar nu al lezen
wie Maarten eigenlijk is. Heel snel volgen ook de juryleden en zodra we er tijd voor vinden, doen we ook onze werkwijze uit de doeken.
De rest van de uitslagen van de enquête vind je onderaan deze pagina.
Zoals gezegd ontvingen we de afgelopen maand 70 verhalen die we gelezen hebben met tien juryleden en twee longlist-lezers.
Sta je deze keer niet op de longlist? Laat dat je absoluut niet tegenhouden om door te gaan met schrijven. Bedenk dat onze juryleden ook maar mensen zijn. Misschien slaan we de plank mis? Misschien zien we gewoon niet waarom jij zo goed bent? Ga alsjeblieft door en blijf in jezelf geloven.
Sta je er wel op? Gefeliciteerd! Dat betekent dat in ieder geval een deel van de juryleden jouw verhaal kon waarderen en met smaak gelezen heeft.
Over twee dagen, op 8 maart, publiceren we de shortlist.
Tot dan!
Namens de jury,
-- Maarten van Verhaal van de Maand
Longlist maart 2022
Op volgorde van binnenkomst
Michel Bel - Overopa
Danique van der Rijt-de Ridder - De promovendus
Philippe Noens - De smaak van sneeuw
Mikel van Benthem - Rozen
Zora Kornmann - Ochtend
Veerle Bueds - Kerst 2017
Tjade Witmaar - Tweelingzussen
Martijn van Bruggen - Ook dat is liefde
Christian Deterink - Slush pile
Johnny Bollé - De zin van mijn leven
Annette E. Baylé - Leidse liefde
Jules Hoenderop - Gelukkig ongeluk
Eveline Coppin - Zicht op leven
Thibaut Coenegracht - Nekschot
Ludo Videt - Tussen het luiden van de klok
Arthur de Zutter - Faroek de tovenaar
Anniek van der Weijden - Please could you stay
Just Pallandt - Mensenlinq.nl
Stans Lutz - Blik
Emma Doodeman - Mozes
Piet Post - Kinderwens
Samuel Derous - Wie dood is, moet dood blijven
***
1 maart 2022
Beste schrijvers,
de deadline voor maart 2022 is verstreken en de juryleden zijn op dit moment de laatste verhalen aan het lezen. We hebben deze maand exact 70 inzendingen ontvangen die we beoordelen met 10 juryleden en 2 longlist-lezers. We proberen de longlist op 6 maart te publiceren.
Terwijl jullie wachten op de longlist, wil ik jullie uitnodigen om de resultaten van de enquête te lezen die wij vorige maand hebben gehouden. Je kunt deze hieronder vinden.
Uitslagen Februari-enquête
Er hebben 60 mensen aan onze enquête meegedaan.
Beoordeling
Gemiddeld geven jullie VvdM een 8.05 ! Daar zijn we ontzettend blij mee en trots op.
Verhaallengte
12% van de respondenten wil liever een verhaallengte van 2000 woorden. 34% wil dat het verhaal nooit langer is dan 3000 woorden en 31% vindt dat er nooit een grens moet ingesteld worden.
Ik wil daarop zeggen dat de grens van 3000 woorden in beginsel is opgesteld om ons als organisatie te beschermen. De gedachte was dat we ongeveer zoveel konden lezen in een maand. We willen deze grens graag flexibel houden omdat we vinden dat kwaliteit boven alles gaat. Het moet meer gezien worden als een richtlijn, een richtlijn van wat wij kunnen. Te lange verhalen worden simpelweg niet volledig gelezen, tenzij we ze ongelooflijk goed vinden.
Één winnaar of meer?
8% van de respondenten vindt dat er nooit meer dan één winnaar gepubliceerd moet worden. 63% vindt dat meer winnaars moet kunnen als ze gelijke scores hebben. 47% geeft aan XVVDM leuk te vinden. Van 8% hoeft XVVDM niet.
Het luisterverhaal
45% wil dat we doorgaan met het luisterverhaal. Van 17% hoeft het niet. 17% maakt het niet uit en 9% vindt het wel aardig.
Website
82% van de respondenten geeft aan dat de simpele blogspot meer dan genoeg is. Daar gaan we dus geen woorden meer aan vuilmaken :)
De jury
42% wil dat de jury anoniem blijft. 25% wil dat de jury anoniem blijft voor de buitenwereld maar wel onderling overlegt. 19% vindt dat de juryleden op de website vermeld moeten worden.
Kritiek
Dan nu de puntjes van kritiek. Ondanks dat jullie ons blijkbaar een dikke voldoende geven, zijn er natuurlijk altijd mensen die wat bij te dragen hebben. Die geven we hieronder een plaats.
#1
De website ziet er sterk verouderd uit en doet de geplaatste verhalen echt tekort. Een simpele site is geen probleem, maar de teksten moeten er wel aantrekkelijk uit zien (net als in een boek). Goed kijken naar de fontkeuze, regelafstand etc maakt al veel verschil.Maarten: Tsja, hier zijn we blijkbaar niet zo goed in. Punt genoteerd.
#2
Soms lijkt het wel wat op vriendjespolitiek. Sta ook open voor andere verhalen. Het hoeft niet altijd een verhaal te zijn met spanning in de eerste alinea.
Maarten: Wij zijn ervan overtuigd dat VvdM niet doet aan nepotisme. Dat is juist de reden dat de jury anoniem is en dat de juryleden geen auteursinformatie ontvangen. De juryleden kennen elkaar ook niet. We doen juist ons uiterste best om zo onbevooroordeeld mogelijk te zijn. Het enige bewijs dat we daarvoor hebben, is onze grote verscheidenheid aan winnaars die wij onmogelijk allemaal persoonlijk kunnen kennen. Bovendien is nog nooit iemand erin geslaagd om 3 maal onze wedstrijd te winnen.
Natuurlijk is het altijd mogelijk dat er juryleden vals spelen. Dat is niet te voorkomen. Maar de juryleden kennen elkaar niet en kunnen ook niet overleggen. Als één jurylid vals speelt, is dat niet voldoende om de wedstrijd te beïnvloeden.
Wat betreft de spanning: sorry, we houden niet van saaie verhalen. Niemand houdt van saaie verhalen. Spanning is het hoofdingrediënt van een verhaal, dit dien je als schrijver te beseffen. Anders richt je zelf maar De Grote Saaie Verhalen-Wedstrijd op. Hoeveel lezers denk je dat je krijgt?
PS: Spanning is niet hetzelfde als thriller of horror. Wat verhaalspanning is, kun je lezen in onze tips.
#3
Woordenaantal maakt op zich niet uit, maar verbreek NOOIT je eigen regels daarover tijdens de wedtrijd! Dat komt als zeer onprofessioneel en onbetrouwbaar over. Stel, ik had een supergoed verhaal, maar heb dat ingekort om het binnen de 3000 woorden te houden zodat het mee kon dingen. Daardoor is het wel wat minder sterk geworden. En vervolgens wint een ander verhaal dat totaal niet aan de voorwaarden voldoet (te lang)! Totaal ondoorzichtig en oneerlijk. Aan zo'n wedstrijd zou ik nooit, nooit, nooit meer meedoen.
Als allerbelangrijkste: zorg dat je transparant en betrouwbaar bent als wedstrijdorganisatie. Jullie voorbeeld van een verhaal laten winnen dat overduidelijk niet aan de wedstrijdvoorwaarden voldoet, is echt een ABSOLUTE no-go. Ook vind ik het een drempel dat de juryleden onbekend blijven. Het maakt namelijk dat ik niet kan inschatten hoe "serieus" deze wedstrijd is. Een jury met (bijvoorbeeld) Thomas Verbogt in de jury heeft veel meer aanzien dan een jury die uit ??? bestaat. Aan de eerste zou ik graag meedoen, aan de tweede niet. Dan bewaar ik mijn tijd en energie liever voor een wedstrijd die serieuzer lijkt.
Maarten: Ik wil hier het volgende over zeggen: Pas nooit, nooit, NOOIT je verhaal aan aan welke regel dan ook. Als schrijver ben je een creatieve kracht met als bestaansrecht het doorbreken van regels. Stuur ons alsjeblieft je supergoede verhaal zo lang als het is. Daarvoor zitten wij hier.
De regels zijn door ons slechts opgesteld om het voor onszelf werkbaar en behapbaar te houden. Bovendien staat heel duidelijk in de regels dat je best een langer verhaal mag insturen.
Het enige bewijs van de "serieusheid" van onze wedstrijd is de kwaliteit van de winnende verhalen. Ander bewijs hebben we niet, maar ik denk dat deze voor zichzelf spreekt.
Wij doen niet aan
name-calling om onze status op te krikken. Het enige waar wij onze status aan verlenen is onze kwaliteit en de continuïteit van onze service.
#4
Op zich prima dat je wat flexibel met zo’n maximum omgaat, maar dit gaat wel wat te ver, in mijn ogen. Ik zou zeggen dat je uitgaat van 1000 tot 3000 woorden ofzo, maar dat in ieder geval een grens van 1000 en 4000 wordt aangehouden. Lijkt me ook voor jullie zelf wel zo prettig.
Prima hoe dit gaat, wel zou het goed zijn als je nog iets transparanter was over de werkwijze van de jury. Heeft de hele jury de shortlist gelezen etc. Voor jullie zelf zou ik één maand per jaar overslaan (juli bijv.) dan houd je het denk ik makkelijker vol. Misschien leuk om ook aan te geven wie 2 en 3 zijn geworden. Maakt meer mensen bij, dan hoef je niet die verhalen te publiceren. Verder ontzettend goed initiatief, blijf doorgaan. Ik heb het nu erg druk, maar ik kan me voorstellen dat ik over twee/drie jaar graag een bijdrage wil leveren. Nou ja, als daar behoefte aan is.
Maarten: ik ga persoonlijk kijken of ik de werkwijze van de jury wat transparanter kan maken. Er valt daar namelijk veel over te zeggen en we hebben nu een vrij strakke werkwijze waar we erg tevreden over zijn. Ik denk dat het voor schrijvers ook erg interessant kan zijn om te lezen hoe we werken, want we hebben een vrij uniek concept.
#5
Het scheelt als schrijver zoveel of je iets in 600, 1500, 3000 of meer dan 7500 woorden mag vertellen ... ik denk dat als je daar geen keuze in maakt (behalve 'we gaan voor kwaliteit') dat je jezelf in de vingers snijdt en uiteindelijk minder populair wordt. Ik zou een keuze maken en handhaven. Langer verhaal? Andere wedstrijd. Hoe goed ik het verhaal ook vond!
Ik zou de achtergrond van de juryleden willen weten, op z'n minst van Maarten, de hoofdredacteur. De namen maken me niks uit. Als jullie het houden zoals het is begrijp ik dat goed, maar het zou voor mij vrij snel reden zijn om te stoppen met insturen. Het maakt me niet uit of het enthousiaste veellezers of literatuurkenners zijn, maar ik wil het wél weten. De kwaliteit van een jury bepaalt de waarde van hun oordeel- altijd en overal.Maarten: zoals gezegd, van ons maakt het niet uit in hoeveel woorden je iets vertelt. We vinden dat je je eigen regels moet opstellen.
Wat betreft transparantie: ik ga kijken of we wat opener kunnen zijn. De jury-samenstelling wijzigt echter regelmatig. Wel denk ik dat je ervan uit kunt gaan dat we voor het merendeel mede-schrijvers zijn met verschillende niveaus. Maarten houdt de juryleden in de gaten en probeert het niveau zo hoog mogelijk te krijgen. Daarom hanteren we voor nieuwe juryleden een proefmaand. Aspirant-juryleden die belabberd geschreven verhalen een hoog cijfer geven, of een goed geschreven verhaal een laag cijfer, krijgen geen uitnodiging om door te gaan. Maarten let daarbij alleen op verhaal-techniek en probeert zijn persoonlijke smaak buiten beschouwing te laten.
#6
De kwaliteit van het winnende verhaal is afhankelijk van de kwaliteit van de jury zo blijkt vrijwel elke maand opnieuw. En dat is niet positief bedoeld. Iets meer aandacht daarvoor zou op z'n plaats kunnen zijn.Maarten: Ik denk dat de kwaliteit van de wedstrijd vooral afhangt van de kwaliteit van de ingezonden verhalen. Ik denk absoluut niet dat er iets mis is met onze jury, sterker nog: ik ben heel blij met onze jury en ik ben er trots op dat ik zo'n sterk en divers team mag begeleiden. Daarnaast ben ik vooral dankbaar voor het vertrouwen dat de juryleden in mij stellen.
Reacties
Een reactie posten