Winnaar december 2022

De slak

- Claudia Maser -


Drie jaar gevangenisstraf en zeven jaar nabehandeling had de rechtbank destijds besloten. Opgesloten tussen gefrustreerde harige mannen, beleefde ik de hel op aarde. Ondanks dat ik wist dat het zwaar zou worden werd ik iedere keer weer verrast.
Meerdere malen per maand werd ik gedwongen om mee te maken, wat ik de onschuldigen had laten voelen. Veertien keer was ik op de ziekenzaal weer dichtgenaaid en kreeg ik een laxeermiddel om de stoelgang daarna wat soepeler te laten verlopen. Ik telde de dagen en zwoer met mijn gezicht tegen de koude tegels dat ik het nooit meer zou doen. De medicatie slikte ik dagelijks en ik zou afstand houden van iedereen onder de één meter vijftig.
*
Deze ochtend was de poort achter me in het slot gevallen en werd ik opgehaald door een roodharige vrouw van de reclassering. Ze keek me doordringend aan toen ze zei dat dit een nieuw begin was. ‘Het is slim om je mond te houden over jouw verleden. Je kunt beter zeggen dat je door een reorganisatie je baan bent kwijtgeraakt en nu een nieuwe start maakt’. Ik knikte en zwijgend liepen we naar haar sportief uitziende auto. Toen ik instapte zag ik nog net dat ze een foto van het dashboard trok en in haar tas stopte. Mijn hoofd bonkte. ‘Je hebt drie dagen om de buurt te verkennen en je draai te vinden. Daarna start je fulltime in de melkfabriek. De teamleider is op de hoogte, verder niemand’.
Met één hand hield ze de auto op de weg en met de andere rommelde ze in haar leren handtas. Alsof ze een vergeten sinterklaascadeau had opgediept hield ze een zwarte telefoon omhoog. ‘Deze is voor jou. Mijn nummer zit erin en het nummer van de teamleider’. Ik knikte weer. Soepel stuurde ze door de bochten en stopte voor een grauw appartementencomplex. Mijn nieuwe thuis. Het was sober gemeubileerd en had een klein balkon op het noorden. Op de grond in de woonkamer zag ik drie kartonnen dozen met bekende spullen. ‘Is dat alles?’, vroeg ik terwijl ik om me heen keek. Ze knikte. ‘Als je wat kwijt bent moet je volgende week even bellen, dan kan ik het nog eens navragen bij het depot’.
In de koelkast stonden de eerste levensbehoeften en op het aanrecht zes sinaasappels en een waterkoker. ‘De supermarkt is twee straten verder. Ik bel je morgen en blijf uit de buurt van de speeltuin okay?’ Zonder mijn antwoord af te wachten trok ze de deur achter zich dicht. Het was oorverdovend stil.
Pas een uur later was ik in staat om mijn persoonlijke spullen uit te pakken. Een doos met geschiedenisboeken, schoenen, kleding en een foto van mijn ouders. Blijkbaar was dit het enige wat er overgebleven was van mijn vorige leven. In de keukenkast vond ik een messenset, wat servies, een broodplank en een koekepan. De radio verdreef de geluiden in mijn hoofd. Ik keek in mijn telefoon en zag nu pas dat de roodharige ambtenaar ‘Marie-Louise’ heette en de teamleider ‘Sjaak’. Twee contacten voor mijn frisse start.
Voor de rest van de wereld was ik uitschot, liever opgeruimd dan levend.
Als een aangeschoten hert bleef ik die dag op de bank liggen en viel in een onrustige slaap. Ik droomde over uniformen op een schoolplein. Rennende kinderen achter een bal en een huilend meisje op mijn schoot. Met een schok werd ik midden in de nacht wakker doordat de koelkast aansprong. Met mijn kleren aan ging ik in bed liggen en trok de deken ver over me heen. Ik werd vroeg wakker en na een sinaasappel deed ik de voordeur open en voelde de eerste lentelucht binnenstromen. Een tijd stond ik daar en hoopte tevergeefs dat de natte wind me schoon zou spoelen.
Gewapend met een plastic tasje ging ik voor het eerst op pad. De losse stoeptegels deden hun uiterste best om me te laten vallen en de bomen hoopten dat ik bloedend op de grond bleef liggen. Hijgend liep ik verder maar de angst om ieder moment besprongen te worden was zo groot dat ik me schuifelend tegen de stadsmuur voortbewoog. Voorbijgangers staarden me aan of draaiden hun blik weg. ‘Een nieuwe junk in de buurt’, dachten ze waarschijnlijk. Ik liep door en bedacht dat ik een riem om had moeten doen. Waar het blauwe denim ooit mijn fraaie bovenbenen omlijst had, slobberde het nu als een jutezak om me heen. Mijn jas was net zo dun als mijn dijen en klappertandend liep ik de supermarkt in.
In de schappen vond ik paracetamol, kant en klare boerenkoolstamppot met worst, drie blikjes bier en een zak chips. In de rij naast mij stond een jongen van een jaar of vier. Zijn ogen waren zo blauw dat ik erin kon verdrinken. Op zijn wangen een lichte blos en het goudblonde haar leek zachter dan zijde. Zijn vingers omklemden een doosje krenten en hij stak ze een voor een in zijn kleine roze mond. Met zijn tong likte hij over zijn lippen en keek me aan. Zonder dat ze naar me keek tilde de moeder het kind op en zette hem in het stoeltje van haar winkelwagen. Zijn mooie lach was nu voor haar.


‘Meneer, wilt u er zegeltjes bij?’ Ik schudde mijn hoofd, rekende af en vluchtte naar buiten. In de middag haalde ik een tweedehands tv van de kringloop die de verdere dag aan stond. Na het derde blikje ging ik naar bed maar de deken was te warm of mijn lijf te rusteloos, hoe dan ook, slapen lukte niet. Onder de douche keek ik naar mijn slappe geslacht en voelde een kille haat naar boven komen. Ik dacht aan de mond van het kind, de kleine natte tong over zijn lippen en keek weer naar beneden. Door die bleke slak met ballen zou ik nooit normaal over straat kunnen, nooit zonder angst boodschappen kunnen doen en nooit meer geschiedenisles kunnen geven. Ik was veroordeeld tot de melkfabriek, zware medicatie en dagelijkse confrontatie met het mooiste waar ik nooit meer aan mocht komen. Terwijl het water over mijn hoofd stroomde nam ik het besluit dat ik hem niet nodig had. Er waren medische hulpmiddelen om mijn blaas te ledigen dus er was geen reden om mezelf nog langer te kwellen. Ik schreef een verklaring waarin ik afstand nam van het slappe gevaar. Het mocht niet zo zijn dat een medisch team zich in zou zetten om mijn gehavende stuk weer aan te naaien dus plakte ik de brief op mijn borst. Daarna zette ik de voordeur op een kier, belde het noodnummer, legde de duivel op de broodplank en bevrijdde mezelf van de last die ik niet kon dragen.

***

Over Claudia Maser: Sinds een aantal jaar schrijf ik verhalen voor kinderen en volwassen. Ik zie overal verhalen en mijn fantasie kan op hol slaan van een brug die open staat of een dode vis aan de waterkant. Niets is zo fijn als de wereld zonder grenzen in mijn hoofd. www.ccmaser.nl

















Reacties

Een reactie posten

Literaire Tijdschriften

Iets toe te voegen? Stuur je mail naar VerhaalvdMaand [at] gmail.com!