Winnaar maart 2023


Bloedzusters 1943 A.D.

- Christian Deterink - Beeld: Paul van Gelder -

In het najaar van 1943 stapte ik uit de Kynorietenorde. Dat was niet eens omdat de Grote Vaderlandse Oorlog in volle hevigheid woedde, alhoewel ik ervan walgde hoe de wereld een poel des verderfs was geworden. Nee, de reden om bij de Kynorieten weg te gaan, was omdat ik een Goddelijke Ingeving had gekregen en ik meteen begreep dat ik binnen mijn eigen kloosterorde geen steun zou krijgen voor de Taak die ik moest uitvoeren.

En daarom besloot ik weg te gaan. En ik nam vijf van mijn vroomste zusters met me mee. In het geheim had ik elk van hen de afgelopen maanden weten te overtuigen van mijn door God gegeven Taak. Tegen elk van hen had ik verteld over wat me opeens was ingevallen tijdens één van mijn dagelijkse wandelingen langs de Moskva: een boodschap die zo helder en sterk was, dat die wel van God de Heer moést zijn. En wat Hij tegen me had gezegd verbijsterde me nog steeds: ik was voorbestemd de teruggekeerde Messias te verwelkomen en had daarom de unieke gave gekregen de uit de hemelen neer gedaalde Jezus Christus te herkennen!


Meteen nadat we uit onze orde waren gestapt, gingen we aan het werk. We begonnen met het zoeken naar een onderkomen. En ondanks de moeilijke oorlogsomstandigheden vonden we al snel een leegstaand landhuis in een buitenwijk van Moskou. Onopvallend èn met een grote algemene ruimte.

De weken erna besteedden we aan het gereed maken van het huis aan het inrichten van de algemene ruimte voor onze ceremonies. Maar natuurlijk sprak ik ook veel over mijn Godgegeven Missie. In de lange avonden vertelde ik in de sacrale sfeer van onze ceremonieruimte over alle details van mijn Openbaring. Of ik liet mijn zusters meedelen in de levendige dromen die ik sindsdien had gehad. Apocalyptische beelden over het einde van deze wereld en vele andere, en het begin van het Rijk Gods. Eindelijk, na duizenden jaren van menselijk falen. De confrontatie tussen God en Satan, de overwinning van het goede op het kwade... De meisjes hingen aan mijn lippen.

Overdag maakte ik met mijn zusters vaak lange wandelingen door Moskou. We waren ervan overtuigd dat hier de Messias zou verschijnen. Daarom had God natuurlijk juist mij begiftigd met de Gave! En zo liep ik rond, speurend en zoekend, in het rotsvaste geloof dat God mij zou leiden.

En uiteindelijk vond ik hem. Een jonge man, waarschijnlijk een student. Voor ieder ander een doodnormaal iemand, maar ik herkende meteen zijn ware aard. De Messias, de Verlosser: het was overduidelijk. Ik had tranen in mijn ogen van ontroering, en kon me nog maar net beheersen me niet voor hem in het stof te gooien en zijn voeten te kussen. Het had zo mooi kunnen zijn, in een andere wereld…


Nog diezelfde nacht werd de Messias door een aantal van mijn zusters onze ceremonieruimte binnengeleid. Zoals afgesproken waren ze die nacht de stad in gegaan om hem te ontvoeren. Doodsbang en zich hevig verzettend werd hij op de grote stenen tafel gelegd en stevig vastgebonden. Ik keek hem aan, hem meer liefhebbend dan wat ook in de wereld. En intens droevig besefte ik hoe moeilijk mijn taak zou worden.

Mijn zusters zetten zich neer op de banken aan weerszijden van het altaar en keken verwachtingsvol naar me op, hun ogen oplichtend in het flakkerende schijnsel van de enkele lantaarns. De ceremonie kon beginnen.

Ik stond op en hief mijn handen omhoog naar de hemel: "Zie hier, o God, Uw eigen Zoon, door U teruggezonden naar Uw eigen volk. In alle ootmoed en devotie danken wij U voor dit grote offer. Maar wij smeken U, Heer, neem Uw Zoon terug, want de tijd voor Hem is nog niet rijp. De wereld is ver, veel te ver afgegleden in diepe zonde. Het zou ongepast zijn het beeld van Uw eigen Perfectie bloot te stellen aan het domein van de Satan. Helaas: uw eigen schepping is verworden tot een poel van geweld, haat en lijden. Wij mensen zijn het niet waardig om voor Uw aangezicht te staan. Daarom smeken we U, Heer, om de Apocalyps plaats te laten vinden, zodat al het vuil van deze wereld wordt gevaagd. Pas als dat gebeurd is, zijn we het waard uw eigen zoon, de Messias te ontvangen."

Bijna buiten adem van deze lange monoloog, die ik zo vaak gerepeteerd had, pakte ik de dolk die achter de band om mijn middel had gezeten en hief hem hoog boven mijn hoofd. Met gezwollen stem vervolgde ik: "Neem daarom Uw Zoon terug en plaats hem opnieuw aan uw Zijde, zodat hij op een beter tijdstip terug kan keren om Eerste en Enige Koning van alle mensen te worden."

En met deze woorden liet in de dolk neerkomen in de borst van de jongeman; de Messias. Hij krijste als een speenvarken voor hij eindelijk stierf en zijn terugreis aanving naar zijn Vader.

Meteen kwam Nadiya naderbij om het bloed uit de wond op te vangen in een ondiepe schaal. Ze deed het met een plechtigheid die me zeer tevreden stemde. Toen de schaal vol was, werd deze overgegoten in een grote kelk, een prachtig gouden relikwie die we hadden ontvreemd uit de kapel van de Kynorieten. Nadiya overhandigde me zwijgend de beker.

Intens droevig gestemd door het noodzakelijke heengaan van onze Messias, hief ik de kelk: "Sta ons toe, God, het bloed te drinken van uw Zoon, zoals ook ooit de Apostelen dit voorrecht toebedeeld kregen bij het Laatste Avondmaal. En zegen ons, in de wetenschap dat we ons leven geheel aan U hebben gewijd."

Met deze woorden dronk ik uit de beker. Het bloed was verbazingwekkend warm en smaakte ijzerachtig en bitter. Zonder nog iets te zeggen, gaf ik de beker door aan Nadiya, die met de andere meisjes in een kring om het altaar stond. Ze dronk bijna gulzig, voor ze de beker aan Anna, die naast haar stond, doorgaf. Zo dronken we uiteindelijk allemaal. Het bezegelde het einde van deze pijnlijke, maar o zo nodige ceremonie.

"Bloedzusters," fluisterde ik.

"Bloedzusters," herhaalden de meisjes…


De dagen erna waren moeilijk. De moord op de Messias had me meer geraakt dan ik had voorzien, maar ik kon me sterken aan de gedachte dat het juist was wat ik deed, dat ik handelde in de geest van wat God Zelf aan mij had opgedragen. Ook de meisjes waren van streek en er werd druk gepraat over de vraag of onze moeilijke taak nu vervuld was. Zou het? Ik twijfelde, want ik bleef verontrustende voorspellende dromen houden …

Ongeveer een week later liep ik met twee van mijn zusters door de stad toen mijn oog opeens viel op een kind dat aan de hand van een haastige moeder werd meegevoerd. Ik bleef als genageld aan de grond staan. Hoe graag ik het ook wilde ontkennen, het kind, een jongetje van een jaar of vijf oud, droeg duidelijk de kenmerken van de Messias: hij straalde, op een manier die normale stervelingen niet konden zien. Het heldere licht van de pure liefde, de absolute Goedheid. In wanhoop riep ik God aan: waarom opnieuw deze beproeving, waarom ik? God, laat deze beker aan mij voorbij gaan…

Mijn zusters vroegen me verontrust wat me mankeerde.

"De… Messias," hijgde ik. Ze verstarden en ze draaiden zich om naar de moeder en het kind, die zich zojuist aansloten in een rij voor de tram.


Die nacht doodden we het kind en zonden we het terug naar de Here de Schepper, opnieuw smekend om het Laatste Oordeel. Het was een moeilijke ceremonie, die ik misschien niet had kunnen volbrengen als ik al had geweten wat me te wachten stond. Want dit was niet de laatste Messias die opstond. Nee, verre van…


In de maand die volgde doodden we nog vier mensen waarin ik de Messias had herkend. En elke keer werd de ceremonie weer zwaarder te volbrengen. Eindeloos pijnigde ik mijn hersens waarom God zijn eigen Zoon niet accepteerde en terug bleef sturen. Hij moest toch inzien dat de Messias niets zou kunnen aanrichten in deze afschuwelijke wereld? Ten slotte besloot ik dat het aan ons moest liggen; wij waren onwaardig de ceremonie te verrichten. Onze missie zou alleen lukken als wij ons zelf nóg onvoorwaardelijker onderwierpen aan de Heer onze God.

Daarom legde ik, noodgedwongen, nog strengere regels op aan ons allen. We moesten minstens acht uur per dag bidden en mediteren en ons geheel afkeren van de zondige buitenwereld. Helaas leidde dit tot weerstand bij mijn zusters. Het stemde me diep treurig om te beseffen dat ook zij slechts mensen waren: zwak en neigend naar het slechte.

Een week nadat ik de nieuwe regels had opgelegd vond ik opnieuw de Messias, nu huizend in een jongen van ongeveer zestien jaar oud. Ik voelde meteen dat hij de laatste zou zijn! Ik voelde me intens opgelucht dat ik de ceremonie nog maar één keer moest doorstaan en gaf meteen Anna en Galina de opdracht hem te ontvoeren en diezelfde nacht nog bij me te brengen. Plichtsgetrouw verlieten ze het huis.

Mijn zusters waren lang weg: veel langer dan verwacht en die nacht zaten de andere vier meisjes en ik al urenlang ongeduldig klaar in de ceremoniezaal toen ze eindelijk terugkeerden. Alleen...

Ze vertelden dat het hen niet was gelukt de jongen te ontvoeren. Ze putten zich uit in excuses. Ze hadden alles geprobeerd, maar de jongen was steeds onder de mensen geweest. Bij hun woordenstroom bleef ik de meisjes ijselijk kalm aankijken en zwijgen. Tenslotte zag ik angst opdoemen in hun ogen. Ik wist het: ze logen en verzonnen smoesjes. Ze hadden mijn bevelen genegeerd!

Ik was verbijsterd en raakte al snel buiten mijn zinnen van woede. Ik moet toegeven dat ik verwensingen schreeuwde en zelfs enkele klappen uitdeelde. Uiteindelijk sloot ik me, volledig ontluisterd door het gebrek aan volgzaamheid en toewijding van mijn bloedzusters, op in mijn kamer.

De volgende dag waren het misschien wel mijn meest trouwe zusters, Nadiya en Stasia, die aanboden om de nieuwe Messias alsnog bij mij te brengen. Verwarmd door hun loyaliteit nam ik hun aanbod aan. Misschien dat we alsnog die volgende nacht de Messias terug zouden kunnen terug sturen naar de Heer en dat voor de allerlaatste keer, van dat laatste was ik overtuigd!

Tijdens het mediteren was me een nieuwe gedachte helder voor ogen gaan staan. Er ontbrak nog steeds een onderdeel aan de ceremonie. We dronken wel het bloed van de Messias, ter bezegeling van zijn terugkeer, maar aten niet zijn brood. De overtuiging groeide in mij dat dit de belangrijkste reden was waarom de ceremonie tot dusverre niet gelukt was.

Om die reden hing ik voor die avond een ketel water boven het vuur in de open haard, zonder erbij te vertellen wat de bedoeling was. Toen die nacht uiteindelijk Nadiya en Stasia terug keerden, tot mijn opluchting mèt de jongen tussen zich ingeklemd, kookte het water al enige tijd.

We vingen de ceremonie aan als altijd. Ik sprak mijn inmiddels bekende woorden uit tot God, ik hief de dolk en sneed mijn slachtoffer open. Nadiya ving als altijd het bloed op om het tot ons te nemen. Maar toen begon ik met mijn dolk stukken vlees van de armen en de benen van het nog warme lijk van de jongen te snijden. Intussen keek ik elke zuster van mij doordringend aan. Ik wilde weten hoe ze reageerden op deze onverwachte handeling: ik wilde testen of ze inderdaad genoeg toegewijd waren aan onze Missie. Het stemde me geenszins tot tevredenheid. Ik zag in meerdere gezichten blijken van afschuw en afgrijzen, toen ik de dunne lappen vlees in het kokende water gooide.

"Here God," barstte ik los, luider dan ooit, ook omdat ik boos begon te worden, "Sta ons toe op deze bijzondere avond, deze laatste ceremonie, niet alleen het bloed te drinken van de Messias, maar ook zijn brood te eten. Laat dat de bezegeling zijn van ons verbond en de taak die we vervuld hebben."

Met een vork haalde ik de stukken vlees uit de pan en liet ze afkoelen terwijl de beker met bloed rondging bij mijn zusters. Opnieuw werd ik teleurgesteld: ik zag onverholen angst in hun ogen.

Stasia gaf de kelk aan mij en met een paar grote gulzige slokken dronk ik van het bloed. De inmiddels bekende sterke aromatische smaak verkwikte me en gaf me de kracht deze laatste proef te volbrengen.

"Eet nu, zusters, van het brood van de Messias zelf!" Met die woorden plukte ik een stuk vlees van de vork en gaf het aan Nadiya. Het vlees was nog grotendeels rood en verre van gaar.

Nadiya pakte het Brood weifelend van me aan en zocht met smekende blik steun van de andere meisjes. Toen keek ze besmuikt naar mij en tenslotte beet ze met de ogen dicht geklemd een heel klein stukje van het vlees af. Daarna gaf ze het Brood snel door aan Anna.

Tenminste, dat wilde ze. Want Anna sloeg het uit haar handen. Haar hoofd was rood van opwinding en daarna barstte ze in tranen uit. "Nee, nee, ik kan het niet. Ik wil het niet…!" Ze draaide zich om en stormde de ceremonieruimte uit. De zware houten deur naar de hal liet ze open staan.

Nadiya had het Brood opgeraapt en probeerde het nu aan Galina te geven, maar die deinsde in afschuw terug.

Ik zei intussen niets en keek met strenge blik toe wat er gebeurde. Ten slotte draaide Galina zich kokhalzend om en wankelde ook zij weg uit de kring, richting de deur. Clara, de zuster die naast haar stond, volgde met een bleek gezicht haastig hun voorbeeld. Alleen de laatste in de rij, Stasia bleef staan. Nog steeds in algehele stilte keek ik toe hoe Galina en Anna de ruimte verlieten. Met een klap sloeg ze de deur achter hen dicht.

Nadiya kreunde luid.

Ik keek haar aan en gebood: "Geef het Brood aan Stasia!"

Nadiya gehoorzaamde.

"Eet," beval ik.

Stasia beet net als Nadiya een heel klein stukje van het vlees af. door. Zo snel ze kon gaf ze het vlees aan mij door. Ik rukte een groot stuk vlees af en vermaalde het in krachtige kaakbewegingen die mijn woede zullen hebben verraden. Want woedend was ik, om mijn Bloedzusters en hoe ze de laatste ceremonie hadden onteerd.

"Laten we tot slot het Paternoster bidden," gebood ik terwijl ik het laatste stukje vlees doorslikte en een beetje vrijgekomen bloed bij mijn mondhoek wegveegde.

En we baden, op plechtige toon, alhoewel de stemmen van Nadiya en Stasia behoorlijk trillerig klonken. Met het "Amen" van het gebed eindigde de ceremonie.

"Ga heen," beval ik zacht maar beslist.

De meisjes bedachten zich niet en haastten zich de ruimte uit. Ik bleef lange tijd roerloos staan, me bezinnend op de implicaties van het gebeurde deze avond.


"… ze is waanzinnig geworden, echt waanzinnig," klonk de hysterische stem van Anna. Ik hoorde haar stem duidelijk van achter de gesloten deur van haar slaapkamer.

"Misschien was ze dat al veel langer." Galina.

"Ja, ze heeft ons maandenlang misleid met haar zogenaamde Gave Gods, maar ze is gewoon een maniak…" Het was Stasia die dit zei; dat viel me van haar tegen.

"Een godsdienstwaanzinnige!" riep Clara.

"We moeten de autoriteiten waarschuwen, vanavond nog. Ik ben zo bang," klonk Anna's koortsachtige weer stem.

“Kunnen we de abt van de Kynorieten niet om hulp hulpen?”

Het was een tijd stil.

"Nee," klonk Galina’s stem weer, "Geen anderen, niemand. Al zeker de Kynorieten niet. We zitten er zelf veel te diep in. Ik zie maar één oplossing."

Er volgde een geladen zwijgen.

"We vergiftigen haar," verbrak Galina tenslotte de stilte, "morgenochtend bij het ontbijt. Cyaankali in haar thee. Ik heb het spul in mijn kamer…"

Enkele van de meisjes protesteerde, maar die werden overstemd door Stasia: “Het is de enige manier!”

Dat was het. Ik hoefde niets meer te horen en draaide me weg van de deur van Anna's slaapkamer en sloop terug naar mijn eigen vertrek. Het besef dat mijn eigen Bloedzusters me waren ontvallen, viel me zwaar. Juist nu ze dicht bij ons doel waren. Verbitterd begon ik in mijn kamer mijn spullen bij elkaar te zoeken. Zo moest Jezus Christus zich dus gevoeld hebben, bijna tweeduizend jaar geleden, toen bleek dat hij was verraden door zijn eigen discipelen. Ik was onthutst, maar tegelijkertijd wist ik precies wat er moest gebeuren.

Toen ik mijn kleine reiskoffer had gevuld, verliet ik mijn kamer om bij Anna's slaapkamer te stoppen. Ik hoorde gedempte stemmen, maar was niet langer geïnteresseerd naar wat er gezegd werd. Ik haalde de sleutel tevoorschijn, stopte die in het slot van de deur en draaide hem om. Ik hoorde hoe de meisjes meteen gealarmeerd hun verachtelijke slangachtige gekonkel staakten. Ze waren ongetwijfeld verbaasd: niemand van hun wist dat ik de sleutels van alle kamers in dit huis in bezit had. Ik had altijd gezegd dat ze kwijt waren geraakt. Blijkbaar had ik toen al geweten dat het ooit van pas zou komen. Net zoals dat ik had besloten dat we de tralies voor alle ramen hadden laten zitten... Een ingeving van God!

Terwijl ik de trap afliep, hoorde ik hoe er steeds wanhopiger op de deur gebonsd werd. Ik liep rustig maar beslist door. In de ceremonieruimte ging ik met een brandend stuk hout uit de haard alle gordijnen langs. Ik deed het met de sacrale toewijding die ik normaliter bewaarde voor een plechtige religieuze ceremonie. Het vuur verspreidde zich snel.


Pas toen ik buiten op straat stond, draaide ik mij weer om. Helder oranjerood licht vulde elk raam en spoedig zou het vuur het hele gebouw verzwelgen. De meisjes zouden niet aan hun lot ontsnappen. Ik keek tevreden op mijn horloge. Als ik opschoot, kon ik nog vanavond met een trein Moskou verlaten. Ja, ik had besloten op reis te gaan. Naar waar God me maar nodig had. Want Hij was nog niet klaar met mij!

***

Christian Deterink is in het dagelijkse leven planoloog bij Provincie Gelderland, maar daarnaast schrijft hij ook graag en veel verhalen. Zijn belangrijkste wapenfeit is zijn roman ‘Het ware paradijs’, waarmee hij in 2015 de tweede prijs heeft gewonnen bij de ‘Schrijf en Huiver’ wedstrijd van uitgeverij De Fontein. Het leverde hem een studie aan de Schrijversacademie op. Ook heeft hij de novelle ‘Het goud van Lupe Mirando’ geschreven, die hij samen met een studente ‘Redactie’ van de Schrijversacademie onder handen heeft genomen. Momenteel schrijft hij aan zijn tweede roman ‘St. Vincent’. Ook heeft hij diverse malen met enig succes mee gedaan met schrijfwedstrijden, zoals die van Godijn Publishing en de Harland Awards. Hij heeft ten slotte het XVVDM van maart 2022 geschreven.


Paul van Gelder
woont en werkt in Amsterdam. "Mijn artistieke werk balanceert zich tussen het maken van schilderijen en tekeningen, en hopelijk geeft het je een nieuw perspectief of een ander zicht op de verschillende onderwerpen die mij bezig houden of waar ik als opdracht een illustratie voor maak."
www.pvgart.com Instagram: @vangelderpvg



Reacties

  1. Wah...wat een humor! Of is het menens? In één adem uitgelezen! Geweldig die fantasie(hoop ik?) van je. Ben toch een beetje bang van u geworden. Karin Claeys

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Lekker zwart, lekker luguber. Heerlijk om te lezen. Je hoort de waanzin van de hoofdpersoon tijdens het lezen. Puike prestatie wat mij betreft.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. En een prachtig artwork van Paul van Gelder vergat ik te melden.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Ik heb mij moeten dwingen het uit te lezen. Bizar. Not my piece of cake.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Een bijzonder verhaal, mooi onderkoeld worden de gruwelijkheden beschreven, je hoopt dat de hoofdpersoon zijn lot nu niet ontloopt , maar juist zijn medeplichtige worden uit de weg geruimd. De gruwelijkheden zullen doorgaan.... Ik houd van dit soort zwarte verhalen. Goed verhaal!

    BeantwoordenVerwijderen
  6. prachtige opbouw, je voelt het tot in je botten verergeren. Zeer knap gedaan. complimenten.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Ik heb het zeer geboeid gelezen, ook bij mij schoot er door mijn hoofd, die zal wel gepakt worden. Dat maakt dit verhaal ook zo "aantrekkelijk" het is niet voorspelbaar, HORROR.

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Literaire Tijdschriften

Iets toe te voegen? Stuur je mail naar VerhaalvdMaand [at] gmail.com!