XVVDM maart 2023


Zonsopgang op Mars

- Megan van Kessel - beeld: Michele D'Asaro -

Mijn buurman en ik zitten op zijn terras voor het vrijstaand huis dat wit is. Hij is stil, zijn vader gaat dood. Er is een boom gesnoeid in een vierkant dat het reclamebord dient te camoufleren en verderop staat een speeltuin met schommel, glijbaan en een trampoline. Er is geen hek om de tuin. We drinken loeihete espresso en ik draag een kimono.
Ik kwam alleen even een blender lenen.
Eigenlijk vertelde zijn vrouw dat zijn vader zal sterven, maar zij is binnen de blender pakken waardoor hij en ik in stilte achterblijven. Het is het moment dat ik iets moet zeggen. Iets troostends. Ik vind mijn buurman sympathiek en vervelend. Hij fluit regelmatig vrolijke wijsjes waar ik kotsmisselijk van wordt en hij heeft een irritant klein postuur.
‘Hoe gaat het met je moeder?’ Geschrokken kijkt hij me aan en ik heb direct spijt.

Er was die keer in de relaxruimte bij de sauna met een vriendin.
We lagen op waterbedden. Ik las een vrouwonvriendelijk tijdschrift toen een oude man met wit haar vanuit het niets mijn vriendin aansprak en haar heen en weer begon te schudden. Het waterbed klotste.
‘Is dit mijn badjas?’ riep de man met het witte haar. Mijn vriendin keek beschaamd om zich heen.
‘Dat is mijn badjas meisje, je hebt de mijne aan. Van IKEA!’ Vooral om dat laatste geneerde mijn vriendin zich. Er stond een medewerker gekleed in een polo naast de man. Hij moest zorgen dat de meneer geholpen werd. Om geholpen te worden moest mijn vriendin meelopen naar de haar eigen Ikea Badjas. Maar eerst moest ze onder toeziend oog de badjas uittrekken. De meneer met het witte haar nam vol walging zijn badjas aan. Vervolgens liep ze in haar blootje achter het duo aan. Ik bleef achter. Met het tijdschrift. Ik keek een beetje om me heen, en zag daar plots mijn buurman in zijn blootje liggen. Hij las ‘De meeste mensen deugen’. Na dit tafereel kon het haast niet anders dan dat hij me had gezien. De rest van de sauna dag ontliep ik hem. Zelfs toen hij gewoon bij ons in het hete bad stapte. Ik had met mijn rug naar hem toe gezeten en gedaan alsof ik iemand anders was. Hij was de haar die uit een moedervlek groeit, hij kon er ook niks aan doen dat hij precies op de verkeerde plek tevoorschijn was gekomen. Het was een prachtige dag, er viel natte sneeuw uit de lucht in het bubbelbad.

‘Met mijn moeder gaat het goed. Redelijk. Tja, naar omstandigheden.’ De buurman kucht en kijkt verlangend naar de schuur achter me. Daar staan zijn toestellen, zoals zijn robotgrasmaaier die ik elke dag door mijn raam voorbij zie komen. Ineens verbeeld ik me dat ik mijn kimono uittrek en hem mijn blote lijf laat zien. Dat ik hem een sletterige lapdance geef terwijl ik fluister ‘ik had je wel gezien hoor, in je blootje toen’.
Ik neem een slok van mijn koffie.
Ik heb weleens gelezen dat, zodra mensen vertellen over ziekte en dood van dierbaren, er vaak op gereageerd wordt met persoonlijke ervaringen over ziekte en dood en dat dit heel onprettig is. Logisch, want dan moet je ineens de ander gaan troosten terwijl je zelf zo verdrietig bent.
‘Wist je dat je niet rode ogen na het zwemmen krijgt van chloor, maar van een te hoog urinegehalte in het water?’ zeg ik uiteindelijk en baal dat ik niet het feit deelde over de zonsopgang op Mars.
‘Nee, dat wist ik niet.’
Dit is mijn probleem. Waarom kan ik niet stil zijn. Ik ben de verstikkende betweter.
‘Ze komen hier een tijdje logeren,’ de buurvrouw zet de blender op de tafel. Het is een professioneel apparaat waarvan ik nu al weet dat ik hem niet durf te gebruiken.
‘Dan zijn ze lekker in de buurt.’ Ze aait mijn buurman zachtjes over zijn oor, en ik zie voor me hoe ze elkaar hebben ontmoet ooit in India. Dat heeft zij me verteld tijdens een barbecue met gerechten met granaatappelpitjes. Hij was nog getrouwd. Hij had het niet prettig gevonden dat zij zomaar die informatie met mij had gedeeld. Net als dat hij het niet prettig vindt dat ik weet dat zijn vader ziek is. Zijn ongemak is misschien wel terecht. Hij kan niks meer voor mij verborgen houden.
‘Bedankt voor de blender.’

Die avond kijk ik uit het raam. Ik kijk naar de vierkante boom, het reclamebord erachter, de robotgrasmaaier die op zijn gemak het terrein inspecteert. De avondlucht biedt weinig contrast. Het is warm en donker. Ineens zie ik iets op de trampoline van de buren bewegen. Mensen. Ze liggen op hun rug met hun armen onder hun hoofd – te staren naar de sterren en misschien wel de blauwe zonsopkomst op Mars. Ze zijn stil en vredig en ik moet bijna huilen. Mijn buurman ligt met zijn ouders op de trampoline die hij voor zijn kinderen kocht. Maar nu is hij het kind. Hun kind, een kleintje dat een ouder gaat verliezen. Ze zijn naar buiten gegaan, naar de tuin en tijd zal niet meer bestaan. Ze delen hun geheimen, de liefde en misschien zal iemand een gedicht voordragen. Ik loop naar beneden en pak mijn camera. Het zal hetgeen zijn wat ik niet in woorden durfde te zeggen. Ik maak de foto. De drie familieleden op een rij, in elkaar gelegd als lege mosselschelpen. Ik bekijk de foto van dichtbij. Het zijn drie toeristen.

Megan van Kessel (Maastricht, 1989) debuteert in maart bij Nijgh en van Ditmar met haar roman Uitzicht van dichtbij, schrijft o.a: voor HET PAROOL, Papieren Helden, De Online Gids en woont in Amsterdam

Michele D'Asaro
is geboren en getogen in Rome en woont sinds zijn studietijd in Nijmegen. Na omzwervingen in onderzoek en wetenschapspopularisering is hij nu docent wis- en scheikunde voor internationale studenten.
In zijn vrije tijd schildert hij graag, een passie die hij eindelijk met de buitenwereld begint te delen na deze jarenlang in de onderste lade te hebben verborgen.

Reacties

Literaire Tijdschriften

Iets toe te voegen? Stuur je mail naar VerhaalvdMaand [at] gmail.com!