Tweede plaats mei 2023

De oversteek

- Petra Bontje - illustratie: Michele D'Asaro -

Eigenlijk had ik vanavond niet meer willen gaan. Waarom ben ik dan toch de auto ingestapt en hier naartoe gereden? vraag ik me af. Plichtsbesef? Een eerbetoon aan collega’s die hier zoveel jaar geleden stierven? Een eerbetoon aan haar?

Het is de eerste dag van mijn verlof. Zoals gewoonlijk heb ik hem van uur tot uur volgepland. Mijn agenda neemt de onrust weg die sinds de missie aan me vreet. Gevoelens van paniek die me regelmatig bekruipen, teruggebracht tot één overzichtelijke actielijst. Het onverwachte telefoontje vanmiddag stokt het afstrepen ervan. Hardlopen, boodschappen doen, wassen, uniform strijken, heb ik nog met een vrolijke V afgevinkt. Nadat het scherm van mijn mobiel oplicht en het bericht mijn hart een slag over laat slaan, wil ik in bed kruipen, het dekbed over mijn hoofd trekken en me overgeven aan de rauwe pijn.

Het koude metaal van de reling trekt van mijn handpalmen naar de vingertoppen. Een vrachtschip vaart in de richting van de Spoorbrug, een schuimspoor achter zich aan trekkend. Ik staar in de golven die uiteen waaieren in lichte en donkere vlekken die me doen denken aan de rorschachtest, die ik na mijn Afganistan missie over tafel toegeschoven kreeg van mijn therapeut. Het vlekkenpatroon versmelt tot twee donkere ogen. Een steek vlamt door mijn buik. Ik knipper de mist in mijn blikveld weg, maar het beeld is verdwenen, opgeslokt door het Waalse water.
‘Susan van der Vaart?’
Ik schrik op.
Een man beklimt de laatste treden van de betonnen trap, zijn handen steunend op de bovenbenen. Licht hijgend komt hij naar me toe en steekt zijn hand uit.
‘Martin Zomer. Fijn dat je meeloopt vandaag.’
Hij zal een jaar of zeventig zijn, schat ik. Grijze krullen piepen onder zijn blauwe baret uit. Team Sunset March lees ik op zijn regenjas.
Ik had er naar uitgekeken om de oversteek te maken. M’n uniform hangt gestreken klaar op de hanger, de route naar het startpunt heb ik opgezocht. De meeste van mijn kameraden hebben al eens meegelopen met het dagelijks eerbetoon aan de geallieerde soldaten die hier, in september 1944, aan de Waaloversteek waagden, krampachtig peddelend in hun canvasbootjes die niet bestand bleken tegen de daverende schoten van de overkant.
Een stralende zon leek vanmorgen een voorbode te worden tot een mooie dag. Dat was het ook, tot eind van de middag mijn mobiel zoemt en ik een onbekend nummer uit Uruzgan op het scherm zie oplichten. Na het gesprek blijf ik verdoofd zitten tot mijn sporthorloge om mijn pols trilt en ik zie dat het inmiddels zo laat is dat ik niet meer met goed fatsoen af kan zeggen. Ik haal diep adem, trek mijn uniform aan en transformeer naar de stoere Susan, de plichtsgetrouwe militair die haar emoties zo vakkundig wegdrukt.

‘Ik zie dat je ook veteraan bent?’
‘Afghanistan,’ zeg ik en schuif mijn baret recht.
‘Libanon,’ zegt Martin.
Ik zie in zijn ogen de -wat ik altijd noem- ‘begrijpende veteranenblik’. Jij en ik snappen wat we doorgemaakt hebben, zo’n blik. De kraag van mijn jas zet ik omhoog. De septemberzon is inmiddels ondergegaan.
Martin wijst naar de brugboog die in een omgekeerde V de weg aan weerszijden omvat.
‘Laten we vast naar de eerste paal lopen. Zodra de straatverlichting beneden aangaat, hebben we nog zo’n 10 seconden voor de eerste lamp hier op de brug aanspringt.’
Ik knik, want dit had ik gelezen op de website. De 48 lampen, als herinnering aan de 48 gevallenen, zullen vanavond paarsgewijs aanspringen in het tempo van een trage mars.
Bij de eerste lantaarnpaal blijven we staan. Het is een rustige avond. Enkele auto’s en een sporadische fiets passeren ons. Op de kade springt de straatverlichting aan. Een paar tellen later zie ik dat ook het licht van onze lantaarnpaal aangaat. Martin begint in een rustig tempo te wandelen. Ik moet moeite doen om mijn grote paslengte zo te verkorten dat ik hem niet op de hielen trap, maar al snel versmelten onze stappen tot één ritmische mars. Terwijl ik me krampachtig probeer te concentreren op de betekenis van deze tocht, dwalen mijn gedachten terug naar de eerste keer dat ik Tahmeena zag.

‘Miss? Miss?’ Ik kijk in de donkerbruine ogen van een meisje dat verlegen aan de mouw van m’n camouflageshirt trekt. Haar haren komen deels onder een hoofddoek uit in dezelfde kleur als de bloemen op haar jurk. Ze is opgestaan uit een groep meisjes die in een kring op gevlochten matten zit. Hun hijabs lijken kleurige veldbloemen in het witte zand. Een man in het midden benoemt met sonore stem de 28 letters van het Arabische alfabet terwijl hij met z’n vingers de letters aanwijst op een flipover. Ik glimlach naar haar. Ze lacht een verlegen lachje terug.
‘Thank you, miss. For helping us,’ fluistert ze zacht.
‘What is your name?’ vraag ik haar.
‘Tahmeena. Tahmeena Mobariz,’ zegt ze, lacht me nog eenmaal toe en rent dan weer terug naar de kring.

De ritmische stappen van Martin brengen me terug naar de Nijmeegse herfstkou. We zijn inmiddels op het midden van de brug beland. De lantaarnpalen springen paarsgewijs aan op het moment dat we hen passeren alsof onze schoenen een magische aansteker bevatten. Achtenveertig lampen, 48 mannen die het leven lieten na de Waalse oversteek, 48 maanden Uruzgan.

De vier jaar dat ik in Afganistan dien, zie ik Tahmeena vaak in het dorp. Ik leer haar ouders kennen, haar twee oudere broers en haar jongere zusje. Op mijn laatste dag staat ze bij de ingang van ons kamp en geeft me een opgerold vel papier, samengebonden met een haarlint. Ze heeft een lange boogbrug getekend. Aan de linkerkant staat een vrouw met een groen shirt en bruine broek.
‘You,’ wijst Tahmeena met een stoffige vinger.
Aan de rechterkant heeft ze zichzelf getekend, met de rode hijab en de gebloemde jurk.
‘And you.’ zeg ik lachend.
‘You, me, bridge, connect,’ zegt ze, en trekt haar vinger heen en weer over de getekende brug.
‘Connected in thousand memories,’ zeg ik en leg ontroerd mijn hand op haar hoofddoek.
Ze slaat haar armen om mijn middel en rent naar huis.

Na m’n vertrek uit Afghanistan, houd ik contact met haar. Tekeningen met korte Engelse woordjes ontwikkelen zich in de jaren die volgen tot lange e-mails, waarin ze uitvoerig haar dagelijks leven en studie bespreekt. Nu geeft ze al jaren onderwijs aan een groep meisjes van dezelfde leeftijd dan zij toentertijd had. Ondanks dat ze probeert de toon van haar mails luchtig te houden, proef ik de afgelopen maanden angst tussen de regels door. Angst die bewaarheid wordt als de Taliban de macht terugpakt die ze twintig jaar eerder had afgestaan. Een week na de val van Kabul, belt ze me. De lijn is slecht, met veel ruis en storing.
‘Kunnen jullie nog lesgeven?’ vraag ik.
‘Via Whatsapp lukt het nog,’ vertelt Tahmeena.
‘En als dat niet meer lukt?’
‘Desnoods geef ik the girls thuis les. Ze krijgen mij er niet onder.’

Ik pak mijn zakdoek, veeg langs mijn neus en versnel mijn pas zodat ik weer vlak achter Martin loop. Deze kijkt even over zijn schouder.
‘Alles goed?’ vraagt hij.
Ik knik. We dalen de trap af aan de Lentse kant van de brug en lopen de Oosterhoutsedijk op. Even later staan we stil voor het monument. Martin en ik salueren. Even is het doodstil totdat de geluiden van het verkeer weer tot me doordringen. Mijn ogen lezen één voor één de namen van de jonge Amerikanen die hier 79 jaar geleden het leven lieten. Achter het monument zijn geplastificeerde kindertekeningen in de grond geprikt. Ik loop naar een van de platen toe met een gele zon en een blauwe vogel. ‘Dank jullie wel voor jullie hulp!’ staat er in onhandig geschreven letters. Opnieuw voel ik het warme handje van Tahmeena die aan de mouw van mijn legershirt trekt. ‘Thank you, miss. For helping us.’ Ik probeer de prop in mijn keel weg te slikken. Een traan ontsnapt en rolt omlaag.
Martin kijkt me bezorgd aan en legt een hand op mijn schouder.
‘Heb je veel makkers verloren?’ vraagt hij zacht, terwijl ik met trillende handen mijn zakdoek zoek.
‘Niemand van m’n compagnie. Wel een goede vriendin,’ hakkel ik.
‘Een Afghaanse?’ vraagt Martin.
‘Een onderwijzeres uit Tarin Kowt. Vanmiddag hoorde ik dat ze bij gevechten...’. Het lukt me niet om de laatste woorden uit te spreken alsof ik Tahmeena daarbij de definitieve doodslag geef. Ik snuit mijn neus en adem een paar keer de frisse avondlucht diep in. ‘Al die verloren levens. Het lijkt allemaal zo zinloos.’
‘Gecondoleerd met je verlies,’ zegt Martin en drukt zijn hand nog wat vaster op m’n schouder. Hij wijst naar het monument. ‘Het lijkt allemaal zinloos, maar hier staan we, jij en ik, in vrede en vrijheid. Houd die gedachte vast.’
Ik open mijn jas, pak een opgerold vel papier uit de binnenzak, loop naar de plaquette met de namen en leg de tekening naast de vele fotolijstjes en houten kruisjes.
‘Jij en ik, verbonden door duizend herinneringen,’ fluister ik.


***

Petra Bontje
woont in Oss en werkt in Nijmegen. Sinds haar kinderjaren schrijft ze graag verhalen. Bij de Schrijversacademie en bij Editio volgde ze cursussen in haar twee favoriete genres: kinderboeken - en familieverhalen schrijven. Regelmatig doet Petra mee aan schrijfwedstrijden, waar een aantal van haar verhalen de shortlist haalde, opgenomen is in een bundel, of uitgebracht als luisterverhaal. Sinds kort werkt ze als vrijwilliger bij de Stichting Behoud Oorlogsherinneringen, waar ze persoonlijke herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog vastlegt.

Michele D'Asaro
is geboren en getogen in Rome en woont sinds zijn studietijd in Nijmegen. Na omzwervingen in onderzoek en wetenschapspopularisering is hij nu docent wis- en scheikunde voor internationale studenten. In zijn vrije tijd schildert hij graag, een passie die hij eindelijk met de buitenwereld begint te delen na deze jarenlang in de onderste lade te hebben verborgen.








Reacties


  1. Wat ben ik blij met mijn tweede plaats! 😊
    Mijn verhaal is gebaseerd op de ‘Sunset March’ die dagelijks op de Nijmeegse brug De Oversteek, bij zonsondergang door een veteraan gelopen wordt. 48 lantaarnpalen springen paarsgewijs aan als ode aan 48 militairen die hier in 1944 omkwamen.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Een indringend verhaal. Met veel kennis van zaken en sterke details geschreven. Chapeau Petra!

      Verwijderen
    2. Dank je wel, Anne!

      Verwijderen
  2. Gefeliciteerd Petra! Wat een mooi verhaal 💚

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Hoi Petra, wat mooi en gevoelig geschreven, ik voelde wel dat het niet in orde was. Eigenlijk kon Susan niet mee doen met de ceremonie. Het waarom op het laatst was duidelijk. Gefeliciteerd met je mooi tweede plaats.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Literaire Tijdschriften

Iets toe te voegen? Stuur je mail naar VerhaalvdMaand [at] gmail.com!