Winnaar juli 2023

Een juxtapositie in moord

- Mark de Groot - Illustratie: Jan-Robert van der Aa - 

Het was niet haar duim die hem al eerste opviel. Zijn blik gleed over de blote, zongebruinde benen. Een been stond naar voren, leunde op de hak van een cowboylaars. Ze stond sierlijk in de zanderige berm, gracieus eigenlijk, haar rug recht, alsof ze een balletpositie had aangenomen. Een hoed van stro, misschien gekozen vanwege de bescherming tegen de niet aflatende zon, misschien omdat het ding haar simpelweg verrekte goed stond, wierp een slagschaduw over haar gezicht. De rand van haar jurkje fladderde in de droge, warme wind omhoog, omlaag, schonk hem een speels, plagend uitzicht op meer, minder en meer.
Als er al een gedachte door zijn hoofd kruiste over een te nemen besluit, was deze zo vluchtig dat hij hem niet registreerde. Hij haalde zijn voet van het gas, remde en liet zijn Skoda Octavia een meter of tien in de zanderige berm voor haar tot stilstand komen. Via de binnenspiegel keek hij toe hoe ze zichtbaar opgelucht haar rugtas oppakte – een monsterlijk groot ding bedekt met bloemenstickers – en met een zichtbare inspanning zijn kant op kwam.
Hij stapte snel uit, opende het achterportier, schoof zijn attachekoffer opzij, pakte haar rugtas over en legde deze op de achterbank. In een ouderwets gebaar waarvan hij hoopte dat het indruk op haar zou maken, hield hij de deur voor haar open aan de passagierskant. Ze zette haar hoed af, toonde kortgeknipte donkerblonde haren, een fijn gezicht dat in dunne lijnen leek uitgetekend en bedankte hem met een stem die precies juist klonk.
Ze kruiste haar benen onder het dashboard, legde de hoed in haar schoot en nadat hij netjes richting aangaf – geen onnodig risico nemend en de aandacht trekken van de Franse verkeerspolitie – draaide hij opnieuw de tolweg op.
Wat nu? Als het ging om onnodig risico nemen, had hij zich moeten inhouden en haar moeten laten staan. Hij heeft zich laten leiden door impulsiviteit.
‘Je bent een redder in nood,’ zei ze glimlachend, toen de Skoda – banaal in zijn burgerlijke onopvallendheid – zoevend zijn weg vervolgde, net iets onder de maximum toegestane snelheid. ‘Ik was bang dat ik de hete middag aan de kant van de weg moest doorbrengen.’
Dat, bedacht hij, was grote onzin. Een meid zoals zij zou altijd een lift krijgen. Zeker op de drukste snelweg van Europa tijdens het hoogseizoen. Dat wist ze vast zelf ook. Gelukkig was ze Nederlands, hij voelde weinig voor Engels, het vermoeide hem om in een buitenlandse taal te spreken.
‘Waar ben je op weg naartoe?’
‘Het zuiden?’ vroeg ze, alsof hij het beter wist dan zij. Het was in ieder geval de richting die hij opging.
‘We stoppen pas wanneer we de Middellandse Zee zien.’ Nu was het zijn beurt om kort te glimlachen, al voelde het alsof de spieren in zijn gezicht moeite hadden om deze simpele handeling te vervolmaken. ‘Een frisse duik wacht op ons,’ voegde hij toe, in een poging om haar over te halen hem te geloven.
Ze wierp een blik naar achteren, naar zijn koffertje. ‘Ben je op zakenreis?’
‘Ik verkies mijn eigen vervoer, in plaats van de trein of het vliegtuig,’ gaf hij als antwoord, dat eigenlijk geen antwoord was.
Ze knikte instemmend. ‘Zo is het maar net. Wees zo vrij als je maar zijn kan.’ Ze begon een deuntje te fluiten dat hij pas na een minuut herkende als Me and Bobby McGee.
‘Freedom is just another word for nothing left to lose’, mompelde hij. Hij heeft van alles te verliezen, maar hij koos ervoor om daar niet te lang over na te denken. Al overviel hem de meeste nachten een benauwd gevoel.
‘Ik heet Bastiaan. Jij?’
‘Marie-Louise.’ Het klonk overtuigend.
‘Een toepasselijke Franse naam.’
‘Ja, hé? Ik ben hier thuis,’ zei ze en ze rechtte haar benen, haar rokje kroop iets op, gaf hem een zijdelings uitzicht op haar dij. Haar huid leek hem zacht, onbevlekt. ‘Maar ik ben overal thuis. Voor mij bestaan er geen landsgrenzen.’
‘Je bent ontheemd?’
Ze draaide haar hoofd en keek hem aan. Zijn gezicht begon te gloeien. ‘Nee, ik ben niet gedwongen. Ik heb ervoor gekozen om vrij te zijn.’
‘Een wereldburger dus,’ concludeerde hij. Hij ontmoette haar blik, voelde iets in zijn binnenste verschuiven en richtte zijn aandacht weer op de snelweg voor hem die allengs drukker werd, nu de meeste chauffeurs net als hij kozen voor de A46, de oostelijke randweg rondom Lyon.
Vanuit zijn ooghoek zag hij hoe ze haar schouders ophaalde. ‘Ik ben een mens, geen burger, geen nationaliteit.’
‘Je moet toch ergens vandaan komen?’ probeerde hij. Ze leek hem jonger dan hij, zeker een jaar of tien verschil met zijn achtendertig.
‘Iedereen komt ergens vandaan,’ zei ze, op een toon alsof ze deze uitleg al meerdere malen had gegeven en waarschijnlijk was dat ook zo. ‘Je kiest er zelf voor waar je naartoe gaat.’
‘Er zijn vast mensen die je missen.’
Ze viel even stil. ‘Nee,’ zei ze toen.
Hij liet het erbij. Om hem heen zaten gezinsauto’s vol met vakantiebagage, kinderen op de achterbank en ouders achter het stuur met gejaagde uitdrukkingen. Hij liet de Skoda terugzakken in snelheid, behield zo veel mogelijk afstand tot het verkeer om hem heen. In zijn binnenspiegel ontwaarde hij een Volkswagenbusje met een vrolijk geschilderde buitenkant. De figuren in dat busje zouden ongetwijfeld beter bij haar passen dan hij, hippies met hun naïeve overtuigingen. Hoewel hij zijn beslissing om haar mee te nemen in eerste instantie betreurde was hij blij dat ze naast hem zat. Ze bracht nieuwe kansen. Hij zou vanavond beter slapen.
Hij stelde een lunch voor na de verkeersgekte van Lyon en ze stemde in.

Het tankstation bevatte een E. Leclerc supermarkt. Marie-Louise nam plaats aan een picknicktafel terwijl hij broodjes kocht, koude frisdrank en fruit. Toen hij bij de tafel aankwam had ze haar hoed weer opgezet. Ze rookte een sigaret, het verraste hem. Zo weinig rookten er nog, zeker van haar generatie. Ze bood hem er een aan, een Gauloise, het merk dat hij ooit, in zijn tienertijd, geprobeerd had omdat hij iets anders wilde na de Camels die tot zijn vaste merk behoorde. De scherpe rook van de Franse sigaret brandde in zijn keel en hij had minutenlang gehoest.
Ze stak de sigaret aan met het gloeiende uiteinde van die van haar. Waarom Gauloise toen zo’n afkeer teweeg had gebracht, hij kon het zich niet meer herinneren. Hij inhaleerde diep, ademde tevreden uit. Het was lang geleden dat hij zich zo ontspannen voelde.
Ze zette haar hoed af, veegde het zweet van haar voorhoofd en trok haar laarzen uit. Ze plantte haar blote voeten in het gras. Hij volgde de blauwe rook die van tussen haar lippen wolkte en in de lucht oploste.
Ze aten stilzwijgend. Na afloop rookten ze nogmaals en nadat hij het afval in de prullenbak had gegooid, verkondigde Marie-Louise dat ze van het toilet gebruik moest maken. Hij staarde haar na, ze hield een laars in elke hand. Er zat een lichte schommeling in haar loopje, haar smalle heupen wiegden. Voor ze het hete asfalt overstak, bukte ze voorover en trok ze haar laarzen aan. Haar rokje kroop hoog genoeg, toonde de rand van haar slipje en hij wist wat er zou gebeuren vannacht, als ze bij hem bleef. Het was, zoals ze zeiden, onvermijdelijk.

‘Waar kom jij vandaan?’ vroeg ze hem, nadat ze haar hoed op de achterbank had geworpen en haar voeten, zonder de laarzen, op het dashboard had gelegd. Hij wilde haar wijzen op de gevaren van deze zithouding in een voortsnellend motorvoertuig, maar hij hield zich in. Ze leek hem volledig te vertrouwen en dat was goed nieuws. Hij had half verwacht dat ze niet zou terugkeren van de wc, dat dit überhaupt een smoesje was geweest om van hem weg te komen, maar ze kwam wel terug en de ruggen van hun handen schuurden langs elkaar toen ze naar zijn auto liepen.
‘De Randstad,’ begon hij zijn vertrouwde leugen. ‘Ik heb mijn eigen onderneming, een ICT-bedrijf.’
‘Met klanten in Zuid Frankrijk?’
‘Een potentiële klant. Een mens kan het slechter treffen. Het is een succesvolle onderneming die ik zelf heb opgebouwd. Ik heb personeel in dienst, ik had iemand kunnen sturen, maar ik wilde een kleine vakantie aan deze zakenreis toevoegen.’
‘Indrukwekkend hoor,’ reageerde ze, en om geen reden die hij kon bedenken kneep ze even in zijn bovenbeen. ‘Mag de airco hoger, het is zo verschrikkelijk warm aan het worden.’
Hij drukte op het knopje. Ze schoof de geurverspreider opzij en verstelde het ventilatierooster. ‘Dat is beter,’ verzuchtte ze.
Ze hadden nog zo’n drie en een halfuur te gaan voordat ze bij Fréjus aankwamen. Hij had daar een vakantiehuisje gehuurd. Twee slaapkamers, er zou er een ongebruikt blijven.
‘Een ICT-ondernemer met een attachekoffertje. Elke rockster is stikjaloers,’ grinnikte ze.
Hij voelde zich gekwetst. ‘Ik ben eigen baas, dat is niet iedereen gegeven.’
‘Dat is waar’ gaf ze toe. ‘Het was maar een grapje.’
‘En jij? Wat zijn jouw toekomstplannen?’ wetende wat het antwoord zou zijn van dit hippiemeisje. Hij wilde zo snel mogelijk de aandacht verleggen van zijn koffertje.
‘Toekomstplannen?’ ze sprak de woorden uit alsof ze een bittere nasmaak achterlieten. ‘Er is geen toekomst. Als je er over nadenkt bestaat tijd niet. En voor deze wereld is de tijd allang voorbij, als je toch in tijd gelooft.’
Het klonk hem als hippiegeneuzel in de oren. Iets was jongeren bedenken rond een uitgestorven kampvuur, op een nachtelijk strand, als ze high en dronken naar de sterrenhemel staren.
‘Wat we doen is zinloos dus?’ kon hij het niet nalaten om te vragen.
‘Is wat jij doet zinvol dan? Ik bedoel, echt zinvol? Voor de mensheid, voor de wereld?’
Hij verschoof in zijn stoel, voor zover hij de ruimte had. Er flitsten gedachten door zijn hoofd, maar hij kreeg er geen grip op, ze verwaaiden als papiersnippers in de wind. Zijn vingers knelden rond het stuur.
‘Ik heb een gevoelige snaar geraakt.’ Ze had zich naar hem toegedraaid.
Hij voelde zich plotseling kwetsbaar en hij wilde haar riem losklikken, haar portier opengooien en haar de weg opduwen. In het meest gunstige geval denderde er een vrachtwagen.
‘Nee,’ wist hij eruit te persen, zijn lippen een dunne streep. ‘je hebt gelijk. Ik verbeter de wereld niet.’
‘Precies,’ zei ze, alsof haar standpunt zo logisch was dat hij niet anders kon dan hem delen.
Hij staarde door de vooruit naar het verkeer, het voorbijtrekkende, geelbruine landschap, de intens blauwe lucht. Zijn hartslag kwam tot rust.
‘Jij verbetert de wereld wel? Door niets te doen?’ Zijn stem klonk weer als die van hemzelf.
‘Ik heb zo mijn methoden,’ antwoordde ze.
Ze sloot haar ogen, vouwde haar handen in haar schoot. Daarmee was de discussie afgelopen, vermoedde hij, en liet ze hem over aan zijn eigen gedachten.
Er zijn vele manieren om de wereld te verbeteren, om de wereld op te schonen, zo gezegd. Dat vereiste een verbeeldingskracht. Marie-Louise ontbrak het aan verbeeldingskracht. Dat kon hij herstellen.

Het witgeschilderde vakantiehuisje, halverwege de heuvel en omzoomd door statige cipressen, bleek een naam te hebben. J’espere, stond er op de gevel geschilderd: Ik hoop. Een lavendelgeur, verspreid door de planten in de tuin, die zich in een frisgroene omhelzing beschermend om het huisje kromde, viel over hen heen. Ze snoven tegelijkertijd de geur op.
‘Zo ruikt hoop,’ zei Marie-Louise lachend.
Elk gevoel van animositeit, dat was ontstaan door hun woordenwisseling, leek daarmee verdwenen.
Hij zocht de toegangscode op in zijn telefoon die hij geappt had gekregen van de eigenaar en opende het sleuteldoosje naast de deur. Een bosje koperen sleutels lag op hen te wachten.
‘Ik help je met je rugtas,’ bood hij aan, maar dat wees ze af.
‘Ik ben een sterke meid, draag jij maar je eigen koffer. Ik neem aan dat je er een mee hebt gebracht.’
‘Laten we eerst het huisje verkennen.’ Hij ontsloot de deur en hield zijn arm wijd in een uitnodigend gebaar.
Nadat ze de luiken hadden opengeworpen bleek de vakantiewoning modern, opgeruimd, schoon. Hij liet de keukenkraan stromen en knikte tevreden toen er helder water uitvloeide. In de koelkast stond een voorraadje flessen drinkwater. Hij pakte er een uit en nam een flinke slok. Even leek het leven precies goed. Precies zoals het hoorde.
Hij luisterde naar haar gestommel achterin het huisje. Ze had een slaapkamer uitgekozen. Ze hadden afgesproken dat ze vannacht bij hem logeerde. Ze had zijn aanbod tot meer nachten afgewezen, ze wilde zich niet laten vastleggen. Er zouden niet meer nachten volgen, dat stond vast, maar hij had zich van zijn gastvrije, tolerante kant laten zien.
De dag liep ten einde, maar de zon stond hoog en vanuit het keukenraam zag hij het azuurblauw glinsteren. Ze zouden een hapje kunnen gaan eten, wat drinken, wijn of iets sterkers, terugwandelen onder een fonkelende sterrenhemel en hij zou haar proberen te kussen. Misschien wees ze hem af, misschien niet, misschien kreeg hij de kans haar geuren op te snuiven, haar lippen tegen de zijne te drukken, haar hart te voelen kloppen tegen zijn blote huid. Misschien zouden ze in haar slaapkamer belanden, misschien op de bank, hier, in de woonkamer, terwijl het maanlicht haar in een melkwitte sluier toedekte, zonder haar te kunnen beschermen tegen wat haar te wachten stond, wat tot haar lot was verworden op het moment dat ze in zijn auto stapte. Hij sloot zijn ogen, zag voor zich wat onherroepelijk was.
Ze riep zijn naam, vroeg hem te komen. Hij zette de fles terug in de koelkast. Het kon ook eerder, daarna alleen eten, een goed restaurant, genieten van het geroezemoes om hem heen en de stilte die hem in dit huisje zou welkom heten.
Hij pakte zijn attachekoffertje van de achterbank, liep terug de woning in. Marie-Louise stond in de deuropening van haar slaapkamer. Blote voeten, de bovenste twee knoopjes van haar blouse losgemaakt, een glimlach doorbrak haar gezicht. Hij glimlachte terug, moeiteloos nu, oprecht.

Marie-Louise ligt op haar rug. Ze probeert de scheurtjes te tellen in het plafond, maar ze verliest elke keer de tel en moet opnieuw beginnen. Het is te veel moeite voor niets. Bovendien is de avond gevallen, vergezeld door een koor van krekels, de kamer bevindt zich in een schemertoestand. Ze denkt terug aan de bioloog, de getrouwde veertigjarige, en zijn gezin dat hij probleemloos had verraden. Dat was twee jaar geleden, ze herinnert zich zijn gezicht, zijn naam is haar ontschoten. Hij had haar uitgelegd dat het geluid van krekels voortkomt uit het tegen elkaar wrijven van hun vleugels. Striduleren, heet dat, ze is het nooit vergeten.
Het voorheen smetteloos witte laken ligt in een hoopje aan het voeteneind. De metaalachtige geur van bloed hangt zwaar om haar heen, windt haar op. Ze moet opruimen, er is werk te doen. Ze dwingt haar lichaam overeind te komen. Bastiaan naast haar is paarsgekleurd en verstijfd, zijn ogen staan open in een verschrikte leegte. Met haar wijsvinger volgt ze de gladde randen rond de opening van zijn keel, ze was enthousiast geweest, een onbedwingbare energie had zich van haar meester gemaakt en ze heeft zo diep gesneden dat ze door de keel heen kijkt naar het bruinrode laken eronder. Ze begint te lachen. Ze denkt de verblufte uitdrukking op zijn gezicht te kunnen zien en ze lacht harder. Ze lacht, totdat ze door krampen in haar buik overmand en naar adem happend naar de badkamer strompelt en koud water in haar gezicht spat. Dat helpt, ze kalmeert.
Voordat ze aan de grote schoonmaak begint, een klus die haar woedend kan maken, ze haat de lompe, achteloze zakken vlees die ze moet versjouwen, geeft ze toe aan haar nieuwsgierigheid. Ze pakt het attachekoffertje op van de slaapkamervloer, loopt naar de keuken en met een schaar weet ze het ding open te wrikken. Een blinkende set aan wat ze alleen kan betitelen als slagersmessen staart haar aan. Ze zet een stap naar achteren, haalt diep adem. Ze lacht weer even, maar zenuwachtig. Ze slaat de deksel dicht. Ze blijft de messen voor zich zien. Met bevende vingers steekt ze een onaangestoken Gauloise in haar mond. Dan schiet de Skoda haar te binnen en hoe Bastiaan haar rugtas op de achterbank legde, in plaats van in de kofferbak, wat logisch zou zijn geweest.
‘Wie was jij, Bastiaan?’ fluistert ze. ‘Wát was jij?’
De autosleutels liggen op het keukenblad. Ze aarzelt, herkent zichzelf niet in haar aarzeling, en neemt kordate stappen naar de auto, naar de kofferbak van de Skoda en steekt de sleutel in de opening. Ze draait, er volgt een zachte klik. De klep stijgt langzaam omhoog, als een goochelaar die aan het einde van zijn truc de clou onthult voor een in spanning afwachtend publiek.
Er is een stank die om haar heen walmt, het doet haar denken aan slachthuizen, ze vraagt zich af hoe die geur eerder aan haar aandacht is ontsnapt. Dan staart ze naar wat de kofferbak prijsgeeft.
Bastiaan was bezig de wereld te verbeteren. Oh, reken maar. De wereld heeft teruggevochten.
Ze lacht weer, door de nieuwe krampen heen. Ze is een macabere dans ontsprongen.
Ze sluit de klep. Hoofdschuddend gaat ze terug naar binnen. Er is nog zoveel werk te doen. Zoveel goed werk. Eerst het vakantiehuisje, daarna de wereld.
De wereld heeft haar nodig.

***

Mark de Groot maakt deel uit van het schrijversduo ‘Govaarts & De Groot’, verantwoordelijk voor de detectivethriller ‘Soms komt niet thuis wat vertrokken is’, het eerste deel van De Scalda Moorden. De Groot schrijft bijna elke dag, het is wat ademen is, wat stromend bloed is, wat voedsel nuttigen en drinken is, een noodzaak om te leven. Hij schrijft met name om de lezer te verrassen en naar een andere wereld te brengen.

Jan-Robert van der AA 
schrijft, omgeven door het ruisende Zoniënwoud, fantasyverhalen voor het nageslacht. Hij smukt ze op met gegenereerde afbeeldingen op basis van pentekeningen, schilderijen, etsen, schetsen, krabbels en foto's die hij persoonlijk de voorbije vijftig jaar maakte. Hij herwerkt ze nu met alles wat de technologie hem bieden kan, dus ook Photoshop en Midjourney.

Reacties

  1. Mijn diepste respect voor de woordkunst in beeldend en zeer gedetailleerd verhaal dat de geloofwaardigheid sterker maakt je komt in een flow van liefde samen met de schrijver beleef je het verhaal intens. Echt goud

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Gefeliciteerd met je overwinning Mark!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Wauw...wat een ontzettend goed verhaal. Ademloos gelezen....de lat is hoog gelegd hier!

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dankjewel. En inderdaad, de lat ligt zeker hoog. Als je zelf ook schrijft, zie de lat als een uitdaging en tik hem aan.:) Groet, Mark

      Verwijderen
  4. Ik heb geen woorden, zo goed vind ik het....

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Wat een geweldig verhaal. Prachtige schrijfstijl.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Wat een boeiend en beeldend geschreven verhaal met een verrassend plot! Petje af voor deze begenadigd schrijver!

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Top!
    Een kortverhaal, dat je voldaan achterlaat. Een rond, af verhaal. Lekker!
    De personages komen met kleine details tot leven. Het is verrassend en helder.
    I loved it, goed gedaan :)

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Mijn naam is Eva Berkhout. Ik heb moeilijke tijden meegemaakt met verschillende mannen die ware liefde en oprechte acceptatie vonden, totdat ik mijn man ontmoette die in mijn leven kwam en van me hield zonder dat woorden het kunnen uitleggen. We hebben twee jaar samengewoond en we waren gelukkig totdat er te veel ruzie ontstond en onze wegen uit elkaar gingen. Ik dacht dat ik verder kon, maar ik besefte dat ik erg verliefd op hem was en voor altijd bij hem nodig had. Ik had geen andere keuze dan hulp te zoeken, wat ertoe leidde dat ik contact opnam met dr. Isikolo, wetende hoe hij anderen heeft kunnen helpen. Hij schonk mij zijn aandacht en deed zijn best om ons weer met elkaar te verzoenen en binnen 48 uur manifesteerde het resultaat zich en kwam hij bij mij terug en we verzonnen de zaken weer. Nu zijn de liefde en het geluk teruggekeerd en het enige dat ik kan zeggen is dat ik dokter Isikolo echt waardeer omdat hij onbaatzuchtig is in het helpen van mij en anderen. Zijn e-mailcontact: isikolosolutionhome@gmail.com Je kunt hem ook WhatsAppen op +2348133261196

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Literaire Tijdschriften

Iets toe te voegen? Stuur je mail naar VerhaalvdMaand [at] gmail.com!