XVVDM juli 2023

 


IJler dan ijl

- Tom de Krijger - illustratie: Bing/Dall-E -

Het was de bron van zijn misère, de drijver van zijn weemoed, de reden van zijn ondergang: Rick wilde het leven snappen, maar durfde het niet te ervaren. Zijn hoofd nieuwsgierig, zijn ziel angstig. Een vrijwilliger in het leger die zijn kameraden geslacht zag worden, de vijand in het vizier had, maar de trekker niet over durfde te halen.
Hij had de professor op zijn plek willen zetten. Hem willen vernederen. Hem bij zijn das willen grijpen, over ‘t bureau willen slepen, en net zo lang met een roestige schroevendraaier in zijn hals willen steken tot hij een fontein van bloed zou opgorgelen. Hij had hem willen vertellen dat hij er geen bal van snapte. Dat de macht tot op het bot gecorrumpeerd is. Dat het IMF, de WTO en de Wereldbank de wereld niet beter maken met hun leningen. Dat ze puur en alleen in dienst staan van het internationale kapitaal. Dat ze de mondiale periferie knechten met hun wurgcontracten. Verplichten om hun natuurlijke rijkdommen te verkopen aan buitenlandse investeerders. Maar dat deed hij niet. Nee, hij hield zijn bek dicht en vrat zichzelf diep vanbinnen op.

Toen het college voorbij was bleef hij niet hangen met zijn medestudenten, ging hij niet mee een biertje doen, probeerde hij hen niet te overtuigen van zijn superieure ideeën. Ze zouden het toch niet begrijpen, waren alleen maar bezig met hun aankomende traineeships. En als ze het wel zouden snappen: wat dan? Het zou niks veranderen, de vaart der volkeren zou ongehinderd doordenderen. Dus liep hij weg van Roeterseiland, ramde z’n Airpods in z´n oren, zette een podcast op en begon te lopen. Hij maakte zichzelf wijs dat het toch niet te veranderen was, dat de strijd al gestreden was, dat het hem allemaal toch niet interesseerde. Dat hij daarom beter een esthetisch dan een moralistisch leven zou kunnen leiden. Hij stapte het Oosterpark binnen en dacht: Ja, dit is het, nu kan ik eindelijk loslaten. De warme zon, de fluitende vogels, de felle kleuren, de unieke mensen. Dit is waar het leven écht om draait.

*

Onze Matteo droeg de wereld op zijn schouders. Een ballon gevuld met lucht. IJler dan ijl. Zijn grijze haren zeilden door de lucht. Hij plankte de gifgroene opgevoerde 180cc Tomos met een stormvaart over de Stadhouderskade. Rood stoplicht in de verte, met z’n ene hand gaf hij gas bij, met de andere draaide hij een zware Van Nelle. Hij had zichzelf vogelvrij verklaard, een ongeremde ziel, een losgezongen geest. Met soepele handbewegingen zigzagde hij tussen de bakfietsen, swapfietsen en VanMoofs door. Hij likte zijn vloei, pakte zijn aansteker, nam een diepe hijs en stak z’n middelvinger op richting het Amstelhotel. ‘Gestoorde gek’, ‘halvegare’ en ‘zotteling’ werd wel naar zijn hoofd geslingerd, maar het liet hem ongedeerd want hij wist wie hij was. Hij was een maniak, een genie, de boeddha, de herrijzenis van Christus en hij was morsdood als hij niet snel om die tram heen zou sturen. Als Mozes ritste hij de zee aan blonde studentes die International Business of iets even zinloos aan de HvA studeerden open, blies ze een handkus toe en vervolgde zijn weg. Met zijn robuuste dooraderde klauw griste hij de schroevendraaier uit de zak van zijn leren jack en stak ‘m recht omhoog. De roestige obelisk riep God rechtstreeks tot de orde. Uit zijn andere zak toverde hij een halve liter en hij begon als Jack the Ripper in het aluminium te steken, opende het lipje en shotgunde het biertje weg, terwijl hij met soepele heupbewegingen de brommer langs de taxi’s manoeuvreerde.

Je zou geen sprankje twijfel in zijn kastanjebruine ogen kunnen vinden, slechts wat gouden tinten en de reflectie van de zon. Er zat slaap in zijn ooghoeken, een gouden grill in zijn muil en aarde in zijn diep gegriefde rimpels. Hij tilde zijn linkerbeen over het zadel, zette zich af en koprolde over het asfalt, gelijktijdig zijn zojuist verkregen brommer tegen de achterbumper van een Porsche knalde. Zonder achterom te kijken liep hij weg, alsof Michael Bay zojuist de Porsche en Tomos in vlammen op had laten gaan.

Onbezonnen liep hij door Amsterdam-Oost, handen in de zakken van zijn beige cargobroek. Aderen puilden uit zijn krachtige nek, terwijl hij luidkeels “this is the way the world ends” scandeerde. Naargeestige blikken in zijn richting, pubers lachten al wijzend naar hem, moeders sloegen armen om hun kinderen. Maar hij, hij zat er niet mee, het liet hem ijskoud als de technocratische ijsberg waarheen we onvermijdelijk olietankeren. Met vluchtige ogen scande hij vuilnisbakken. Op zoek naar flesjes en blikjes. Gestaag raakte de plastic zak vol en met een grimas, die zijn grill liet schitteren in het zonlicht, liep hij de Albert Heijn binnen. Van de 6,80 die hij vergaard had kocht ‘ie zes halve liters en een halfje casino wit.

Het was Goethe die zich realiseerde hoe veel fijner het leven is wanneer je je armen vrij laat rondzwiepen tijdens het lopen. Wanneer je ze vrijmoedig laat dansen op het ritme van je levenspad. Het had een evolutionaire verklaring, het was het bewijs dat we viervoetige voorvaderen hebben, het was simpelweg de natuurlijke manier van bewegen. Het was de manier waarop onze Matteo zich door het Oosterpark manoeuvreerde. Verrekte nekspieren, tongen die over het asfalt werden gesleept, men kon zich niet voorstellen hoe iemand zich zo achteloos voortbewoog. Zijn zongebakken buik werd beschermd door een vacht van witgrijze haren en puilde tussen zijn openstaande lerenjack uit. Zijn armen dansten als cobra´s die een Indische fluit hoorden, maar het was alsof men Baudelaire door het negentiende-eeuwse Parijs zag flaneren. Hij was de schepper van zijn eigen levenspad, losgebroken uit de ketens der burgerlijkheid. Hij liet de geasfalteerde paden links liggen en dartelde vrij over het gras, tussen de bomen, trapte dwars door de prille narcisstengels, leegde zijn blaas in een vuilnisbak en ging zitten op het houten bankje aan het water.

Hij draaide nog maar een shaggie, haalde een halve liter uit de plastic zak en slaakte een tevreden zucht. De zonneglinsteringen dobberden tevreden door het water en het gras danste ritmisch in de wind. Wat rust midden in de alledaagse drukte. Het oog van de storm. Een Hof van Eden te midden het eenentwintigste-eeuwse Sodom en Gomorra. Onze Matteo keek naar de zwanenouders die met vleugel en snavel hun kinderen verdedigden tegen het menselijke gevaar. Naar de eenden die als een groep Pakistanen in Rotherham hun vrouwelijke soortgenoten belaagden. Het was de rauwe natuur, de enige moraal. Het leven wordt niet getekend door goed en kwaad, maar door moed en angst, door sterkte en zwakte. En dus atte onze Matteo het resterende bier, trapte het blikje plat en wachtte tot hij zijn kans schoon zag.

De plaatsing van de ogen verraadde de inferioriteit van haar eendenziel, geen jagende diamanten die het leven recht in het avontuur aankeken, maar angstige kralen op de zijkant van haar kop. Bang voor gevaar, bang voor aanvallen van haar meerderen, bang voor het leven en bang voor de dood. De eend vloog vliegensvlug weg voor haar levenslustigere soortgenoten. Ze vloog vlak over de vijver, liet het water onder haar poten rimpelen en scheerde langs het bankje waarvan onze Matteo opstond. Hij zakte door zijn knieën, pakte de aluminium frisbee van de grond, plaatste zijn linkervoet naar voren, bewoog zijn rechterhand naar achteren, wierp het blikje met volle kracht tegen de snavel van het onschuldige beestje, ging weer zitten, opende een nieuw blikje en begon zichzelf af te vragen of necrofilie ook een natuurlijk fenomeen is. Alsof een boekraket haar staart raakte, stortte het eendje te water en bleef daar roerloos dobberen. Als een stel aasgieren doken de mannetjes te water, klaar voor actie, bereid om te sterven voor de kans om hun bloedlijn voort te zetten. Maar al snel kwam de twijfel, Matteo zag hoe de eenden onthutst naar het levenloze verenbolletje keken en weer wegvlogen en op dat moment realiseerde onze Matteo zich waar de grens van moraliteit lag.

Zijn aandacht verschoof. Hij zag hoe onbekommerd ze om de fontein heen zwommen. Ze hadden witte snaveltjes en donkergrijze veren. Maar als je beter zou kijken zou je een prachtige blauwe gloed in hun donkergrijze verenkleed ontdekken. Hij pakte een sneetje brood, scheurde wat stukjes af en begon kleine bolletjes te kneden. Zachtjes liet hij de bolletjes in het water plonzen en het effect was magistraal. De souplesse in de heen en weer bewegende nekjes van de meerkoeten beantwoordde iedere vraag des levens. Het was organisch, het was natuurlijk, het was goed. Tevreden keek Matteo naar de snaveltjes die naar beneden schoten om een stukje brood te scoren, gelijk hij zelf ook een stukje brood verorberde. ‘Zo beneden, zo boven!’ schreeuwde hij de beestjes toe. Stukjes brood vlogen uit z’n mond en opnieuw sloegen de meerkoeten toe. ‘Zo boven, zo beneden,’ voegde Matteo er lachend aan toe.

‘Een occultist, zo te horen?’ hoorde hij van achteren.

Intuïtief greep Matteo naar de schroevendraaier in z’n zak en draaide zich om. Een vriendelijke jongeman, begin twintig. Net blauw jack, donkerbruine pantalon, gebroken witte loafers. Prima kop, brede kaken, middellang bruin haar, lichtbruine ogen. Maar die glimlach sprak boekdelen. Te roze, te dun, lippen net iets te geforceerd naar boven gekruld, vochtige donshaartjes erboven. Onze Matteo kreeg bezoek van een inferieure ziel.

Hij nam nog een slok bier, gooide het blikje in het water en stapte op de jongen af. Hij haalde zijn handen uit zijn zakken, spreidde ze langzaam uit elkaar en klapte ze vlak voor de neus van de jongen dicht.

‘Ben je bang voor je vader en moeder?’

De jongen knipperde. ‘Dus toch geen occultist, zo te horen,’ lachte hij ongemakkelijk.

‘Ben je bang voor de dood?’ Opnieuw klapte Matteo in zijn handen.

De jongen knipperde en lachte opnieuw.

‘Gezakt,’ zei Matteo. Stalen blik. Verwilderde grijze haren vlak boven zijn norse ogen.

‘Omdat m’n ogen knipperden?’

‘Precies.’

‘Dat is toch een normale menselijke reactie.’

‘Precies. Aangenaam Matteo.’

‘Rick, aangenaam.’

‘Alleen lukt het een enkeling om het menselijke te ontstijgen,’ zei Matteo.

‘En jou is dat gelukt?’

‘Probeer maar.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Klap in je handen. Vlak voor m’n gezicht. Geef me desnoods een poffert op de neus.’

‘En je zal niet knipperen?’

‘Probeer maar.’

‘Ben jij bang voor de dood?’ Rick klapte zo hard als hij kon, maar Matteo verroerde geen vin. Hij klapte nogmaals. En nogmaals. Hij schaduwbokste halfslachtig langs het verlepte gezicht van de oude man, maar het was alsof Matteo Medusa recht in de ogen aankeek.

‘Hoe doe je dat?’ vroeg Rick.

‘Dat is die gekte. Snap je? Die onmenselijke gekte.’

Rick keek ‘m vragend aan. Matteo liep naar het bankje, gooide wat brood naar de meerkoetjes, pakte twee halve liters, liep terug en gaf er één aan Rick.

‘Nee, dank je, ik drink niet doordeweeks,’ stamelde Rick.

‘Homo,’ lachte Matteo.

En precies toen Rick op het punt stond om zijn biezen te pakken en met de noorderzon te vertrekken begon onze Matteo als een razende te oreren. Spuug proestte uit zijn mond. Het bier klotste uit het blikje. Zijn spiro, zijn pneuma, zijn neshamah steeg op uit zijn longen, werd getoucheerd door de magie van zijn stembanden, en het golfde door het Oosterpark.

‘Loop maar weg hè, flikkertje. Laat je ziel maar geketend achter. Ga maar lekker verontwaardigd in die schoolbanken zitten. Boos dat de leraar neoliberale onzin uitkraamt. Ga maar lekker stiekem op je kamer YouTube-filmpjes kijken over hoe de wereld echt in elkaar zit. Jezelf vervreemdend van de buitenwereld. Ezel. Vinden chicks geil, toch? Flikkertjes! Is je toekomstige werkgever dol op, toch! Zwakkelingen. Die nergens voor staan. Daarom kwam je naar dit park toe, toch? Om jezelf te ontdoen van alle conformiteit. Het esthetische leven enzo. Doe maar. Loop maar weg, hè. Hup. Hup. Ajuus.’

En opnieuw draaide Rick zich om. Stond op genoeg afstand om Matteo er makkelijk uit te kunnen sprinten. Wangen rood als zonsondergang. Mond vol netjes gepoetste tanden.

‘Hoe weet je dit allemaal?’

‘Omdat ik jou uit de toekomst ben, Rick van Velden,’ antwoordde Matteo en hij liet zijn handen toekomstachtig draaien.

‘Van Velden?’

‘Had leuk geweest. Maar dan was je helemaal weggesprint.’

‘Gaat het wel goed met je?’

‘Nee, ik ben op die onmenselijke gekte.’

Opnieuw drukte Matteo een biertje Ricks hand.

Hasje zdorovje,’ lachte Matteo.

‘Proost.’

‘Hoe weet je al die dingen van me?’

‘Dat is die onmenselijke gekte. Zie je die meerkoeten daar?’

Samen liepen ze naar het vijvertje waar de meerkoeten zaten te genieten van de kleine broodbolletjes.

‘De spirit van God wordt weerspiegeld door de nek van een meerkoet, snap je? Zie je de soepelheid waarmee die nek op en neer gaat? Als hij zwemt is zijn nek in perfecte harmonie. Apollinische kalmte ontmoet Dionysische gekte. Snap je? Het is het hemelse op aarde en het aardse in de hemel.’

‘Nee ik snap er eigenlijk vrij weinig van.’

‘Is niet erg. Voel je het wel?’

‘Nee, niet echt.’

‘Vind je de meerkoeten wel schattig?’

‘Op zich wel.’

‘Dan voel je het wel. Want alles is alles, snap je? Want als iets niet hetzelfde zou zijn, zou al het andere ook anders zijn. Snap je? Als de aarde iets anders ten opzichte van de maan zou staan, zou het water waarin de meerkoeten zwemmen ook anders zijn. Dat is die zwaartekracht. Newton en z’n appel, snap je? En dan zou ik jou misschien nooit tegen zijn gekomen. Snap je? Dus als je de meerkoeten wel schattig vindt, moet je al het andere in de wereld ook mooi en goed vinden, want al het andere in de wereld zorgt ervoor dat die meerkoeten schattig zijn. Snap je?’

‘Maar dit is toch gewoon basic New Age-achtige, boeddhistische leer?’

‘Ja, klopt.’

‘Dan snap ik wel wat je bedoelt. Alleen waarom is dat dan die onmenselijke gekte?’

‘Nee, de onmenselijke gekte is de logische vervolgstap.’

‘En daarvan wordt je gelukkig.’

‘Ik zie er best gelukkig uit toch?’

Voor zich zag Rick een stralend blok ellende staan. Vettige haren, gaten in z’n leren jack, vlekken op ’n broek. Maar toch, z’n huid was bruingebakken, er zaten kuiltjes in z’n wangen en de kraaien krabden in z’n ogen.

‘Ik denk ‘t.’

‘Ben je klaar voor die onmenselijke gekte, Rick?’

Rick stapte ietsjes naar achter. Want hij zag al genoeg onmenselijke gekte in de ogen van Matteo en hij wilde misschien wel een esthetisch leven leiden, maar doodgaan was iets te veel van het goede en de onmenselijke gekte van onze Matteo was niet te pijlen.

‘Je kan wel een stap je naar achter doen, maar die onmenselijke gekte komt je toch wel een keer halen, snap je?’ Volkomen kalm pakte Matteo twee sneetjes brood uit het plastic en hij scheurde de korstjes ervanaf. ‘Laat me je een verhaal vertellen Rick. Jij bent op die onmenselijke flikkershit, snap je? Lekker studeren, maar het stiekem niet eens zijn met de docenten, toch? Altijd een betweter. Altijd onbegrip. Daarom ben ik jou uit de toekomst, snap je?’ Korst na korst werkte hij naar binnen. Het resterende brood kneed hij tot kleine bolletjes die hij zorgvuldig op het bankje legde. ‘Ik ben een kind van de jaren zestig. Anti-Vietnamoorlog, pro-abortus, snap je? We wilden de universiteiten overnemen. Lange mars door de instituties, snap je? Ik promoveerde in International Political Economy, deed onderzoek naar hoe de dollar als wereldwijde reservemunt ervoor zorgde dat Amerika de halve wereld kon aanvallen zonder dat het bijdrukken van dollars voor binnenlandse inflatie zorgde, snap je?’ Hij had inmiddels alle bolletjes netjes op een rijtje gelegd, dus gooide hij de eerste in het water en de meerkoeten begonnen er met hun elegante nekjes van te smikkelen. ‘Maar toen kwamen de jaren tachtig, snap je? Reagan en Thatcher enzo. Milton Friedman. Mijn kameraden en ik werden uitgenodigd voor weekendjes weg met de RAND Corporation en de Wereldbank, snap je? We werden opgehaald in limousines, dronken champagne en de serveersters waren allemaal net twintig en droegen korte rokjes, maar het was allemaal vrijblijvend, snap je? Maar langzaamaan grepen al mijn kameraden naar het grote geld, de UvA werd geliberaliseerd en ik bleef er werken en m’n kameraden wonen nu in Manhattan of Zuid-Londen, terwijl ik in een flatje in Noord woon, snap je?’ Het laatste bolletje verdween te water, Matteo gooide zijn halve liter achterover, gooide het blikje op de grond en begon erop te stampen alsof het de jaren negentig was en hij een paar pillen weggetikt had. ‘Ik besefte me dat er nooit geen gerechtigheid zou zijn, snap je? Dat het te allen tijde het recht van de sterkste zou zijn. Dat je de jager of de prooi bent. De dader of het slachtoffer. De investmentbanker of de bananenboer uit Guatemala, snap je? Je kan LSD doen en mediteren en dan kom je erachter dat we allemaal goddelijke vibraties zijn, maar als je op die onmenselijke gekte bent snap je dat we tegelijkertijd driedimensionale wezens met een ego zijn. Terwijl het nu eenmaal een Hobbesiaanse strijd van allen tegen allen is. Dus kan ik maar beter winnen, snap je?’ Hij pakte het blikje, keek één van de meerkoetjes recht in zijn stupide ogen en keilde het blikje kneiter-, maar dan ook kneiterhard tegen de snavel van het beestje. ‘Om een lang verhaal kort te maken, dat is die onmenselijke gekte, snap je?

Met een trillend lipje keek Rick naar het creperende beestje. Daarna met verwondering naar de andere meerkoet die ongegeneerd verder at.

‘En die onmenselijke gekte bereik je door onschuldige dieren te doden?’

‘Ja. Of mensen. Het hoeft trouwens ook niet persé moord te zijn. Diefstal, marteling of verkrachting is ook prima. Alleen necrofilie gaat ietsje te ver, snap je?’

Ricks maag draaide om. Er kwam stoom uit zijn oren, op zijn wangen kon je een ei bakken. Maar toch, hij was geïntrigeerd.

‘Zal ik je trouwens uitleggen waarom je het niet zal doen? Waarom je te bang bent om het andere meerkoetje te vermoorden? Weet je wat de Griekse vertaling van het woord “ziel” is?’

‘Het interesseert me vrij weinig wat de Griekse vertaling is, ik vermoord geen onschuldige dieren omdat ik geen psychopaat ben.’

‘De Griekse vertaling van het woord “ziel” is pneuma. Weet je wat de Latijnse vertaling is?’

‘Nou?’

Spiro. Daarvan komt het Engelse Spirit, dat zowel de geest als karakter of moed kan betekenen. En in het Hebreeuws?’

‘Vertel.’

Neshamah.’

‘Wat wil je hiermee zeggen?’

‘Al deze woorden zijn afgeleid van het woord ademen. Spirare, pneuma en Nasham. De ziel is de adem, de ijlheid van de lucht, de lichtheid van het bestaan. Snap je? Maar jij hebt van die dunne lipjes, zo’n kleine adamsappel en een slappe nek. Daarmee kan je onmogelijk bezield in- en uitademen, snap je? Daarom blijf je voor altijd een loser. Alleen door die onmenselijke gekte te omarmen kan je de adem der goden ontdekken, snap je?’

Ricks benen aan de grond genageld. Hij begon te hyperventileren. Zweet klotste onder zijn oksels. Matteo’s pupillen werden groter, zijn glimlach breder. ‘Je gaat het gewoon nu doen, snap je?’ Hij griste het blikje uit Ricks handen, drukte het plat tussen zijn handpalmen en het lauwe bier vermengde met het verse bloed. Hij gaf de frisbee aan Rick en pakte de roestige schroevendraaier uit zijn binnenzak.

‘Dit is die onmenselijke gekte, snap je? Gooi dan. Recht op die snavel. Gooi dan. Bitchboy!’

Het bloed kleefde aan de roestige schroevendraaier en Matteo zwaaide de schroevendraaier als een cheerleader door de lucht. Rick zag water branden, de schroevendraaier zwaaien, de meerkoet lachen, het park draaien. De angst kroop uit zijn ogen. Het blikje brandde in zijn handpalm.

‘Gooi dan! Flikker! Gooi dan! Laat het stromen! Gun jezelf het leven! De onbegrensde vrijheid! De goddelijke adem!’

Maar Rick was verstijfd door angst. Hij wilde helemaal geen meerkoeten doden, maar leven in harmonie met de waarheid. Hij voelde het koude puntje tegen zijn nek branden en zijn lipje begon te pruilen, de tranen stroomden over zijn wangen. Hij was het geluk en de vrijheid helemaal niet waard. En Matteo keek Rick recht in zijn ogen, bloed klotste door zijn oogwit, zijn gezicht bleef ongeroerd en hij trok de roestige schroevendraaier een stukje terug. Het kolkte door zijn aderen, maar zijn gezicht bleef ongeroerd en het roestige staal stak dwars door Ricks hals, opende zijn aorta en penetreerde zijn luchtpijp. Hij zakte door zijn knieën. Rood speeksel sputterde uit zijn mond. Als een vis op het droge hapte hij naar adem, maar zijn spiro, zijn pneuma, zijn neshamah, bleef gevangen in zijn lichaam. Als een leeglopende ballon ontsnapte het niks uit zijn hals. Geen waardige ziel, geen laatste adem, maar lege lucht, een zielloos ether spurtte naar buiten. IJler dan ijl.

***

Tom de Krijger
(1998) is Schrijver des Vaderlands in spe.



Reacties

  1. Vreselijk pretentieus butverhaal. Het is zelfs niet eens een verhaal. Lijkt me afschuwelijk als de schrijver een keer bij je komt eten en zijn enorme kennis over het leven etaleert. Wat een afschuwelijke man moet die Tom de Krijger zijn. Dit waren de meest gruwelijke minuten uit mijn nog jonge leven. Liefs, Sandra

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Je hebt helemaal gelijk hoor, Sandra. Deze zeer zelfingenomen schrijver is een overduidelijke sicko! Maar helaas worden veel schrijfwedstrijden juist door sicko's gewonnen, omdat een jury schrijvers graag uit de bocht zien vliegen.

      Verwijderen
  2. Ik ben het met Sandra eens. Het was een slechte uitvoering van Wikipediafilosofie met een schroevendraaier. Dus helemaal niet leuk.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ik geef eigenlijk nooit een reactie, maar dit is inderdaad een pretentieus butverhaal. Laten we vanaf nu mensen op hun uiterlijk beoordelen.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Trek je niks aan van de haters hierboven, Tom. Ze zijn gewoon jaloers. Je bent goed bezig! Ga zo door! Blijf ons verrassen met je verhalen!

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Dit verhaal verdient in zoverre een XVvdM-status dat het geheel uit de toon valt. Overspannen proza, smakeloze gebeurtenissen, onsympathieke personages. De overdaad van taal is een poosje aantrekkelijk, maar verveelt toch vrij gauw. De filosofie van het personage is hopelijk niet die van de schrijver. Als hij (de schrijver) zich een beetje (heel erg) zou kunnen beperken, kunnen we nog best aardige verhalen van zijn hand verwachten. PS Is de schrijver Vlaams?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik denk ook dat deze tekst exemplarisch is voor een Xvvdm verhaal. Het is experimenteel en gewaagd. Weliswaar nog wat ruw, maar je voelt de potentie.

      Verwijderen

Een reactie posten

Literaire Tijdschriften

Iets toe te voegen? Stuur je mail naar VerhaalvdMaand [at] gmail.com!