Derde plaats oktober 2023

 

Brief aan de rechter

- Elizabeth van der Visch - illustratie: Maaike Everaerts - 

Hengelo, 15 oktober 1996

Aan de edelachtbare heer De Blok,

Geachte heer De Blok,

Naar ik vernomen heb gaat u binnenkort met pensioen. Negen en een half jaar geleden veroordeelde u mij tot veertien jaar gevangenisstraf voor het plegen van de moord op mijn vader. Wegens goed gedrag word ik binnenkort in vrijheid gesteld. Beiden komen wij dus vrij. Of is deze vergelijking al te oneerbiedig?

Bij de behandeling van mijn rechtszaak zweeg ik over het motief van mijn daad. Ik wilde de volle verantwoordelijkheid nemen voor mijn handelen. U vroeg mij of ik spijt had. Ik weet nog dat ik overwoog om mijn hoofd te buigen en zacht te zeggen: “Ja edelachtbare, heel veel spijt” Dan was mijn theaterachtergrond toch nog ergens goed voor geweest. Maar ik keek u recht aan en zei: “Wat denk je zelf sukkel?” Mijn advocaat vertelde mij later dat dat mijn zaak geen goed had gedaan. Nu wij allebei ‘ontslagen zijn’ binnen dit rechtssysteem, u als rechter en ik als dader, wil ik u iets vertellen over de achtergrond van mijn handelen.

Ik zal een jaar of vier zijn geweest, edelachtbare, toen ik mij voor het eerst bewust werd van een vreemde contradictie bij ons thuis. Niet dat ik dat woord - contradictie - kende, maar ik was een gevoelig kind en had het van kleins af aan door als mensen onoprecht waren. Als grote mensen bijvoorbeeld vriendelijk en beleefd waren tegen elkaar maar achter elkaars rug om kritiek hadden. Wij waren met vijf kinderen thuis, ik was de vierde. Een R.K. wederopbouw gezin. Mijn ouders werkten hard, mijn vader op kantoor en mijn moeder thuis. Er werd ons kinderen te verstaan gegeven dat we bevoorrecht waren: de oorlog was voorbij, we hadden een warm huis en goede kleding, we gingen samen op vakantie, leerden tafelmanieren en kregen de kans om te studeren. Kortom mijn ouders deden alles om ons een goede start te geven voor een zinvol en comfortabel leven.
Terugkijkend kan ik beamen edelachtbare: we waren in veel opzichten zeker bevoorrecht, het ontbrak ons aan niets.
Er was ook een verborgen keerzijde. Zo konden we op vakantie zijn in een huisje aan zee. Na de eerste euforische dagen van eindeloos met schepjes op het strand spelen en badderen in de plassen bij eb was een woede-uitbarsting van mijn vader onvermijdelijk. Meestal begrepen wij niet eens wat de aanleiding was voor zijn beangstigende gedrag. Soms bleef het bij schreeuwen en met deuren slaan waarna mijn vader uren, soms dagen ontoegankelijk kon zwijgen. Mijn moeder en de kinderen bewogen dan op hun tenen door het huisje om de vulkaan niet opnieuw tot uitbarsting te brengen. Vaak vielen er klappen, willekeurig, of kreeg een van de kinderen een flink pak slaag. Als het mijn beurt was en ik plaste in mijn broek van angst en pijn moest ik daarvoor excuus maken. Als ik huilde moest ik na de klappen naar mijn kamer en mocht pas tevoorschijn komen als ik vrolijk kon zijn. Dit was de sfeer in ons gezin edelachtbare of wij nu met vakantie waren of gewoon thuis.

Je zou zeggen dat een constante dreiging van woede en slaag een band schept tussen kinderen, maar ik heb dat nooit gevoeld, misschien omdat ik tussen de oudste drie en de jongste in zat. Alle vijf zijn we meteen na de middelbare school uit huis gegaan naar een deel van het land ver van waar mijn ouders woonden. Toen er geen kinderen meer thuis waren om zijn woede op te koelen richtte mijn vader zijn agressie op mijn moeder. Na een aantal jaren werd zij ziek en overleed. Mijn vader alleen achterlatend in het grote huis in de chique laan.

Waarom ik in godsnaam terugging en bij mijn vader introk? Ik kan er geen andere verklaring voor vinden dan dat ik ondanks alles zijn liefde en goedkeuring wilde verdienen. Dat gebeurde soms ook wel. Dan lagen op mijn ontbijtbord ‘s ochtends twee briefjes van f 100,- en zei mijn vader: ga maar een mooie jurk kopen, ik heb voor vanavond een tafel gereserveerd bij Carelshaven. Dan ging ik naar de stad en kocht een jurk en soms ook schoenen. In de avond zaten wij daar feestelijk aan een met damast gedekte tafel en keek mijn vader vergenoegd toe hoe goed ik de lessen in tafeletiquette in de praktijk bracht. Hij bestelde flessen wijn, cognac, likeur. De obers bogen en glimlachten met verstarde grimassen in de hoop op een vette fooi. In de auto naar huis wenste ik dat mijn vader met zijn zatte kop de auto tegen een dikke boom zou rijden en dat we allebei op slag dood zouden zijn. Maar mijn vader reed wonderbaarlijk goed ook met een flinke slok op. Het was na een van de eerste van die serie etentjes dat mijn vader toespelingen begon te maken. Hij zei dat hij toch te jong was om helemaal niet meer geknuffeld te worden. Nadat we op een avond op t.v. de film Chinatown hadden gezien zat hij mij lang en vreemd aan te kijken. De walgelijkheid van John Hustons personage en de wanhoop van Faye Dunaway leken hem totaal te ontgaan.

Op die avond, in mijn oude meisjeskamer, ontstond mijn plan edelachtbare. Ik wist dat ik het goed moest voorbereiden. Mijn vader was ongelofelijk sterk en uit verhalen die hij vertelde over zijn jaren bij het verzet in WOll bleek dat hij slim en meedogenloos afrekende met mensen die een gevaar voor hem vormden. Ik begon met alles te verwijderen wat wij in de voorraadkelder hadden staan. De verpakkingen zette ik terug nadat ik de inhoud eruit had gehaald. Zo zou het niet opvallen dat alles wat eetbaar was uit de voorraadkelder verdwenen was. Toen mijn vader een week voor zaken naar het buitenland moest heb ik met eigen handen de wanden van de kelder en de deur geïsoleerd. Het was lastig om alles eruit te laten zien alsof er niets veranderd was maar het lukte, misschien door mijn handigheid opgedaan bij het bouwen van toneeldecors. Een dag voor hij thuiskwam deed ik boodschappen voor een copieus diner. Drank was er genoeg in de wijnkelder maar voor de Almas kaviaar en de blauwvintonijn moest ik het hele land door. Tot mijn geluk kwam ik Kopi Luwak koffie tegen. Niet alleen mijn vaders favoriet maar ook die van mij. Ik overwoog natuurlijk wel om taxus of digitalis uit eigen tuin door het eten te mengen maar ik was niet zeker van de dosering. Bovendien wilde ik papa de tijd geven eens goed over zijn leven en zijn rol als vader na te denken. Wel heb ik flink wat slaaptabletten door zijn dessert gemengd. Zijn gulzigheid kennende zou hij dat achter elkaar naar binnen lepelen.

De rest, edelachtbare, ging snel en simpel. De combinatie van drank en slaappillen bracht mijn vader buiten bewustzijn. Hij zakte van zijn stoel op de grond. Zijn polsen en enkels bond ik met tierips bij elkaar, een strook ducttape over zijn mond leek mij raadzaam. Vervolgens rolde ik zijn slappe lichaam op een stevig laken en sleepte hem naar de gang. Met enige moeite kon ik hem van de houten keldertrap duwen. Zijn logge lichaam hotste en botste tegen de muur en over de treden totdat hij op de keldervloer landde. Voordat ik de deur sloot deed ik het licht uit. Er was ons tenslotte altijd ingepeperd dat we zuinig moesten zijn met energie.

Van de drie weken die volgden herinner ik mij slechts flarden, edelachtbare. Ik weet dat ik de eerste ochtend bezorgd bij papa heb geïnformeerd of hij geen kater had. Soms verwijderde ik het ducttape zodat hij mij kon antwoorden. Hij dreigde en smeekte mij om hem los te maken en ik antwoordde dan met woorden die wij als kinderen eindeloos vaak hadden gehoord: “Het is voor uw eigen bestwil” of “Een Van der Visch doet zoiets niet”, “Niet zo vloeken papa, een Van der Visch doet dat niet”. En: “Als u weer vrolijk kunt zijn zal ik er eens over nadenken”

Ik vertelde mijn vader natuurlijk ook hoe gelukkig ik was geweest als ik als kleuter bij hem op schoot mocht zitten en hij ‘hop paardje hop’ deed of een beertje tekende op de achterkant van een sigarendoos. En hoe bang ik voor hem was geweest. Hoe zeer hij met zijn onberekenbare woedeaanvallen de sfeer verziekte. En dat vrienden en familieleden hem roemden om zijn goede gastheerschap en alle vrouwen met hem wilden dansen. En dat wij als kinderen genoten van zo’n vader om trots op te zijn maar dat we een of twee dagen later als angstige dieren door het huis bewogen als de bittere realiteit van zijn humeurigheid zich weer aandiende. En dat dat nu gelukkig allemaal over was, omdat wij groot waren en dat hij niet meer was dan een machteloos hoopje dat stinkend lag te creperen in zijn eigen uitwerpselen.

Na een dag of vijf edelachtbare verzwakte mijn vader zichtbaar en na tien dagen verloor hij het bewustzijn. Voor de zekerheid wachtte ik nog een week voor ik de politie belde. Het zou tenslotte voor niemand zin hebben als hij op het laatste moment nog gered zou worden.

Wat ik in die weken deed als ik niet bij mijn vader in de kelder was? Ik bekeek de foto’s van het gelukkige gezin, het toonbeeld van R.K. rechtschapenheid in zelfgebreide truien en zelfgenaaide geruite jurkjes. Ik voerde lange telefoongesprekken met mijn broers en zussen en vertelde hen dat onze vader op zijn oude dag toch een stuk rustiger aan het worden was en dat ik de situatie prima aan kon.
En voor ik de politie belde, edelachtbare, bezocht ik het graf van mijn moeder en ik vertelde haar dat het nu toch echt over was.

Zoals u zich misschien herinnert was er bewijs genoeg en ik heb direct bekend toen ik werd verhoord. U heeft mij veroordeeld tot veertien jaar gevangenisstraf en over een week word ik vervroegd vrijgelaten wegens goed gedrag. Ik vermoed dat mijn goede opvoeding hierbij heeft geholpen.

Hoogachtend,

Elisabeth van der Visch

***

Elisabeth van der Visch (pseudoniem) is trainer in het bedrijfsleven en bij de overheid. Zij woont in het oosten van Nederland.

Maaike Everaerts woont in het prachtige Hageland. Ze werkt deeltijds als begeleidster voor volwassenen met een beperking en is daarnaast student aan LUCA School of Arts te Brussel, afstudeerrichting Beeldverhaal. Schilderen en tekenen zijn al van kinds af aan haar passies. Ze laat zich graag inspireren door de natuur en de menselijke invloeden hierin.


 


Reacties

Een reactie posten

Literaire Tijdschriften

Iets toe te voegen? Stuur je mail naar VerhaalvdMaand [at] gmail.com!