Derde plaats november 2023

De storm

- Sanne Zwiers - illustratie: Cindy van Veldhoven

Wij zijn even naar het huisje. Ik moet weten of er schade is na die storm vannacht. Grote kans dat de oude eiken hun takken hebben laten vallen op ons dak. Wat niet buigt, breekt.
    We zullen zeker lekkage hebben. Het ging behoorlijk tekeer. De angst waaide door mijn lijf, Maria. Ik kon niet slapen, jij wel.
    Je armen vol overgave boven je hoofd, korte donkere haartjes in je oksels. Je zachte borsten, in dat kleine hemdje. Eén ontblote tepel. Slaap kent geen schaamte, gelukkig, je bent prachtig. Weet je dat de harde lijnen rond je mond niet meer verdwijnen als je slaapt, ontspan mijn lief. Geen storm blaast jou omver.
    Jack is mee, hij was ook al wakker. Storm in zijn hoofd, lekkage in zijn bed. Die luiers zijn niet groot genoeg. De wasmachine staat al aan.
    Hij heeft zijn hengel mee en reddingsvest, geen zorgen. Bij het water gaat zijn wind zeker liggen en misschien vangen we nog wat.
    De natuur zwijgt. De zware dieselmotor doorbreekt de stilte. Ik draai het bospad op. Takken en bladeren kraken onder de wielen. Wat een ravage. Ik parkeer de bus vlak voor ons huisje.
    Hier op de grond van mijn ouders met de wortels in hun aarde, want daar ontkom je niet aan, bouw ik onze droom. Duurzaam, dicht bij de natuur, zonnepanelen op een sedumdak. Hier zullen we gelukkig zijn, als het af is dan.
    De lucht is nat en koud. Herfst ruist door de bladeren. Dode takken liggen zwaar op het dak. De oude eik naast ons huis laat zijn gewonde takken huilen. O Maria, laat de schade beperkt zijn.
    Binnen ruik je het vocht. De geur van het bouwvallige verleden. Een plafondplaat staat bol. Bruine druppels lekken uit de zwelling. Er is een kleine plas ontstaan op de eikenhouten planken. Nog even en de plafondplaat knapt. De zwelling groeit als een tumor.
    Jacks stoel zet ik voor de tuindeuren. De ochtendmist hangt als een witte waas boven het meer. De horizon is niet te zien. Het uitzicht is een herinnering. De mist is dicht. Je weet hoe mist kan uitgroeien tot een mooie zomerdag. Omdat mist meestal een voorbode is voor iets goeds. Ik ben toe aan iets goeds, Maria.
    Kom je als de zon straks schijnt, dan maken we een vuurtje en blijven we slapen. Ik verlang naar je. Mijn verlangen buigt als jonge takken. Alsjeblieft, hou me vast. Hoe lang kan iets buigen tot het breekt?
    Misschien kunnen wij, als Jack slaapt. Nou ja, kijk maar.
    Het is zo stil tussen ons.
    Ik zet koffie en voer Jack jouw vlierbloesemsiroop. Ik pel twee mandarijntjes en vind ook nog een paar stukjes chocola. Gewoon omdat hij dat zo lekker vindt.
    Wil je mais meenemen, als je komt? We moeten het nog hebben, maar ik zie het niet liggen in de voorraadkast. Ik heb de popcornvergiet al in de auto liggen. Jacks ogen als het popt, maar vooral jouw onvoorwaardelijke vuur voor hem. Ik zou willen dat je nog zo naar mij kijkt. Te lang geleden, jouw vuur voor mij.
    Balancerend op de keukentrap maak ik een kleine incisie in de plafondplaat en plaats een drain. Het vocht verlaat, door een stuk tuinslang, de holle ruimte boven de plaat en lekt in de emmer. Dit heb ik onder controle.
    De waterschade veroorzaakt bruine druppels langs het stucwerk, als chocolade kwijl langs een kin. Ik veeg Jack schoon en geef hem nog een slokje. Hij lust het, jouw vlierbloesemsiroop, hij wel.
    Buiten zet ik de ladder tegen de gevel. Maanden geleden alweer, was Jack aan komen fietsen. Ik stond op de ladder te schilderen. Een blond meisje hobbelde op de bagagedrager. Haar wang tegen zijn gewatteerde, zwarte jas waar hij, ongeacht het weer, in woonde. Haar armen om zijn middel. Toen ze mij zagen, liet ze hem los. Ze hadden plannen en ik moest weg. Ik had nog iets gemompeld over condooms, maar dat wist hij allemaal allang. Ga nou pap.
    Jij had erom gelachen. Laat hem, hij is vijftien. Hij was niet bang, wij. De tumor was bijzaak voor hem, hij was verliefd, maar kalverliefde doet geen beloftes. Je kan het dat meisje niet eens kwalijk nemen.
    Onhandig zet ik mijn voeten tussen de gebroken takken. Mijn lijf is bang om te vallen, mijn hoofd kent geen angst, maar dat geloof je vast niet.
    De zonnepanelen lijken gespaard gebleven. Losse takken gooi ik naar beneden. Later zaag ik ze klein en houden ze ons warm.
    Een dikke tak steekt door de dakplaten. De beschadiging is groot. Dit veroorzaakt de lekkage binnen.
    In het schuurtje zoek ik de kettingzaag van mijn vader. Ik beklim het dak opnieuw en zet de zaag in de tak.
    Een zwerm vogels stijgt op uit de boomtoppen. Later, als we gelukkig zijn, zoek ik ze op in het vogelboekje dat je me gaf.
    Ik zaag een sleuf dwars door de tak, als neurochirurg van Oostrom door de schedel van onze zoon, met precisie zodat ik de dakplaten niet beschadig. Nee, ik beschadig niks. Ik niet, ik ben een vakman en dokter van Oostrom, een klootzak.
    Ik zal wel even bezig zijn, dus neem je tijd. Geniet van een ochtendje stilte. De stilte voor de storm, misschien. Ik wil storm tussen ons, Maria.
    Wij zijn goed in de storm. Vooral jij. Je haren wapperen voor je gezicht. Je wangen schraal van wind. Met gespreide armen ontvang je de regen. Je beide voeten stevig op de grond en ik sta achter je, altijd achter je. De grootste windvlagen vang jij op. Ik schuil achter je warme lijf. Mijn armen om je middel, mijn gezicht, bang voor de regen, verschuil ik in je nek. Mocht je omgeblazen worden dan vang ik je op. Zo hebben we het vaak gedaan. Zeker sinds alles met Jack. Jij bent de oerkracht in zijn storm.
    Maar weet je, Maria. Het is niet de storm die ik vrees, het is de stilte. Het is zo stil tussen ons. Ik mis je. Ik kan buigen. Ik zal diep voor Jack buigen. Hij heeft recht op al mijn nederigheid, maar zonder jou ben ik bang dat ik breek.
    Mijn ogen tranen. Ik kon de veiligheidsbril niet vinden. Zaagsel splintert in mijn ogen.
    Voor de spiegel in de badkamer was ik mijn handen en wrijf in mijn ogen. In mijn stoffige spiegelbeeld vind ik mijn vader. Hoe langer geleden, hoe dieper wordt zijn donkere frons tussen mijn wenkbrauwen.
    Dokter van Oostrum heeft een geweldige reputatie, zo had het niet moeten gaan. Is het mijn schuld Maria? Vergeef me.
    Ik klop het zaagsel uit mijn haar, beter zo.
    Als ik bij Jack terug kom hangt hij vreemd in zijn rolstoel. Zijn hoofd buigt slap voorover, zijn ogen gesloten. Het rode litteken, de handtekening van onherstelbaar falen, op zijn kale schedel. Waar is zijn muts? Ik zet hem rechtop, hij weegt niks meer. Ik neem zijn gezicht in mijn handen en plaats zijn hoofd in de hoofdsteun van zijn stoel. Hij knort zacht.
    Weerzinwekkend wezen, schim van mijn zoon. Sorry Maria, ik weet dat jij het anders ziet.
    Voorzichtig schuif ik de muts over zijn hoofd en veeg met mijn duim het laatste restje chocolade uit zijn scheef gezakte mondhoek. Slaap maar jochie, slaap maar.
    Ik schiet de jas aan en loop naar buiten. Leunend tegen het tuinhek drink ook ik een glas van jouw goedbedoelde vlierbloesemsiroop, het went.
    Donkere stippen zweven door een hemel van pastel en strijken neer op de takken. Zwarte vogels zijn er in vele soorten. Het vogelboekje wacht. Misschien kunnen we samen, later.
    Ik omring me met de geur van de herinnering. Maria, ik mis hem. Ik draag zijn jas. Ik verschuil me in zijn capuchon, een rand van imitatiebont kadert mijn uitzicht. De mist is opgetrokken. Een waterige zon maakt glinsteringen op het water. Oranjebruin blad drijft op het meer. Perfect weer om te vissen. Straks misschien, eerst het dak.
    Mijn handen verdwijnen in de zakken van de jas. Diep in Jack zijn geheime kamers graven ze naar herinneringen aan wie hij was. Laat me, Maria.
    Ik vind een pakje sigaretten. Een pakje kauwgom een leeg wietzakje. Ik ruik erin, ja echt Maria, wist jij dat? Een verkreukeld papiertje, een geheimtaal, weet ik veel. Het leven wat hij voor ons verborgen hield, maar wat maakt het nog uit.
    Achter me hoor ik het zachte zoemen van de rolstoel. Zijn banden knarsen door de bladeren. Betrapt.
    Esdoornzaadjes helikopteren als kleine propellertjes in de wind. Het is prachtig hier.
    Jack lacht, ik lach terug, beschaamd om zijn jas. Ik help hem erin, voorverwarmd en wel, sorry.
    Wat maanden geleden zijn identiteit was, past hem nu niet meer. Hij verzuipt in die jas.
    Ik haal twee sigaretten uit het pakje. Steek er één tussen zijn lippen, verbazing in zijn blik, tevredenheid rond zijn mond, sorry Maria. Hij hijst als ik de aansteker ontvlam. Hij kan het nog, dit. Ik niet, te lang geleden, smerig ook. Ik hoest. Grijze rook vervaagt ons uitzicht.
    We hebben de storm doorstaan. De schade is enorm, wat niet buigt, breekt. Een kleine vogel landt voor ons op het bospad. Hij pikt met zijn puntige snavel tussen de gevallen bladeren. Straks, als je er bent, zoeken we het op in het vogelboekje dat je me gaf,

***

Sanne Zwiers woont in Arnhem. Schrijft om de wereld te kunnen waarnemen en deze te vormen naar haar eigen werkelijkheid


Cindy van Veldhoven
: "Creëren is de rode draad in mijn leven. Altijd al geweest! Het maakt me blij.. Al vele ideeën zijn opgeplopt en verwezenlijkt, daar is illustreren er één van. Binnenkort mijn schildering op de cover van een boek! Ik ben een gelukkig mens ;)"
 

Reacties

  1. Wat een prachtig, beklijvend verhaal. Ontzettend mooi!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ontroerend verhaal, prachtig en sfeervol geschreven. Brava!

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Literaire Tijdschriften

Iets toe te voegen? Stuur je mail naar VerhaalvdMaand [at] gmail.com!