Derde plaats december 2023


De complimentenontvanger

- Albert Huberts - illustratie: Tjade Witmaar

‘Is dit het klachtenloket?’ Een spichtige jonge vrouw tuurt door het smeedijzeren traliewerk van de loketopening.
Ludo staat op vanachter zijn mahoniehouten bureau, loopt naar het loket en stapt op de verhoging die hij heeft laten aanbrengen ter compensatie van zijn gedrongen gestalte. ‘Goedemorgen mevrouw, dit is het complimentenloket, ziet u wel?’ Hij wijst minzaam naar boven, waar geelkoperen letters COMPLIMENTEN spellen.
‘O sorry. Weet u waar ik het klachtenloket kan vinden?’
Dat staat op het grote bord waar u zojuist voorbij bent gelopen. Waarom lezen mensen niet? ‘Vijfde verdieping, laatste gang, negende deur links, mevrouw.’
Ze kijkt rond. ‘Waar is de lift?’
‘Er gaat geen lift naar de vijfde etage, mevrouw. U kunt de trap nemen. Daarzo.’
Ze volgt zijn blik. ‘O, dankuwel.’
‘Tot uw dienst, mevrouw.’
Haar snelle passen op de marmeren vloer tikken staccato door de hal van het gemeentehuis. Ludo begrijpt waarom het complimentenloket in de entreehal is gesitueerd en het klachtenloket op een schier onbereikbare locatie, al heeft hij er dagelijks last van. Hij trekt zijn grijsgestreepte gilet glad, schikt zijn pochet en controleert in de kleine spiegel naast de loketopening of zijn vlinderdas recht zit.
‘Hallo! Volk! Iemand daar?’
Ludo schrikt van de basstem. Een boerse man van middelbare leeftijd kijkt hem vanachter de tralies aan. Ondanks de verhoging moet Ludo omhoog kijken naar het ongeschoren gelaat, waaronder een morsig wit t-shirt een tonrond bovenlijf omspant. ‘Goedemorgen mijnheer, wat kan ik voor u doen?’
‘Is dit het complimentenloket?’
‘Jawel, mijnheer.’
‘Ik wil een compliment geven namens Boris.’
‘Complimenten kunnen alleen in persoon worden gegeven, mijnheer.’
‘Boris is mijn hond. Een Rottweiler. En een echte, hoor. Met stamboom. Kijk, daar zit hij.’ De man wijst naar de entree, waar Ludo een zwarte Cerberus ziet zitten. Dat geeft toch geen pas, zo’n vervaarlijk beest voor het gemeentehuis. Straks durft niemand meer naar binnen. Hij besluit dat het niet zijn probleem is. ‘Mijnheer maakt een grapje.’
‘Jij hebt me door. Maar het compliment heeft wel te maken met Boris.’
Gaan we tutoyeren? Ludo dacht het niet. ‘Komt u binnen. U vindt de deur ter rechterzijde van het loket.’
De man aarzelt, Ludo wijst hem de weg en zet het bordje ‘Bezet’ voor het traliewerk.
‘Neemt u plaats.’ Ludo gebaart naar de twee stoelen aan de overzijde van de tafel die samen met zijn bureau, een paar negentiende-eeuwse archiefkasten en een staande kapstok de inrichting vormt van het loket.
De man aarzelt tussen de twee stoelen en Ludo krijgt medelijden met hem. De kerel moet een goede inborst hebben, anders zou hij geen compliment komen geven. ‘Maakt niet uit, mijnheer’, verzekert hij de man royaal, die uiteindelijk een keuze maakt.
‘Sjiek hoor. Is dit allemaal van u?’
‘Als u bedoelt of ik hier de enige Complimentenontvanger ben, dan hebt u gelijk. Maar het loket is natuurlijk gemeentebezit.’
‘Toch mooi.’ de man kijkt bewonderend rond. Z’n brede armen laten zweetsporen achter op het gepolitoerde tafelblad. ‘U zult wel veel complimenten krijgen.’
‘Ik ben rijksambtenaar, mijnheer. Men kan hier alleen gemeenteambtenaren en raadsleden complimenteren. Dit om belangenverstrengeling te voorkomen, begrijpt u wel?’ Ludo gaat tegenover de man zitten, op een stoel die niet geheel toevallig vijf centimeter hoger is. Z’n tenen raken nog net de vloer. ‘Zullen we beginnen?’ Hij slaat zijn kalfslederen map open, trekt er een formulier uit en schroeft de dop van zijn vulpen. ‘Mag ik uw naam?’
‘Hendrik. Hendrik Donders.’
‘Adres?’
‘Molensteeg 14.’
Het Achterkwartier. Ludo werkt de persoongegevens verder af en vraagt dan: ‘Bent u belanghebbende, mijnheer Donders?’
‘Sorry?’
‘U gaat een compliment geven. Het is niet de bedoeling dat de gever uit eigenbelang een compliment geeft. Dat maakt een compiment waardeloos. Daarom vraag ik u of u zelf belang heeft bij het geven van het compliment.’
De ogen van de man zijn een moment glazig, dan verheldert zijn blik: ‘Dat ik tegen Els zeg dat ze er lekker uitziet om even van bil te kunnen, zoiets?’
Ludo huivert. ‘Inderdaad, zoiets.’
‘Nee. Ik hoef niet met hem van bil,’ zegt de man met een knipoog.
‘Uitstekend, mijnheer,’ negeert Ludo de obscene suggestie. ‘U bent ook geen familie?’
‘Nee.’
Er volgen nog een paar controlevragen, totdat Ludo bij de hamvraag komt: ‘En wie wilt u een compliment geven?’
‘De kerel die de stront opruimt.’
‘Pardon?’
‘De kerel die iedere week de stront van Boris en de andere honden van de buurt opruimt. In zo’n karretje met een zuiger eraan. Hij crosst met dat ding over het veldje en dan is het schoon. Totdat ik met Boris ben geweest, natuurlijk.’
Heeft die man een tic of is dat weer een knipoog? ‘U refereert aan een Beambte Onderhoud Hondentoilet, waarschijnlijk Klasse II?’
‘Als u het zegt.’
‘Heeft u iemand speciaal op het oog?’
‘Ja. Jonge knul, zit altijd grijnzend achter het stuur, heeft voor iedereen een praatje. Doet zijn werk graag, al begrijp ik niet waarom. Iedere dag in de stank van die hondenstront en soms loopt de zuiger vast en moet hij met zijn hand…’
‘Ik begrijp het, mijnheer,’ onderbreekt Ludo hem. Dat wordt een lichte lunch vandaag. ‘U heeft geen naam?’
‘Erik, geloof ik. Ja Erik.’
‘Achternaam?’
De man schudt zijn hoofd.
‘Geeft niet. Daar kom ik wel achter.’
‘Is dat het?’
‘Nee mijnheer, het belangrijkste komt nog: de formulering van het compliment.’
‘Maar dat heb ik toch al gezegd?’
Met een grijns stront opruimen is geen compliment, vindt Ludo. Tenminste, niet zolang hij Complimentenontvanger is. ‘Geeft u mij een moment.’ Hij schroeft de vulpen terug in de dop, buigt zijn hoofd en sluit zijn ogen. Dit is zijn specialiteit. Het formuleren van een compliment luistert nauw. Waar leg je nadruk op, wat laat je achterwege, welke woordkeuze brengt het beste in een compliment naar boven zonder de waarheid geweld aan te doen? Een compliment kan een carrière maken of breken en Ludo is zich terdege bewust van zijn verantwoordelijkheid. Hij hoort de man tegenover zich onrustig bewegen. Eén volzin volstaat, besluit hij, één treffende volzin. Hij opent zijn ogen.
‘Wat denkt u van: ‘Complimenten aan Erik voor het wekelijks op enthousiaste en betrokken wijze reinigen en onderhouden van het hondentoilet op de Molensteeg zonder daarbij zijn sociale verplichtingen als gemeenteambtenaar uit het oog verliezen.’’
De man knikt langzaam, de woorden wegend. ‘Ik mis dat stuk dat de zuiger vastloopt en hij...’
‘Juist, natuurlijk, u hebt helemaal gelijk,’ onderbreekt Ludo hem snel. ‘Mijn omissie. Eens kijken.’ Daar gaat zijn enkele volzin. ‘Als we het compliment nu eens aanvullen met: ‘ Verder geeft Erik blijk van grote daadkracht bij het repareren van het hem van gemeentewege ter beschikking gestelde materieel.’
‘U maakt het zo ingewikkeld’, twijfelt de man.
‘Nauwkeurigheid voor alles, mijnheer. U wilt toch niet dat uw compliment verkeerd wordt begrepen?’
‘Nee, nee, dan zal het zo wel goed zijn.’
‘Mooi. Ik zal het compliment voor u opschrijven.’ Ludo noteert het compliment in een precies handschrift op het formulier, schuift het dan naar de man, waarbij hij hem een ballpoint aanreikt. ‘Als u hier wilt ondertekenen, mijnheer Donders?’
‘Het kost toch geen geld, hè?’
‘Complimenteren is gratis, mijnheer Donders.’
‘Ik vraag het maar, want toen ik laatst een klacht wilde indienen kostte me dat twintig euro.’
‘Ook de gemeente is niets menselijks vreemd, mijnheer Donders.’
Als de man is vertrokken zoekt Ludo de achternaam op van de ontvanger en completeert daarmee het formulier. Dan scheurt hij het gedeelte met het compliment af langs de perforatie en stopt het in een interne envelop, ter verdere afhandeling. Het gedeelte met de gegevens van de indiener bewaart hij in zijn archief. Diens identiteit blijft verborgen voor de ontvanger. Hij is er net mee klaar als de zijdeur van het loket openvliegt: ‘Hé Ludo, nog complimenten gekregen?’
Gemeenteraadslid Molenaar. Goedgeluimd en grootgebekt, zoals gewoonlijk.
‘Goedemorgen raadslid. Alleen een Beambte Onderhoud Hondentoilet Klasse II, ben ik bang.’
‘Niets voor mij?’
‘Neen raadslid, vandaag niet.’ Net als gisteren, vorige week en het afgelopen jaar.
‘En ik doe nog wel zo mijn best!’
‘Daarvan ben ik overtuigd, raadslid.’
‘Je houdt toch niets voor me achter, Ludo?’
Ludo slikt zijn verontwaardiging in. ‘Ik zou niet durven, raadslid.’
‘Volgende keer beter! Werk ze, Ludo!’ Hij slaat de deur met klap achter zich dicht.
Gemeenteraadsleden hebben de meeste praatjes en krijgen de minste complimenten. Ludo vermoedt dat er een verband is.
‘Pardon?’
Een nieuwe klant, en dat terwijl het bordje ‘Bezet’ er nog staat. De brutaliteit. Ludo overweegt de vraag om aandacht te negeren, maar iets in de intonatie van de vrouwenstem weerhoudt hem.
‘Ik stoor toch niet?’ vraagt de vrouw, als Ludo het bordje ‘Bezet’ opzij schuift.
‘Nee mevrouw, ik was juist klaar.’ Haar parfum is vakkundig aangebracht. De geur bereikt net zijn neusgaten, zonder nadrukkelijk aanwezig te zijn, zoals haar hele voorkomen op een ingetogen wijze rijkdom verraadt, van de zijden shawl tot de geraffineerde snit van de camel overjas. Ze gebruikt geld als understatement, een kunst die alleen de van nature vermogenden beheersen. Ludo verstaat die kunst niet, noch beschikt hij over het benodigde kapitaal, maar hij herkent de vaardigheid.
‘Dat is fijn. Ik zou graag raadslid Van Genugten willen complimenteren.’
‘Natuurlijk, mevrouw. Mag ik u vragen via de deur ter rechterzijde van u het loket te betreden?’
Nu al? Ludo had pas eind vorige week vernomen van de aanstelling van raadslid Van Genugten ter vervanging van raadslid Haringa, die bij een wandeling ongelukkig ten val was gekomen, al vertelden de geruchten een ander verhaal. Hij haast zich om de deur voor de dame open te houden, neemt haar jas aan en hangt die aan de kapstok, waarbij zijn blik valt op het label van een bekend modehuis, dat bij de lus is aangebracht. Aan zijn kapstok hangt een maandsalaris. ‘Neemt u plaats, mevrouw.’ Hij trekt een van de twee stoelen naar achteren.
De vrouw schuift de stoel niet aan, maar kruist haar benen, waarbij Ludo een blik wordt gegund op een welgevormde knie. Ze drapeert haar shawl over de andere stoel en legt een paar crèmekleurige leren handschoenen voor zich op tafel. Ludo probeert haar leeftijd te schatten, maar komt niet verder dan 30 á 50, met een sterk vermoeden dat het laatste getal dichter bij de waarheid komt. Toch benadert ze nog opmerkelijk dicht de overrompelende schoonheid die ze haar hele leven is geweest.
‘Een compliment voor raadslid Van Genugten, zei u?’
‘Inderdaad.’
Ludo vult de naam in op het formulier, zich sterk bewust van haar blik op zijn hand.
‘Zou ik uw naam mogen weten?’
‘Du Chevalier, Hélène du Chevalier.’ Het klinkt als Baileys in een fluwelen glas. Ludo gokt de schrijfwijze van haar achternaam en is opgelucht als ze niet reageert.
‘Uw adres?’
‘Het is een tijdelijk adres, is dat erg?’
‘Nee mevrouw, in het geheel niet.’ Eigenlijk wel, maar hij is in een goedgeefse bui.
‘Hotel Majestic, suite 412.’
‘Dankuwel. Bent u belanghebbende, mevrouw Du Chevalier?’
‘Nee, dat ben ik niet.’
‘Bent u familie van de ontvanger?’
‘Evenmin.’
‘U begrijpt dat ik u deze vragen moet stellen?’
‘Natuurlijk, u doet simpelweg uw werk.’
Hij voelt het bloed naar zijn wangen stijgen. ‘Dank u voor uw begrip. Bent u op enigerlei wijze verbonden aan de gemeente of aan gemeentelijke instellingen?’
‘Nee.’
‘Heeft u eerder complimenten gegeven?’
‘Nee.’
‘Uitstekend.’ Ludo is opgelucht dat het formele gedeelte voorbij is. ‘Dan zijn we nu aangekomen bij het doel van uw bezoek. Welk compliment mag ik voor u noteren?’
‘Is uw naam voluit Ludovique?’ Ze knikt naar de naambadge die hij rechts op zijn jasje heeft gespeld en waarop ‘Ludo Kusters’ staat.
Hij is overvallen door de onverwachte vraag. ‘Inderdaad.’
‘Een mooie naam. Hij past bij u.’
Ludo weet niet hoe te reageren en laat het bij een gestameld: ‘Dankuwel.’
‘Ik stel prijs op een exacte formulering. Mag ik u het compliment dicteren?’
Uiterst ongebruikelijk en volledig voorbijgaand aan zijn jarenlange expertise. Het duurt even voordat hij zegt: ‘Natuurlijk, mevrouw.’
‘U corrigeert mij hopelijk wel als ik een faux pas maak?’
Het laatste restje ergernis smelt weg. ‘Gaarne, mevrouw.’
‘Dankuwel. U bent zo ver?’
Ludo heeft zijn vulpen in de aanslag. ‘Jawel, mevrouw.’
‘Graag wil ik raadslid Van Genugten complimenteren met zijn goede neus voor het vinden van oplossingen en zijn gave om daarbij verder te kijken dan zijn neus lang is.’
Ludo schrijft met haar mee en is verrast dat ze zo snel stopt. Meestal vertellen mensen hele verhalen als ze een compliment komen geven. ‘Is dat het, mevrouw?’
‘Te kort?’ Zijn verbazing moet hebben doorgeklonken.
‘De lengte is prima, mevrouw.’ Hij twijfelt of hij haar zal wijzen op het tweemaal gebruiken van het woord ‘neus’. Is ‘out of the box’ de tweede keer niet beter? En is het compliment wel concreet genoeg?
‘Mooi. Ik heb altijd al een voorkeur voor kort gehad.’ Haar blik glijdt over het front van z’n gilet en hij vergeet zijn bezwaren.
‘Zal ik het voor u teruglezen?’
‘Graag’
‘Complimenten aan raadslid Van Genugten met zijn goede neus voor het vinden van oplossingen en zijn gave om daarbij verder te kijken dan zijn neus lang is.’
‘Ja, dat is het.’
‘Wilt u dan hier tekenen?’
Ze pakt de vulpen van hem aan en tekent het formulier met twee snelle streken.

De volgende morgen dwalen Ludo’s gedachten telkens terug naar mevrouw Du Chevalier en meent hij zelfs haar parfum nog te kunnen ruiken. Een opmerkelijke vrouw, heel anders dan het volk waarmee hij gewoonlijk te maken heeft. De ochtend verloopt rustig met enkel een paar verwijzingen naar het klachtenloket. Om tien uur eet hij een boterham achter zijn bureau als er hard op de deur wordt gebonsd. Hij veegt zijn mond af en roept: ‘Binnen.’
Een onbekende man stapt het loket in. Ludo weet zeker dat hij hem niet eerder heeft gezien, want zo’n opvallend uiterlijk zou hij hebben onthouden. Het is echter de uitdrukking op diens gezicht dat hem doet opstaan. De man is woedend en zwaait met een deel van een complimentenformulier.
‘Ben jij de Complimentenontvanger?’
‘Jawel. Ludo Kusters, wat kan ik...’
‘En heb jij gisteren dit compliment genoteerd?’ De man houdt Ludo het formulier voor. Ludo herkent zijn eigen handschrift en de twee woorden die opeens een heel andere betekenis hebben gekregen. ‘Inderdaad, heer.’
‘Wie heeft dit ingediend?’
‘Dat is vertrouwelijk, ik mag u dat…’
‘Laat maar. Ik weet dat het die teef is.’
‘Pardon?’ Dergelijke taal is nog nooit gebezigd in zijn loket.
‘Doe nou niet alsof je niet weet wat er aan de hand is.’
Ludo vermoedt wat er aan de hand is, maar besluit de strategie te kiezen die hem het beste ligt en net te doen alsof hij niet weet waar raadslid Van Genugten het over heeft. ‘Ik heb geen idee waar u op doelt, mijnheer. Men is meestal blij met een compliment.’
‘Dit is geen compliment!’ Raadslid Van Genugten drukt het formulier onder Ludo’s neus. ‘Dat weet jij net zo goed als ik.’
Is vousvoyeren te veel gevraagd? ‘Wilt u niet plaatsnemen? Een kopje koffie, misschien?’ De man moet kalmeren. Nu is hij niet voor rede vatbaar. Het raadslid laat zich naar de tafel dirigeren en accepteert een kopje koffie.
‘Mag ik vragen waarom u het geen compliment vindt?’
‘Is dat niet duidelijk?’
‘Het spijt me.’
‘Zijn goede neus voor het vinden van oplossingen en zijn gave om daarbij verder te kijken dan zijn neus lang is’, citeert het raadslid letterlijk het compliment, waarbij hij twee keer de nadruk legt op ‘neus’.
‘U doelt op uw neus?’ vraagt Ludo verbaasd en doet alsof hij het afstotelijke, rozerode gezwel midden op het gezicht van het raadslid negeert.
‘Natuurlijk doel ik op mijn neus,’ zegt het raadslid sarcastisch. ‘Ik durf te wedden dat dit haar woordkeuze is geweest en niet die van jou.’ Hij tikt met zijn wijsvinger op de tekst.
‘Nogmaals, ik kan helaas…’
‘Ik weet het, ik weet het, vertrouwelijk en zo. Maar we weten allebei dat het Hélène was. Kunnen we het daar niet over eens zijn? Dat praat een stuk makkelijker.’
Ludo kiest eieren voor zijn geld. ‘Zoals u wilt.’
‘Haar woordkeuze?’ herhaalt het raadslid zijn vraag.
‘Ja.’
‘Is dat gebruikelijk?’
‘Het komt niet heel vaak voor.’ Tot nu toe één keer, dus dat is geen leugen.
‘En je kreeg geen argwaan?’
‘Daar was geen reden toe.’
‘Noem je dit geen reden?’ Het raadslid pakt zijn neus beet tussen duim en wijsvinger.
‘Wat is er toch met uw neus?’
‘Maak jij nu ook al de kachel met me aan?’
‘Het komt niet in me op, heer.’
‘Zie je dan niets vreemds aan mijn neus?’
Ludo bekijkt de neus van het raadslid aandachtig. ‘U hebt een prominente neus. Markant is misschien een betere typering. Zonder twijfel een neus met karakter, dominant, maar passend voor iemand in uw functie.’
Het raadslid laat zich in zijn stoel achterover vallen en staart Ludo met open mond aan. Ludo vraagt zich af of hij een tweede kopje koffie moet aanbieden als het raadslid fluistert: ‘Je meent het echt.’
‘Ik neem complimenten serieus, raadslid.’
Hoofdschuddend staat het raadslid op.
‘Vergeet uw compliment niet, raadslid.’ Ludo reikt hem het formulier aan dat op tafel is blijven liggen. Het raadlid neemt het met een knikje aan en vertrekt zwijgend. Ludo sluit de deur achter hem en gaat verder met het opeten van zijn boterham. Weinig mensen realiseren zich dat Complimentenontvangers even goed zijn in het geven van complimenten als het ontvangen ervan.

***

Albert Huberts
stamt af van Hoogeveense turfschippers en Limburgse boeren. Daar zit een verhaal in, dus schrijft hij verhalen.


Tjade Witmaar is van huis uit beeldend kunstenaar, maar werkte jarenlang ook als grafisch ontwerper en illustrator. Illustraties van zijn hand stonden in diverse bladen in Nederland en Spanje. Zijn hobby's zijn o.a. reizen, archeologie, lezen en schrijven. Een aantal van zijn verhalen en gedichten werden in tijdschriften en bundels gepubliceerd. Ook stuurt hij bij tijd en wijle in voor Verhaal van de Maand, tot nu toe met beduidend minder succes.

Reacties

  1. Een mooi en vermakelijk verhaal. Ik heb het met plezier gelezen!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Wat een heerlijk verhaal! Jaloersmakend goed!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Leuk verhaal! Geïnspireerd door Gogol?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Nope. Mijn inspiratie ontstaat door urenlang naar een leeg word document op mijn beeldscherm staren. Soms komt er niets, soms komt er wel wat. In het laatste geval begin ik te typen, met bovenstaand resultaat. In het eerste geval neem ik een borrel en ga ik gefrustreerd naar bed. In beide gevallen heb ik een goede avond gehad. Ach, je richt je leven in naar je wensen.

      Verwijderen
  4. Origineel. Met plezier gelezen.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Literaire Tijdschriften

Iets toe te voegen? Stuur je mail naar VerhaalvdMaand [at] gmail.com!