Lees hier over de stand van zaken bij het VVDM Literair Agentschap io

Winnaar december 2023

Verraden

- Petra Bontje - illustratie: Paul van Gelder -

‘Au!’
Khalil stopt de kloppende vingertop in zijn mond. Een bittere smaak vloeit over zijn tong. Als een blinde tast hij over het hout tot hij bij de messen komt die pa voor het Offerfeest gebruikt. Een, twee, drie, telt hij in gedachten. Bij de vierde spijker pakt hij het mes voorzichtig van de wand. Het heft trekt aan zijn pols alsof de zwaartekracht zijn duistere plan wil voorkomen. Is het pas een jaar geleden dat hij dit mes voor de eerste keer vasthield? Als hij terugdenkt aan zijn veertienjarige zelf, lijkt het een vreemde, die tiener van toen.

Hij had zijn vader bij de slacht voor Eid al-Adha moeten helpen. Anish was met zijn regiment op training, zodat Khalil, als tweede zoon, de eer toebedeeld kreeg. De nacht voor de rituele slachting van het lam, het magerste schepsel dat hij ooit had gezien, bleef hij zich van zijn ene op de andere zij draaien, de zure smaak in zijn keel wegslikkend. Op het moment suprême had hij de snee in de hals van het schaap niet durven zetten. Met een snelle beweging had zijn vader een einde gemaakt aan het lijden van het armzalige beest. Kotsend had Khalil zich van de stroom gulpend bloed weggedraaid.
‘Khalil is een watje,’ jouwden zijn jongere broers.

‘Een watje met een mes in zijn hand,’ fluistert Khalil, terwijl hij tastend zijn weg zoekt. Een siddering glijdt langs zijn ruggengraat. Een ijzige kou kiert door het gescheurde grondzeil. Zijn voeten, twee klompen ijs, voelt hij al lang niet meer. Natuurlijk had hij zijn slippers aan moeten trekken, maar in alle stress was hij, toen de gelegenheid daar was, op blote voeten de bedompte ruimte uitgeslopen waar hij met zijn broers sliep. Als een kat op jacht, plaatst hij eerst zijn tenen en dan zijn voetzolen voorzichtig op het zeil en sluipt naar de hoek waar hij de rieten slaapmat van zijn ouders weet. Het koele maanlicht piept tussen de kier in de lappen stof voor de ramen. Zuchtend draait zijn moeder zich om, zodat hij haar plotseling recht in het gezicht kijkt. Als bevroren staat hij stil. Dan hoort hij de vertrouwde snurk van zijn vader. Zacht blaast Khalil zijn adem uit en blijft even roerloos staan. Het maanlicht beschijnt zijn vaders neus en volle baard. Weer slaat de twijfel toe.
‘Je bent geen sadist, Khalil Ahmad,’ fluistert hij, terwijl hij naar de contouren van zijn slapende vader staart, de neus met de lichte knik, de hoekige kaaklijn. Zijn pa, zijn voorbeeld, zijn cricketcoach, zijn held, die hij meer liefheeft dan wie ook. Liefhád, corrigeert hij zichzelf om het vuur onder zijn donkere plan weer op te poken. Liefhád tot de dag dat oom Mahmud hem opwachtte na afloop van zijn crickettraining.

‘Goed gespeeld, jongen.’
Glunderend kijkt Khalil zijn oom aan.
‘Volgende week spelen we tegen het team uit Shahr-e Naw. Pa heeft me als spin bowler opgesteld. Denkt u dat we gaan winnen?’
‘Inshallah, Khalil.’
Somber staart zijn oom in de verte, waar zijn velden met groenten liggen te verpieteren.
Zijn hele leven al verbouwt oom Mahmud wortels, tomaten en aubergines op land waar wolken zand opstuiven als hij het met zijn paard doorploegt. Met de opbrengst van de groenten kon hij zichzelf en het gezin van zijn jongere broer Gul onderhouden tot de Taliban de macht overnam en de economie instortte. Nu kunnen veel inwoners van Harat zich geen groenten meer veroorloven.
‘Het spijt me, Gul, ik kan je deze maand geen geld geven. Mensen kopen tegenwoordig liever een brood dan een pond tomaten,’ hoorde Khalil hem vorige week nog zeggen tegen zijn vader. ‘Zeg nog maar niets tegen je vrouw en kinderen. Ik hoop dat de verkoop volgende maand aantrekt.’
‘Komt u mee naar ons huis?’ vraagt hij hoopvol. Misschien heeft zijn oom wel wat wortels en tomaten over, groenten die wat smaak geven aan de waterige soep die zijn moeder de laatste maanden kookt.
‘Eigenlijk kom ik je halen voor een medische check-up.’ zegt oom Mahmud, zijn donkere ogen nu wel op hem gericht.
‘Mijn medische wat?’ vraagt Khalil.
‘Je wilt toch professioneel cricketspeler worden, jongen?’
Khalil knikt.
‘Dan moet je elk jaar gecheckt worden om te zien of je knieën en rug sterk genoeg zijn, je rikketik nog naar behoren tikt. Dat soort testen, snap je?’
Khalil kijkt hem bevreemd aan. Waarom praat zijn oom zo quasi-populair?
‘Ik ben nog nooit getest voor cricket, oom Mahmud.’
‘Eens moet de eerste keer zijn. Kom, we hebben een afspraak om twaalf uur. ‘
Khalil, niet gewend te protesteren tegen volwassenen, volgt zijn oom schoorvoetend naar het paard en wagen, maar een gevoel van achterdocht begint te knagen.

Het is druk in de steriele gangen. Het tl-licht aan het plafond knippert. Verpleegsters duwen bedden naar een piepende lift, artsen benen door de gangen op weg naar de volgende ingreep. Snel trekt Khalil zijn voeten onder het houten bankje als een verpleger een brancard door de nauwe gang manoeuvreert. Zijn shirt plakt aan zijn rug, een lucht van ontsmettingsmiddel prikkelt zijn neusholtes. Hij denkt terug aan de laatste keer dat hij in het ziekenhuis was, tien jaar geleden. Als peuter stapte hij op straat in een stuk glas. Zijn vader had een strook laken om zijn hevig bloedende voetzool gebonden en was met hem op zijn rug naar de eerste hulp gerend.
‘Waarom kan pa niet mee?’ vraagt Khalil.
Oom Mahmud staart naar zijn eeltige handen en peutert aarde onder een pinknagel uit.
‘Hij had een andere afspraak,’ bromt hij en veegt zijn handen over elkaar alsof hij een deal heeft gesloten over een partij wortelen.

Ik had onraad moeten ruiken, denkt Khalil. Hij knijpt zijn ogen als twee vurige zwarte kooltjes samen als hij zijn vaders slapende gezicht bekijkt. Al maanden zit zijn vader werkloos thuis. Om de tijd te doden, assisteert hij de cricketcoach van Khalils team. Zijn vader zou toch zeker wel met de spelers meegaan als die medische check-ups krijgen? ‘Waarom was ik zo ongelofelijk naïef?’ fluistert Khalil en omklemt het mes met zijn vingers.

‘Khalil Ahmad?’
Khalil opent zijn mond om te antwoorden, maar oom Mahmud knikt kort naar de man in de witte jas. Ze volgen de arts door de smalle gang naar een spreekkamer. Het ruikt er naar zurig zweet.
‘Het shirt graag uitdoen.’
De stethoscoop voelt aangenaam koel op zijn bezwete huid.
‘Diep inademen.’
Khalil ademt een paar keer diep in en uit. De arts krabbelt wat op een formulier en knikt dat hij zijn shirt weer aan mag doen. Een verpleegster doet een band om zijn bovenarm en pompt een ballon op. Met elke pomp trekt de band strakker. Als hij zijn vingers voelt tintelen, leest ze het scherm af en laat de lucht ontsnappen. De band verslapt zijn knellende greep.
‘Kan je even buiten wachten?’ vraagt de verpleegster. Dokter Mushtaq wil nog wat met je oom bespreken.’
Khalil kijkt zijn oom met grote ogen aan.
‘Geen zorgen, jongen. Doe maar gewoon wat de dokter zegt.’
Khalil verlaat de spreekkamer en sluit de deur. Hij legt zijn oor tegen het sleutelgat, maar hoort slechts gedempte stemmen. De verpleegster achter de balie kucht en kijkt hem doordringend aan. Snel gaat hij op de bank zitten. Binnen een paar minuten gaat de deur open. Zijn oom staat op de drempel en draait zijn hoofd naar de arts.
‘Mijn broer haalt hem vrijdagmorgen op.’
De verpleegster gebaart de volgende patiënt om de spreekkamer in te gaan.
‘Moet ik hier blijven?’ Khalils hart bonst in zijn tengere borstkas.
‘Het is een kleine ingreep, jongen, het stelt niets voor.’
Angstig kijkt Khalil in de ogen van zijn oom. Deze kijkt over zijn hoofd naar de klapdeuren waarachter de uitgang wacht.
‘Wat gaan ze doen? Gaan ze snijden?’ Zijn handpalmen voelen vochtig, zijn hart bonkt in zijn oren.
‘Ach, jongen, wat weet ik van medische zaken?’
Khalil probeert de ontwijkende blik van zijn oom te vangen. Deze knielt voor hem neer en pakt zijn klamme handen.
‘Luister, Khalil, de dokter lijkt me een kundig man. Je dacht toch niet dat ik mijn favoriete neefje aan de eerste de beste toevertrouw?’ Zijn oom knipoogt, maar de normaal zo olijke blik blijft uit. ‘Twee nachten, dat is alles.’ Oom Mahmud kijkt hem bijna smekend aan. Als de verpleegster hun kant opkomt, laat hij Khalils handen los.
‘Ik moet gaan, jongen. Je vader is hier vrijdag al, maak je geen zorgen.’
Oom Mahmud draait zich om, steekt zijn duim op en verdwijnt om de hoek. Khalil wil hem achterna rennen, maar een stuurse verpleegster met borstelige wenkbrauwen pakt zacht zijn schouder en dirigeert hem naar een zaal met tien bedden.
‘Jouw bed staat daar.’ Ze wijst op een bed achterin de zaal. ‘We komen je morgenochtend halen voor de operatie. Je mag vanaf nu niets meer eten en drinken.’
Tussen de bedden door loopt hij schoorvoetend naar de linkerhoek van de zaal. De lakens op de bedden zien groezelig. Naast zijn bed ligt een jongen met zijn ogen dicht zacht te kreunen. Van het bed aan de andere kant van de gang zijn de gordijnen gesloten. Khalil doet zijn slippers uit en wipt op het hoge bed op zijn ijzeren gekruiste poten. Een veer uit het matras prikt in zijn billen. Hij schuift naar achteren en blijft met een kussen in de rug stijf rechtop zitten. De opkomende kramp in zijn buik probeert hij weg te puffen. Een, twee drie, in door de neus uit door de mond, telt hij. De steken in zijn buik worden milder. Nog steeds snapt hij niet waarom hij hier moet blijven. Op het cricketveld is hij de beste speler van het team, niemand die een betere ‘leg spin’ aan de bal geeft dan hij. Nooit is hij geblesseerd. Zijn vader verwacht dat hij over een paar jaar bij de profs kan spelen. Zou het zijn vanwege de knobbel op zijn teen? Khalil zucht opgelucht. Dat is het vast. Pa heeft het er wel eens over gehad, dat zijn linker grote teen wat krom stond. Als ze die recht kunnen zetten, kan hij nog harder sprinten. Hij sluit zijn ogen en ziet een vijf jaar oudere versie van zichzelf, groot, breed, met het felblauwe wedstrijdshirt met de rode band van het Afghaanse cricketelftal. Zijn mondhoeken krullen als hij zichzelf de winnende bowl ziet geven. Hij wordt op de schouders genomen door zijn teammaten, zijn vader en oom Mahmud zitten snikkend van ontroering op de tribune.

De volgende morgen wordt hij gebroken wakker. Rammelende trolleys, krassende gordijnringen, piepende infuuszakken, alle geluiden registreerden zijn gespitste oren alsof hij een muis was in het open veld.
Met een ruk worden zijn gordijnen opengetrokken. ‘Graag uitkleden en dit operatiehemd aandoen,’ zegt een van de twee verpleegsters. Ze geeft hem een groen hemd met een opening aan de achterkant en schuift het gordijn weer dicht. Aan de contouren die door de dunne stof schemeren, ziet hij dat ze als een schildwacht voor zijn bed staat. Met trillende handen trekt hij zijn perahan-tunban uit en trekt het operatiehemd over zijn hoofd. Het slobbert om zijn lijf. Met een hand houdt hij krampachtig de achterkant dicht, zodat zijn billen bedekt blijven.
‘Ik ben klaar;’ Zijn stem slaat over alsof hij acht jaar is in plaats van vijftien. De twee verpleegsters pakken de voor-en achterkant van het bed en draaien het geroutineerd de zaal uit. Vijf minuten later duwen ze het bed in een helwitte ruimte en schuiven hem van het bed op een roestvrijstalen tafel. Khalil voelt kippenvel vanuit zijn billen en rug naar zijn armen trekken. Hij rilt.
‘Hier jongen, neem dit in. Dan word je wat rustiger.’ Een man in een blauw pak, en een mond- en hoofdkapje op, pakt zijn hand en spuit langzaam een heldere vloeistof in zijn aderen.
‘Adem maar een paar maal diep in,‘ zegt hij en trekt een kapje over Khalils neus. De geur van het gas dat zijn neus binnenstroomt doet hem bijna kokhalzen. Dan voelt hij zich slap worden en wordt alles zwart.

‘Khalil?’
Uit een dikke mist klinkt de vertrouwde basstem van zijn vader.
‘Pa?’ Even lukt het om zijn zware oogleden te openen. In een mist ziet hij zijn vader bij het bed staan.
‘Houd je ogen maar dicht, rust is de beste medicijn. Je hebt het goed gedaan, jongen.’
Wat heb ik goed gedaan? denkt hij, maar zakt weer weg in een diepe, droomloze slaap.

Na twee dagen mag hij met zijn vader mee naar huis. Hijgend probeert hij zijn grote passen bij te houden, het litteken in zijn linkerzij brandt en klopt. Khalil voelt zich alsof hij tien cricketwedstrijden achter elkaar heeft gespeeld.
‘Wat hebben ze met me gedaan, pa?’
Zijn vader slikt, maar stapt zwijgend door. Zodra Khalil zich thuis op zijn gezonde, niet schrijnende zij, opkrult, zakt pa in kleermakerszit naast hem neer. Verbijsterd luistert Khalil naar het verhaal dat zijn vader hem toonloos vertelt, de ogen neergeslagen. De held schrompelt ineen tot laffe verrader.
‘Waarom ik, pa, waarom?’ snikt Khalil. Hij draait zijn gezicht naar de muur, trekt zijn knieën naar zijn borst en slaat zijn armen erom heen. De hand die zijn vader op zijn schouder probeert te leggen, schudt hij af. Hij hoort zijn sloffende stappen naar de keuken, de gedempte stemmen van zijn ouders, de geluiden van zijn broers en zussen buiten. De anders zo huiselijke geluiden klinken als sissende slangen, als wolven in de nacht.
In de weken die volgen wisselen dagen van woede, tranen en lusteloosheid elkaar af. Sporten doet hij niet meer, sinds hij halverwege een cricket training kreunend op de tribune plaats moest nemen, voorovergebogen om de scherpe kramp in zijn linkerzij weg te puffen. Wat voor zin heeft het eigenlijk nog? Zijn hoop op een profcarrière is weggeslagen, met elke snee van de operatiescalpel verder weggesneden.
‘Blijf geduldig, beetje bij beetje komt het weer goed,’ probeert zijn vader hem op te peppen, maar hoe kan die verrader de pijn voelen die hij bij elke training in zijn zij voelt, de misselijkheid als hij probeert te sprinten, zijn krachteloze benen?
‘Het is allemaal jouw schuld!’ spuwt hij zijn vader toe, als deze zijn vaste plek als spin bowler aan concurrent Rashid afstaat.

‘Verraders moeten gebrandmerkt worden. Mijn wond wordt jouw wond. Mijn pijn wordt jouw pijn.’, herhaalt Khalil als mantra, terwijl hij met vertokken gezicht naar zijn vader staart. Het litteken in zijn linkerzij schrijnt. Woede en pijn ballen zich samen, de twijfel is verdwenen. Het felle licht van de operatiezaal, het vurige litteken, de kloppende pijn, het gulpende bloed uit de hals van het lam, flitsen voor zijn ogen voorbij als een morbide mix. Hij heft zijn arm met het mes, net als de maan een spotlicht door de gordijnen werpt, alsof het de finale act van deze tragedie niet wil missen. In een flits ziet Khalil de wijd opengesperde ogen van zijn moeder. Haar hoge gil snerpt door de ruimte. Met een snelle beweging klemt zijn vader zijn pols vast net voor het vlijmscherpe mes zijn wang raakt. Khalil blijft krachteloze, stotende bewegingen maken, maar zijn vaders spierkracht, gestaald van jaren werken op het land, is vele malen groter dan die van zijn vijftienjarige zoon. Trillend duwt hij Khalils pols weg van zijn gezicht en grijpt met zijn andere hand het mes. Met een rinkelende klap valt het mes op de grond. Onmiddellijk trapt zijn vader het naar een hoek van de kamer. Khalil buigt het hoofd, zijn vader slaat zijn armen om zijn tengere schouders. Schokkend ligt de zoon tegen zijn vaders brede borst.
‘Rustig, jongen. Rustig.’
‘Waarom ik, pa?’
Zijn vader wacht tot het schokken minder wordt.
‘Ik had geen andere keus. We hebben torenhoge schulden en nu je grootmoeder ook nog ziek is...’ Zijn vader veegt zijn hand langs zijn neus. ‘Alles heb ik geprobeerd.’ Hij haalt diep adem. ‘Mijn eigen nier bleek niet geschikt. Een schuldeiser dreigde dat hij een van jullie zou meenemen als we niet betaalden.’ Hij blijft even stil. ‘Het spijt me, maar als het moet, had ik nog meer organen verkocht, jongen, van een van je andere broers of van mezelf.’
‘Als crickettopper had ik veel geld voor ons gezin kunnen verdienen.‘ snuft Khalil, zijn stem schor van de tranen. ‘Dan hadden we alle schulden kunnen betalen.’
’Het was te laat geweest, te laat.‘
Zwijgend blijven ze zitten, vader en zoon, in een omhelzing die de pijn van dit offer niet verdrijven kan.

***

NB: Dit fictie verhaal is gebaseerd op een van de prijswinnende foto’s van de 2023 World Press fotowedstrijd. Fotograaf Mads Nissen legt op zijn plaat ‘The price of peace in Afghanistan’ de 15-jarige jongen Khalil Ahmed vast. Op de foto trekt Khalil, op verzoek van de fotograaf, de linkerkant van zijn shirt omhoog. Een vurig litteken markeert de plek waar ooit zijn linkernier zat. Omdat zijn vader Gul geen andere uitweg meer zag om zijn schulden te betalen heeft hij de nier van zijn 15-jarige zoon verkocht aan een orgaanhandelaar voor 3,500 US dollars. Sinds de operatie is Khalil verzwakt, heeft chronisch pijn, en kan hij zijn favoriete sporten voetbal en cricket niet meer beoefenen.

Petra Bontje
(1970) woont in Oss en werkt in Nijmegen. Sinds haar kinderjaren schrijft ze graag verhalen. Bij de Schrijversacademie, Editio en de Online Schrijfschool volgde ze diverse cursussen. Regelmatig doet Petra mee aan schrijfwedstrijden, waar een aantal van haar verhalen de shortlist haalde, opgenomen is in een bundel of uitgebracht als luisterverhaal.

Paul van Gelder woont en werkt in Amsterdam. Zijn artistieke werk balanceert tussen het maken van schilderijen en tekeningen, en hij hoopt hiermee een nieuw perspectief of een ander zicht te geven op de verschillende onderwerpen die hem bezighouden of waar hij in opdracht een illustratie voor maakt.  https://www.instagram.com/vangelderpvg/

Reacties

  1. Wat geweldig!!! Ik ben sprakeloos, kan het nauwelijks geloven. Dank je wel juryleden voor jullie positief commentaar, en ook de nuttige feedback, waar ik zeker wat mee ga doen in nieuwe verhalen. En dank je wel, Paul van Gelder, voor je prachtige illustratie! Je hebt echt de kern van het verhaal gevangen.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Petra, wat spannend en invoelend geschreven. In eerste instantie wist ik niet waar jij mij in je verhaal naar toe wilde slepen.. Super verhaal.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ik vind het een prachtig verhaal, boeiend van begin tot einde.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Literaire Tijdschriften

Iets toe te voegen? Stuur je mail naar VerhaalvdMaand [at] gmail.com!