Tweede plaats maart 2024

 

Zwart-wit

- Rinske Tolsma - illustratie: Tjade Witmaar - 

Ze weet nu bijna alles van hem. Waar hij woont, wat hij in zijn vrije tijd doet en waar hij zijn dagelijkse boodschappen haalt. Alleen de dinsdagavond is nog een raadsel.
Op de winderige parkeerplaats van de supermarkt grist ze het ‘gemakkelijk-koken-soeppakket’ en de fles rode wijn uit de winkelwagen. ‘Bereidingstijd 30 minuten’, staat er op. Dat zou net kunnen. Rik heeft een cliënt om half acht. Elke dinsdagavond kookt ze, doet snel de boel aan kant zodat het huis toonbaar is en de cliënt door de woonkamer naar de achterliggende spreekkamer kan worden geleid, zonder dat er te veel ‘persoonlijks’ zichtbaar is. Rik houdt daar niet van.
Om kwart voor acht begint haar yogales. En om half elf is ze weer thuis en drinkt ze een glaasje met Rik op de kalfsleren bank. Het is een vast ritueel geworden. Het slijt erin is als de licht ruwe, kalende plekken op de bank, waar Rik en zij hun vaste plek hebben.
Rik is meestal moe van het gesprek met de cliënt. Of, zoals hij zelf zegt, ‘moe en verzadigd van de vele indrukken die de cliënt achterlaat’. Zij is loom en slaperig van de yoga.
Maar vanavond zal het anders zijn.
‘Ik ga straks voor de les even langs Susan. Ze heeft het moeilijk’.
‘Dat is goed, hoe laat ga je?’ Rik staat naast haar in de pan met goulashsoep te roeren. Zij schuift de resten van de uien, de knoflook, paprika en zoete aardappel het groene GFT-bakje in.
Het kookeiland is de plek waar ze elkaar aan het einde van elke dag tegenkomen als zeilboten die met gestreken zeil, voortbewogen door een hulpmotor, aanmeren. Ze zoeken zorgvuldig hun eigen plek weer, naast elkaar, zonder elkaar te veel in het vaarwater te zitten, zonder langs elkaar te schuren of elkaar zelfs te rammen.
De één gaat koken en de ander hangt er een beetje om heen. ‘Hoe was je dag, wil je een kopje thee, of alvast een glaasje wijn?’. ‘Staat het vuur niet te hoog?’. ‘Let je wel op de aardappeltjes in de oven, het ruikt een beetje aangebrand’.
Rik dekt de tafel vandaag. De keuken is strak ingericht. Alles is op elkaar afgestemd, qua vorm en kleur. ‘Zwart-wit met hier en daar een kleuraccent’, had de interieuradviseur het genoemd. Zo willen ze het graag: een overzichtelijk leven, allebei werk, een carrière, succeservaringen, een strak huis, geen huisdieren, geen kinderen. Zo nu en dan een interessante Citytrip.
Ze schenkt de soepkommen vol en snijdt het ambachtelijk brood in dikke plakken. Zo hoort dat. ‘Ga je dan daarna wel naar yoga?’. Ze schrikt. ‘Au, verdorie’. De bloeddruppels uit haar vinger dringen zich al in het brood. ‘Pas op, je bent er niet bij met je hoofd’. Hij haalt een pleister uit het medicijnkastje. ‘Ik heb alleen weinig tijd, dat is alles’.

Tien voor zeven stapt ze op de fiets. Als ze maar niet te laat is. Ze trapt flink door. De wind is guur. Nog één straat en dan afslaan naar rechts en dan kan ze al zien of het licht brandt of niet. Gelukkig, hij is nog thuis. Ze stapt af en zet haar fiets op de vertrouwde plek tegen de met graffiti bekladde muur. Ter hoogte van het rood-geel-paarse ‘FUCK YOU’ gaat ze, zoals steeds, zo dicht mogelijk tegen de muur staan. Zo heeft ze, zelf ongezien, een goed zicht op de voordeur. De zware deur, met een hoge stoep ervoor en een hele serie bellen met naamplaatjes onder elkaar op de deurpost, staat op haar netvlies gebrand. Rond deze tijd is het een komen en gaan van jonge mensen die nonchalant-gewichtig met een tasje van de supermarkt naar binnen of naar buiten gaan. Ze verwachten nog alles van het leven. Ze hoeven alleen maar op de juiste plek te wonen, de juiste mensen te ontmoeten, de juiste spullen te kopen en het succes zal hen overspoelen als een aanhoudend verkoelend golfje aan het strand op een warme zomerdag. Tot een paar maanden geleden leefde ze ook met die illusie.
Daar komt hij naar buiten, het schepsel dat haar sinds een klein half jaar geheel in bezit heeft genomen. Kwart over zeven. Ze slaat het nauwkeurig op in haar geheugen. Ze zal hier een paar keer achter elkaar moeten gaan staan op dinsdagavond na zevenen, om te ontdekken of er een patroon in zit.
Hij heeft dezelfde smaakvolle handtas bij zich als toen. Toen hij zo maar als de nieuwe stagiair in haar kamer stond. ‘Mevrouw van Riempt?’. Had er ooit iemand haar naam zo verfijnd uitgesproken?
De anders zo vermoeiende weken van het inwerken van een nieuwe stagiair waren omgevlogen. Hij was gretig, nieuwsgierig, een snelle leerling, had eigen ideeën, en wilde de wereld van de marketing ‘ontdekken en daarna blijvend veranderen’. Ze houdt wel van jeugdige overmoed.
Zijn voornaamste leerdoel is ‘mijn eigen passie ontdekken en uitleven’. Dat had ze wel vaker bij stagiairs in hun werkplannen gelezen, maar bij hem voelde ze er ook iets bij. Zou ze aanbieden om na zijn afstuderen bij hen te komen werken? Om zijn hartstocht en creativiteit verder te zien uitbotten? En dan niet alleen in het werk.
Bij de koffieautomaat had ze Jolande van HR gevraagd hoe ze aan deze stagiair waren gekomen. ‘Hij was overtuigend door iemand aanbevolen, een vriend van hem, geloof ik’.

Hij haalt zijn slot van de fiets en rijdt weg. Nu moet ze op gepaste afstand achter hem aan fietsen. Altijd het spannendste deel: niet te dichtbij komen, maar ook niet te ver achterop raken, om hem niet uit het oog te verliezen. Gelukkig zijn er, ondanks de koude novemberwind, genoeg mensen op straat. Dat helpt haar onopvallend te zijn.
Hij rijdt de Brederodestraat in. Misschien om naar de supermarkt te gaan, vlak bij de Vondelstraat waar Rik en zij wonen? Hij mindert vaart, stapt af en loopt paar meter over het trottoir. Ze valt bijna als ze abrupt van haar fiets springt.
Hij loopt naar het pand met de goudkleurige metalen plaat aan de gevel. De plaat die ze voor veel geld hadden laten aanbrengen, ontworpen door de designer van haar marketingbureau. Haar adem stokt. Het bloed kolkt door haar lichaam.
Hij drukt op de bel. De voordeur zwaait op datzelfde moment open.
De omhelzing, de kus op de mond, de zalige glimlach op het gezicht. Het innig gearmd naar binnen gaan. Het is dinsdagavond half acht.
Als een zak vol oud vuil dondert ze door de koker naar beneden op de stortplaats voor restafval.
Om half elf komt ze verkleumd binnen. Rik heeft al een glaasje ingeschonken.
‘Hoe was het met Susan?’
Ze neemt een flinke slok rode wijn. ‘Beter’.
‘Mooi zo. Het heeft zijn tijd nodig’.
Rik schenkt de glazen nog eens vol.
‘Hoe gaat het eigenlijk met je nieuwe stagiair? Gaan jullie hem in dienst nemen’?

Ze staat op en loopt naar de keuken. Haar hoofd is roder dan de wijn. Rik komt haar achterna. 'Wat is er schat, word je niet lekker?'
Ze draait zich om en voor ze het weet vliegt haar glas naar zijn hoofd.
De rode wijn drupt van zijn kin en loopt in kleine stroompjes naar beneden, samen met de bloeddruppels die uit zijn voorhoofd zich een weg banen naar zijn hals, zijn borst en zijn moe en verzadigd lijf.

De dinsdagavond bij het kookeiland kleurt zwart-wit met een rood accent.


***

Rinske Tolsma is geboren in Friesland vlak bij de Waddenkust en heeft vanwege studie en werk gewoond in verschillende streken van Nederland. Ze heeft jarenlang als pedagoog gewerkt in het hoger onderwijs in verschillende functies. Ze heeft altijd voor haar plezier geschreven en heeft daar nu sinds haar pensionering meer tijd voor. Het geeft haar de gelegenheid zich toe te leggen op het schrijven van korte verhalen. In een kort verhaal de lezer binnen leiden, verder meenemen, een tijdje laten vertoeven en ten slotte met enige nieuwsgierigheid over het vervolg achter te laten, is waar ze plezier in heeft. En hopelijk de lezer ook.

Tjade Witmaar is beeldend kunstenaar, illustrator en grafisch ontwerper en werkte als zodanig in Nederland en Spanje.


Reacties

  1. Prachtig verhaal Rinske! Goed geschreven, top ontknoping, heel leuk om te lezen.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Literaire Tijdschriften

Iets toe te voegen? Stuur je mail naar VerhaalvdMaand [at] gmail.com!