Tweede plaats juli 2024


De andere kant

- Luc Vos - illustratie: Esther Leenders -

‘…’
‘Ik weet het, ik moet iets doen.’
‘…’
‘Ja … Het kan zo niet verder.’
‘…’
‘Wacht, Sara. Ik bel je zo dadelijk terug. Ik ben net aan de Frudalstunnel. De ontvangst is echt slecht daarbinnen.’
‘…’
‘Tot zo.’
Met de rug van haar hand veegt Ellen door haar rechteroog. De traan die ze niet naar buiten wilde laten, slaagde er toch in om haar wangen nat te maken.
Je mag je zo niet laten gaan.
Ellen gromt en staart naar de opening voor zich. De rechte streep licht tegen het plafond die het duister probeert te verzachten, brandt op haar netvlies. Ze haat die tunnel, maar het is de weg die ze moet nemen op weg naar huis.
Ik zou liever terug naar mama gaan.
Telkens opnieuw doet het haar pijn als ze haar moeder achterlaat, maar sinds haar dementie een niveau bereikte dat ze niet meer alleen kan blijven, nemen de verpleegkundigen van een rusthuis in Bergen een grote last van Ellens schouders. De nachtelijke telefoontjes van haar moeders buren als ze de arme vrouw in haar nachtjapon op straat vonden, kan ze zich glashelder herinneren. De bijna vier uur durende rit van Skei, het dorpje waar ze al bijna tien jaar woont, naar Bergen, was een hel. Vooral deze tunnel haat ze. Hij is verlicht, maar ze weet dat ze daar korte tijd van de buitenwereld is afgesneden.
Haar hart versnelt als de ingang achter een bocht verdwijnt in haar achteruitkijkspiegel. Ze wil gas geven, ze doet het niet. Ze weet dat het gevaarlijk is en dat snelheidsboetes in deze tunnels niet min zijn. Boetes die ze niet kan betalen. Niet nu ze van plan is …
Je moet het doen.
Hoe zal hij reageren?
Wat als je het niet doet? Het is jouw leven. Je moet vooruit.
Waar moet ik naartoe?
De tunnel is verlaten, geen tegenliggers die de zekerheid doorbreken dat ze helemaal alleen is. Ze staart in de verte, de plafondlichten die aan een vast tempo boven haar hoofd voorbij flitsen, helpen niet om haar hart tot rust te brengen.
‘Ik doe het als ik thuiskom!’
De woorden galmen in de auto. Een ogenblik wil ze de radio aanzetten, maar ze kan geen muziek verdragen nu. Ze heeft geen reden om vrolijk te zijn. Niet met het vooruitzicht dat thuis op haar wacht.
Een thuis is het al een hele tijd niet meer.
Hij beseft het niet.
Maakt dat het goed?
Ze geeft een klap op het stuur, de schok zindert door in haar andere hand.
Niet slaan, alsjeblieft, niet slaan.
Ze tast naar haar wang, even lijkt het alsof ze nog gloeit.
Het gebeurt enkel als hij drinkt.
Dat is geen excuus.
Opnieuw gaat haar hand omhoog, ze laat ze zachtjes neerkomen. De flitsende lichten boven haar hoofd doen haar ogen pijn. Ze wil ze sluiten, ze schudt haar hoofd.
‘Nog drie kilometer. Je bent over de helft.’
Ze klemt haar handen om haar stuur en kijkt star voor zich uit. Nog steeds is er geen andere auto in de tunnel.
Hoe kan dat?
Het besef dat dit de eerste keer is dat ze helemaal alleen door dit lange gat onder de berg rijdt, geeft een kramp in haar buik.
‘Toeval, puur toeval.’
Ze kan de neiging om sneller te rijden maar net onderdrukken, twee tellen sluit ze haar ogen, haar hart slaat over als ze ze weer opent.
‘Wat is dat?’
Haar voet trapt hard op de rem. Heel even slippen haar wielen, dan komt haar wagen tot stilstand. Net op tijd. Een meter verder en ze had de oranje plastic blokken geraakt.
‘Heb ik een bord aan de ingang gemist?’
Ze denkt na, schudt haar hoofd.
De ingang was gewoon open.
‘Hoe kan dit?’
Ze kijkt in haar spiegels, maar achter haar is niets te zien. Geen lichten die naderen. Ook aan de andere kant van de oranje blokken is alles leeg. De tunnel buigt lichtjes naar links, maar als er wagens waren, zou ze de lichten achter de bocht moeten zien.
‘Je moet de blokken wegzetten.’
Wat als de andere kant is onderbroken?
‘Je moet terugdraaien.’
Ze kijkt in haar spiegels, nog steeds is alles leeg.
‘Je hebt echt iets gemist.’
Zoals wel vaker in jouw leven.
Haar buik verkrampt.
Hoe komt het dat je het nooit zag dat hij dronk?
Ze schudt haar hoofd, haar handen wringen om haar stuur. Ze wil roepen, geen geluid komt uit haar keel. Met trillende vingers maakt ze haar veiligheidsgordel los. Haar hand reikt naar de deurklink, haar vingers haken achter de hendel, ze aarzelt.
‘Wat als hier iemand is?’
Wie zou hier zijn? Werkmannen? Die kan je toch vertrouwen?
‘Wat als hij hier achter zit?’
Ze blijft stil. De gedachte is onverdraagbaar. Ze weet dat hij niet wil dat ze bij hem vertrekt. Ze zag al een paar keer in zijn ogen dat hij voelt waar ze mee speelt. Telkens het besef tot hem doordringt, is hij een paar dagen rustig. Dan drinkt hij minder, maar hij houdt het niet vol.
‘Hij zal mij nooit laten gaan.’
Hij moet. Het is jouw leven. Hij is fout.
‘Maar …’
Wat?
‘Als ik … als ik wegga, dan …’
Ja?
‘Dan heb ik toch gefaald?’
Mama’s stem brandt in haar hoofd. ‘Een huwelijk is heilig.’
Nee mama, dat is het niet. Niet tegen elke prijs.
‘Je bent mislukt.’
Nee!
De brul in haar hoofd doet haar hand wegvliegen van de klink. Haar hoofd gaat met korte bewegingen van links naar rechts. Elke spiegel wordt bekeken, dan kijkt ze weer naar de helderverlichte blokken voor haar. Het oranje is fel, de blokken lijken nieuw.
Speciaal voor jou hier gezet.
‘Dat kan niet. Ik ga kijken.’
Dat zou ik niet doen.
‘Maar …’
Ze grijpt naar de deurklink, haar hand stokt in de beweging als een oorverdovend geluid weerklinkt.
‘Huh?’
Opnieuw klinkt een langgerekt geluid.
‘Een … een toeter?’
Haar ogen vliegen open. De tunnel voor haar is leeg. Haar nek doet pijn als ze opkijkt. Achter haar staat een vrachtwagen, zijn koplampen verblinden haar. Hij toetert opnieuw. Ze schokt, wil de wagen starten, vindt de startknop niet. Een nieuwe blik in haar linkerspiegel legt haar hart even stil. De chauffeur is uitgestapt. Een man met gescheurd jeansvest en zwarte broek komt naar haar toegelopen. Hij plukt in zijn lange baard, met zijn getatoeerde hand tikt hij op haar ruit.
Ze durft niet opkijken, hij tikt opnieuw.
‘Alles oké, mevrouw?’
Zijn zachte stem strookt niet met zijn voorkomen.
‘Eh, ja ... nee … ik weet niet.’
Ze opent haar raam op een kier, de vriendelijke blik in zijn ogen kalmeert haar wat.
‘Toch niet in slaap gevallen, mag ik hopen?’
Verwarring groeit. Ze schudt haar hoofd, wijst naar de plek voor haar auto.
‘Nee, daar stonden …’
De leegte drukt haar woorden terug. De oranje blokken die haar tot stilstand dwongen, zijn verdwenen.
‘Gaat het, mevrouw? Kan ik iets doen?’ vraagt de man opnieuw. ‘Ik zou u aanraden om hier niet te blijven staan. U had geluk dat ik u tijdig zag, anders was het niet goed afgelopen. Een tunnel is geen plek om te parkeren, maar ik veronderstel dat u dat weet,’ voegt hij er op neutrale toon aan toe.
Onzeker kijkt Ellen op. Ze wil glimlachen, het lukt haar niet om haar gezicht in een andere dan gepijnigde plooi te krijgen.
‘Ja … natuurlijk. Dat … dat weet ik. Ik … Sorry. Ik vertrek nu. Direct. Sorry …’
‘Is oké, mevrouw,’ zegt de man. ‘Als ik u een raad mag geven, net uit de tunnel is een parking. Ik stel voor dat u zich daar even aan de kant zet en tot rust komt.’ Hij kijkt haar indringend aan. ‘Ik heb de indruk dat u dat nodig heeft.’
Ze wil iets antwoorden, de man wacht er niet op. Ze trilt over haar hele lichaam, toch dwingt ze zich om haar wagen te starten. Ze verwacht hobbels als ze vooruit rijdt, maar de weg is glad. De hele tijd volgt de vrachtwagen haar op veilige afstand, als ze zich op de parking zet zoals de chauffeur voorstelde, toetert hij kort en steekt zijn hand op.
Ellen wuift bijna onzichtbaar terug, zet zich aan de kant en legt haar wagen stil. Haar hart raast, nog steeds weet ze niet wat er zonet is gebeurd. Ze staart naar de schemerlucht, waar de maan vol aan de hemel staat.
‘Wat was dat …’ fluistert ze. ‘Ik word helemaal ge…’
Het geluid van inkomende berichten schrikt haar op.

Waar ben je? Is alles oké?

De bezorgdheid van Sara tovert een voorzichtige glimlach om haar mond.

Het spijt me zo … Ik zal er niet zijn als je thuiskomt. Ik heb me laten opnemen. Ik wil genezen.

Het bericht van Anthony slaat de lucht uit haar longen. Ze hapt naar zuurstof, tegelijk valt duizend kilo van haar schouders.
Kan dit echt zijn?
Het is de eerste keer dat hij het zelf zegt.
Hij meent het!
Het komt goed.
De versperring op haar pad lijkt verdwenen. Haar glimlach dijt uit als ze haar wagen start en Sara belt.
‘…’
‘Ik weet het, maar … de weg was versperd.’
Niet meer.

***

Luc Vos
(1968, Herk-de-Stad) woont in Heultje-Westerlo (België) en schrijft graag en veel. Een mix van korte en lange – meestal spannende – verhalen. In oktober 2022 verscheen zijn thriller ‘ZEVEN’ bij Uitgeverij LetterRijn. Dit boek werd bijzonder goed ontvangen en viel al enkele keren in de prijzen: winnaar Thrillzone Award 2022 ‘Beste Nederlandstalige Thrillerdebuut; 3e plaats Publieksfavoriet Vrij Nederland Detective & Thrillergids, shortlist Beste Vrouwenthriller 2022, longlist MAX Bronzen Vleermuis 2023. 24 juni 2023 verscheen ‘Paternoster’, een nieuwe thriller in de ‘Anne Verelst’ reeks. (longlist MAX Zilveren Vleermuis 2023, longlist Thrillzone Awards 2023, Top 10 Hebban Thrillercafé 2023). 29 maart 2024 verscheen een nieuwe Anne Verelst thriller ‘Het Woord’. Meer op www.anneverelst-thrillers.com

Esther Leenders
woont in Tilburg en werkt voor een culturele instelling. Daarnaast waagt ze zich aan het schrijven van korte verhalen en het maken van illustraties. Haar ‘geheime wapens’ zijn naald en garen, - waarmee ze alles borduurt behalve vogels en bloemen.

Reacties