Tweede plaats augustus 2024


Omhoog

- Saskia Everts - Illustratie: Cindy van Veldhoven -

Hoe ze dartel en oersterk voor hem uitrende! Luuk vond het geweldig en hij kon het niet uitstaan dat hij haar niet kon bijhouden op de eindeloos opgaande torentrappen. Bij elke wenteling zwierden haar rokken net zichtbaar om de hoek, als een uitdagend signaal dat ze er nog was, maar net te ver vooruit: kom dan, je kan me toch niet pakken! Maar opeens botste hij tegen haar aan: ze was blijven staan, haar armen geopend voor hem, hij drukte zich tegen haar aan, hun lachen en uithijgen vermengden zich, ze kusten. Hoe zacht en kuis en toch opwindend haar lippen, nooit was dat veranderd, al die jaren.


Nu stond hij onderaan diezelfde trappen en keek omhoog. Geen sprake van dat hij omhoog zou kunnen klimmen, het was al een uitdaging geweest om met zijn rollator het stoepje op te komen. En met alle mechanische en elektronische gemakken van deze tijd hadden kerktorens nog steeds geen lift. De zon verwarmde zijn blote hoofdhuid, hoe mooi zou het zijn het uitzicht over de stad te zien. Ver boven de gillende brommertjes en luidruchtige jongeren.

Die dagen was het ook zonnig geweest, een vroege warme zomermaand. Nu was dat normaal - een fout en beangstigend normaal. Toen was het alleen maar heerlijk. Het was hun cadeautje, signaal van het heelal dat het goed was wat ze deden, als een zegening van hun liefde. Haar jurkjes waren dun en dwarrelend, hij waagde zich in een korte broek, vreemd jongensachtig voelde dat.

Ze kusten op die overloop bij het eerste torenvenster, ze keek hem aan, ernstig nu.
‘Ik hou van je’, zei ze. ‘Wij samen gaan gelukkig worden.’ Het duizelde Luuk. Gelukkig worden, hoe kon ze dat weten! Hij hield ook van haar, dat wist hij vrij zeker, maar gelukkig worden! Onwillekeurig flitsten zijn gedachten naar alles wat speelde, de atoombom die alsnog elk moment af kon gaan. Dictators met een rode knop onder hun vinger. Broeiende oorlogen in Zuidoost-Azië. Uiteengeslagen rassendemonstraties. Was ze zo naïef? Nee, naïef was ze niet. Blijkbaar wist ze iets. Hij leunde zijn hoofd tegen haar wang. Zich hieraan overgeven. Maar feilloos bespeurde ze zijn wegzakken in sentimentaliteit en zwaarte, ze duwde hem zachtjes van zich af en lachte: ‘maar dan moet je me eerst maar ‘s zien in te halen!’ en met een snelle draai was ze weg, omhoog vloog ze weer. Hij zette onmiddellijk de achtervolging in, achterblijven was geen optie en enkele wentelingen hoger sloeg hij hijgend zijn arm om haar middel. Ze hield stil en leunde tegen hem aan.
‘Laten we trouwen’ fluisterde hij, ‘wil je dat, Martje?’ En toen, toch nog onzeker: ‘is het niet te snel?’
‘Natuurlijk wil ik dat’, zei ze rustig.

Luuks door ouderdom toch al waterigere ogen voelden nog vochtiger bij de herinnering, hij keek schichtig en beschaamd om zich heen. Er hing een groep donker geklede jonge mannen tegen een muur naast de kerk. Een jonge vrouw gilde iets naar een ander vrouw, een snerpend geluid, hij kon niet uitmaken of het een begroeting of een verwensing was. Niemand lette op hem, een krom oud mannetje dat tegen een kerktoren stond op te kijken. Onderaan die toren, aan de zijkant in het steegje, was de toegang tot de trap. Hij zag dat het deurtje gewoon open stond. Iets waar je in mocht zonder te betalen? Het leek er wel op. Ach, wie zou er ook nog betalen voor iets zo weinig opwindend en prikkelend, zo vermoeiend, als een trap opklimmen? Dat was voor een andere generatie. De zijne, de uitstervende generatie.

De gedachte voelde als een appel. Er stond wel een soort hekwerk voor de deur, maar daar kon hij probleemloos omheen; hij liet de rollator los en vond steun bij het gaas. De volgende opgaaf was het overbruggen van de afstand tot aan de leuning langs de wenteltrap. De rollator, opeens zonder zijn gewicht, rolde een eindje door, lichtjes, alsof hij zich met een opgeluchte schouderbeweging van de oude man had ontdaan. Luuk keek geschrokken naar de meters luchtledigheid tussen hem en het karretje. Maar zijn hand zat nu stevig om de trapleuning en koppig trok hij zichzelf de eerste trede op. Niet ontevreden deed hij er nog een stap bij, en nog een. Toen hield hij stil.

Alles wat lichamelijk bij hem speelde kwam in volle hevigheid op hem af. Zijn heup, een ruïne, zijn goede vriend de rollator zou hij binnenkort moeten vervangen voor het monster rolstoel. Zijn knie, blijvend pijnlijk. Erger: het onbetrouwbare evenwicht, als een verborgen landmijn: hij kon er elk moment intrappen en dan lag hij. De duizelingen die hem uit evenwicht brachten speelden al een jaar of twee, maar kwamen nu dagelijks.

En dan, het nog niet uitgesprokene, al wist hij vrij zeker dat zijn beide kinderen het ook wisten. De mist die soms in zijn hersens kwam, de gaten die vielen in een gesprek, in zijn herinnering van de dag ervoor, in de logica der dingen.

Hij had nooit de illusie gehad dat dit hem bespaard zou blijven. Dat er bakken goed gemeenschapsgeld werden besteed aan het trachten te voorkomen van deze zogenaamde ziekte, die gewoon ouderdom was, vond hij belachelijk en fout. Kon dan niemand meer accepteren dat het gaat zoals het gaat? Nu was hìj het, er waren er genoeg die veel eerder waren getroffen.

Desalniettemin, het was hem en zijn kinderen nog niet gelukt het uit te spreken. Het hing zwijgend boven hem als een grote zwartgevleugelde roofvogel waarnaar hij nog niet kon opkijken.

De pijn in zijn knie was gezakt en, in koppig protest tegen al deze gedachten, richtte hij zich op de uitdaging die de wenteltrap hem voorschotelde. Hoe geweldig zou het zijn om gewoon een stukje naar boven te klimmen tot het eerste kijkgat, daar waar de kus had plaatsgevonden. Hij zou de stad van boven kunnen zien, zo anders nu, maar vanuit dat gezichtspunt misschien weer zijn stad.

Hij trok zich verder op – een, twee, vijf treden achter elkaar. Been met een boog omhoog zwaaien en op de volgende trede plaatsen, zorgvuldig een plek zoekend, want op meerdere treden lag rommel. Zijn hand hield krachtig de smalle ijzeren leuning vast, en trok hem de wenkende wenteltrap op. Boven hem scheen veelbelovend het daglicht door het eerste raampje. Hij kon dit!

Hijgend, met bonzende slapen, maar trots stond hij bij het eerste venstertje. Blijkbaar was hier helemaal geen overloop zoals in zijn herinnering, de trap wentelde gewoon door, hij moest balanceren op een trede terwijl hij zich omdraaide naar het uitzicht. Het raampje keek uit op het steegje bij de ingang: de wenteltrap had een volle cirkel gemaakt. Er was geen sprake van uitzicht over de stad, hij was nog veel te laag, hij zag alleen de straat. Zijn blik viel op zijn rollator, die nog verder was weggerold, de schaduw van het licht dalende steegje in. Rechts kon hij nog net de muur zien waartegen de groep jongemannen geleund stond. Afkeurend keek hij naar hen. De verwende oppervlakkige generatie die ultrarechtse racisten aan de macht bracht - had zijn vader daarvoor in het verzet gezeten – waarvan niet alleen hij maar hun hele gezin jarenlang de gevolgen had moeten dragen?

Als was het een antwoord, maakte een van de jongeren zich los uit de groep en bewoog zich richting de rollator, die daar verweesd stond. Gespannen bleef Luuk kijken, de man pakte met één krachtige hand het stuur beet en liet het karretje een pirouette maken. Toen, na een korte blik op de toren, boog hij zich over het mandje onderin en onderzocht het. Luuk kon de snelle beweging van de hand door de spullen zien gaan die daarin lagen. Hij verstijfde, angst en woede deed prikkend zweet uitbreken in zijn oksels en op zijn hoofdhuid. Hij tastte naar zijn vestzak, gelukkig, daar zat zijn portemonnee.

De man had een plastic zak opgevist, hij schudde hem leeg, een bonnetje dwarrelde omlaag. Vanuit de groep bij de muur werd iets geroepen, de man – meer een doorgeschoten tiener eigenlijk– riep lachend iets terug. Luuk keek de trap af – hij moest terug. Hij moest zijn rollator beschermen. Omlaag kijkend leek de trap steiler, de duisternis was dieper. Beschermen, wat had hij eigenlijk in gedachten? Hij voelde zich plotseling klein, klein en bang, worden. Door het kijkgat kon hij nog zien hoe de kerel wegliep, de rollator achter zich aan trekkend, waarna hij uit het smalle blikveld van de doorkijk verdween. Een andere man van de groep ging achter hem aan en verdween aan de andere kant ook uit beeld.

Wat gebeurde er? Hij wilde het zien. Hij keek omhoog, vaag zag hij al het lichtschijn van het volgende raam, daar zou hij meer zicht hebben. Hij zwaaide zijn been op de volgende trede, sloeg twee handen aan de leuning, en trok zich op. Na nog drie treden even uitrusten. Hij luisterde, gedempt hoorde hij stemmen buiten, opgewonden mannenstemmen. Vier stappen - rusten. Tussen twee ramen bleken er veertien treden te zijn. Het langzame continue draaien had hem licht duizelig gemaakt. Voor hij uit het raam kon kijken moest hij zijn balans hervinden, concentreren op waar de aarde was en waar de hemel. Ook hier was geen overloop, hij moest het doen met een smalle richel. De stemmen klonken nog steeds, wild en onbegrijpelijk.

Het kijkgat liep schuin omhoog, Luuk zag niets anders dan een dak en lucht daarboven. Geen blik op het gebeuren daar beneden. Wel een liefelijk lichtblauwe lucht. Opeens meende hij dat dit de plek moest zijn, precies deze plek, waar hij haar ten huwelijk had gevraagd. Waar zij ‘natuurlijk wil ik dat’ had gezegd. Want hadden ze toen niet ook een blik op de hemel kunnen werpen, strakblauw begin juni? Ja dat klopte, herinneringen stroomden binnen: zijn eigengereide hersens openden en sloten luikjes waar hij niet om vroeg, maar voor deze gedachtestroom was hij dankbaar. Voorzichtig leunend tegen de muur liet hij hem over zich heenkomen. Ze hadden gefluisterd, met woorden gloeiend van vertrouwen hadden ze de demonen bezworen en engeltjes binnengelaten, ze fladderden om hun hoofden door de toren, strooiend met zilverpoeder. Haar zachte stevigheid, hun vingers verstrengeld… veel later, nadat ze in een lang proces van leren en ontdekken hun eigen intense lichamelijke intimiteit hadden gevonden, bleef dit moment hem vaak voor ogen staan als een hoogtepunt van vervoering, iets waar hij op hun beste momenten met dankbaarheid weer aan raakte.

Opeens schoot er nog iets uit zijn geheugen omhoog: ze hadden hier in deze toren hun verbond in steen gebeiteld: ze hadden hun namen in de muur gekrast. Ergens bij het licht van één van de vensters – dit raam misschien? Voorzichtig verplaatste hij een voet om naar de gehavende stenen te kunnen turen, in sommige stonden inderdaad namen. Maar hij wist dat hun steen niet hier was. Zeker waren ze eerst hoger geklommen, ze zweefden immers, ze stegen haast vanzelf omhoog. Dat was hoe hun weg was, toen. En nog steeds! bedacht hij, opeens weer koppig. Vriend rollator was ver weg, in het duister van een onzichtbare steeg, in de handen van schreeuwende kerels. Zij was hier, hun steen was iets hoger, waarschijnlijk bij het volgende venster. En hij was sterk, sterker dan hij steeds had gedacht, zoveel meer kon hij dan de dokter met de rolstoel hem voorhield. Vooruit, slechts veertien treden, bestrooid met zilverpoeder.

Hij nam ze gestaag, in een uiterst langzaam maar doorgaand ritme, diep ademend, de wenteling bracht een soort trance teweeg, hij concentreerde alleen nog op dit ene. Hij voelde haar hand die hem voortleidde. Er lag rotzooi en puin op de treden, was het een extra test om het een oude man moeilijk te maken? Hij stapte eroverheen. Dertien, veertien... je laten denken dat je er bent en dan blijk je toch nog verder te moeten, ja zo werkte die truc. Maar dat had zijn vader in het werkkamp ook volbracht, omdat het moest. Hìj kon het ook, voor haar.

Eindelijk was hij bij het venster, maar hij zou de leuning moeten loslaten om er goed doorheen te kunnen kijken. Hij voelde zich beroerd alsof hij uit een kermismolen was gestapt, voorovergebogen wachtte hij tot zijn kloppend hoofd kalmeerde. Tegelijk zochten zijn ogen de muur af, alles was onscherp, hij moest het vermaledijde oude-mannen oogvocht wegknipperen. "Lucas en Martje" zocht hij, in mooi gebeiteld schrift, een klein hart ertussen, en een datum – zo kwam het feilloos uit zijn geheugen omhoog. Maar hij zag het niet. Uiteindelijk kon hij zich weer oprichten, voorzichtig liet zijn hand de reling los en tastte voor steun naar de muur, hij wendde zich naar het venster.

Hij kon de steeg inkijken tot aan het doodlopende einde. Daar stonden de twee mannen bij zijn rollator, of zaten ze erop? In de diepe schaduw kon hij weinig zien, tot er opeens een schijnsel opvlamde. Een sigaret? Of iets met drugs? Of maakten ze een vuurtje daar in die uithoek? Hadden ze elkaar uitgedaagd om te zien of een metalen wagentje zou kunnen branden? De vlam werd groter, er klonk lachen. Machteloze paniek kneep zijn keel dicht en een diep gevoel van eenzaamheid deed zijn spieren verweken, zodat hij opnieuw langs de muur omlaag zakte, zijn gezicht dicht bij de koude stenen. Wat kon hij doen? Hij zag de trap omlaag verdwijnen, nooit zou hem dat lukken, al die smalle gladde donkere treden, en bovendien, wat was daar voor hem?

Vlak voor hem zag hij een naam in een steen. Martje, las hij Martje? Nee Mollie leek het eerder. "Mollie is lekker", een smerig symbool erbij en een telefoonnummer. Een kreunend geluid van misselijkheid en verdriet ontsnapte uit zijn keel. Bleef er dan niets over van wat mooi was, en echt, en van waarde? Wat lief en heilig was werd vernield of bezoedeld. Hij walgde van het smerige symbool, zijn vergissing dat er Martje leek te staan maakte het nog erger, hij moest dit uitwissen, hij moest haar terugvinden. Verbeten wendde hij zich af van het duistere gat dat de terugweg was en richtte zijn blik omhoog, waar alweer nieuw licht te zien was – een ander soort licht, helderder, blijer. Was zij daar? Ach ja, natuurlijk, daar zou de trans van de toren zijn, de plek halverwege waar je buiten om de toren kon lopen. Waar je, bevrijd uit de koker van de trap, het echte licht kan instappen.

Zonder verdere overwegingen begon hij weer te klimmen. Het ging zo makkelijk, hij steeg vanzelf. Wel moest hij over steeds meer rotzooi heen stappen, zandsporen en stukjes baksteen. Een losse werkmanhandschoen, een leeg blikje. Hij pakte de uitdaging op, in gedachten honend, superieur: wie wilde hem hier weghouden, wie vond dat hij terug naar beneden moest, daar waar de mannen hem opwachtten, waar het rolstoel-woord allang had geklonken, ook het tehuis-woord al was gebruikt in sommige gesprekken met zijn dochter en het alleen nog een kwestie van tijd was tot het derde, het zwartgevleugelde, zou vallen, op hem neer zou vallen. Maar hij zou niet vallen, niet zo.

Een luikje in zijn brein klapte weer open en het beeld van hen beiden op de torentrans stuwde omhoog in zijn gedachten, als een luchtbel zich vrijmaakt uit water. Het zonlicht was verblindend geweest, na het donker van de trappen. Hun triomf en verrukking drongen naar een uitweg. Ja, het was daar geweest dat ze knielden voor een steen en ademloos, als in stil gebed, met zijn zakmes letters waren gaan kerven. Hun namen waren het gebed en, zie, het gebed was verhoord geweest, al die jarenlang had hij ontvangen en ontvangen.

Daarna hadden ze een tijdje naar de andere bezoekers zitten kijken, ze waren niet alleen, daar op die trans, ‘er zijn altijd mensen die torens op willen’, had ze wijs geconstateerd. Een kind probeerde op de halfhoge muur te klimmen om beter te zien, er was geen ouder in de buurt. Ze wilden tegelijk opspringen, maar zagen dat er boven de muur nog een stevig beschermend hekwerk zat. Hun blikken haakten in elkaar, de gezamenlijke reflex om het kind te redden zinderde door hen heen, opnieuw een verbond, en weer een belofte. Ook die was uitgekomen, dacht hij nu. Een vervuld leven. Een mooi woord. Beter nog dan voltooid.

Met de echo van dat woord in zijn hoofd, bereikte hij het daglicht van de torentrans. Fel licht inderdaad, net als die dag, maar toen zijn ogen weer wat konden zien, meende hij dat er iets was, iets belangrijks, dat heel anders was dan toen. Natuurlijk, zij was er niet, maar dat maakte niet uit, hij wist haar aan zijn zijde. Maar, besefte hij nu, er waren helemaal geen andere mensen. Tijdens zijn hele klim was hij niemand tegengekomen, niemand die hem moest passeren op de smalle treden of die hem medelijdend had kunnen bekijken. Toch vreemd, wrong het verder in zijn hoofd, op zo’n drukke zonnige dag, terwijl het poortje uitnodigend openstond. Zijn gedachten bleven hangen bij die ingang, hij dacht aan het hek waar hij omheen was gelopen. Hij dacht aan het puin op de trap en de werkmanhandschoen. Verwonderd bezag hij de verlaten trans. Het lag vol spullen. Gereedschap, een soort schuurmachine, een stapel metalen palen, nog een paar handschoenen en blikjes. Een deel van de muur was al gladgeschuurd: een renovatie, een verbetering, veel geld voor het uitpoetsen van ouderdom! In een hoek lag een grote kluwen oud metaal. Ook het hekwerk werd vernieuwd.

En nu zag hij wat zijn brein al had gesignaleerd, het belangrijke verschil. De muur om de trans was bevrijd van het hek dat er beschermend bovenop had gestaan. Het effect was wonderbaarlijk. Een enorme ruimte stroomde hem over de lage muur tegemoet, als een oneindige mogelijkheid. Er schoten tranen in zijn ogen, tranen van dankbaarheid, van vervulling. Met wankele passen begaf hij zich in die richting, geconcentreerd als een koorddanser: zonder steun aan muren of relingen. Wijds en onbelemmerd strekte daar de verte, en de hemel, en de jubelende zon. Het onveranderde en het eeuwige. De schoonheid en de vrijheid. Hij spreidde zijn armen en lachte.

***

De schrijver aan het woord



Saskia Everts
is gezinstherapeut in Maastricht. Ze heeft sinds kort haar oude hobby: verhalen schrijven, weer opgepakt.

Cindy van Veldhoven:
"Creëren is de rode draad in mijn leven. Altijd al geweest! Het maakt me blij.. Al vele ideeën zijn opgeplopt en verwezenlijkt, daar is illustreren er één van. Binnenkort mijn schildering op de cover van een boek! Ik ben een gelukkig mens ;)"

Reacties

  1. Wauw! Gefeliciteerd Saskia en wat een gave illustratie! ❤️🩷🧡💛💚💙🩵🩵💜🤎🖤🩶🤍

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Gefeliciteerd Saskia! Je bent een natuurtalent, na al die jaren zonder schrijven door het leven gaan, en nu zomaar op 2!! Ik hoop nog veel met je te mogen optrekken om het schrijven samen verder te ontdekken.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Hoi Cindy van Veldhoven, wat een gave illustratie, heel blij mee!

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Ik heb me door dit verhaal heen moeten ploeteren. Ik heb het filmpje gezien en had hoge verwachtingen (vanwege o.a uw poging om u in te leven). Maar een groep jonge mannen, donker gekleed tegen een muur? Welke muur? En wat een onzin, donker gekleed klinkt veel te vaag. Dat is amper mogelijk. En wat zouden zij bij een kerk moeten? En echt niemand steekt een rollator in de fik… Voor de rest: geknutseld monoloog. En het enige dat we meekrijgen is het moment waarop de man de vrouw ten huwelijk vroeg, zo voelen wij niets voor haar.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Daarbovenop: zij zijn de reden voor racistische politici? Dat zijn juist de lui die hen afkraken maar niet doorhebben dat ze geen keuze hebben dan in de criminaliteit te belanden

      Verwijderen
    2. (Sorry voor de toon trouwens, ik probeer u goed advies te geven. kijk naar wat de woorden betekenen en niet wat ik zeg)

      Verwijderen

Een reactie posten

Schrijvers Promotor

  • Bird - 'Bird' (06-01-2024) 16,3 cm/ 20,9 cm
    4 uur geleden
  • Fietsen met woede - Uit pure frustratie trap je tegen het kleine rekje dat je voor een habbekrats kocht in de Action – een winkel waar je normaal niets koopt maar die de spe...
    1 dag geleden
  • DE MUZE - 1. ‘Gefeliciteerd.’ Gabriëlla geeft mij een zoen op iedere wang. ‘Ik zal niet vragen hoeveel lentes, zelf ben ik de tel kwijtgeraakt na negenendertig.’Ik...
    5 dagen geleden
  • Het filmpje - Werd bij jou ook het geweldige filmpje niet getoond?Kijk dan hier: https://www.facebook.com/reel/3745877325722858
    5 dagen geleden
  • Loslaten - Nadat ik eerst alleen met de arts heb gesproken, komt hij erbij. De deur gaat open en hij schuifelt naar binnen. Met zichtbare moeite zet hij de ene voet v...
    1 week geleden
  • BOEK 10 EVENT VAN GODIJN - Zaterdag 5 oktober was in Roelofsarendsveen het boek 10-event van Godijn publishing waarin 10 schrijvers werden gelanceerd en waarbij de uitslag van de w...
    1 week geleden
  • Schrijfwijs - Schrijfwijs: Creatieve Schrijfcursus in Bibliotheek Woudrichem – Start op 10 januari 2025! Introductie :"Ben je klaar om je creatieve...
    1 week geleden
  • Recensie ‘Alles stroomt’ in Lychnari - Vijf voor twaalf! kopt magazine Lychnari boven een uitgebreide recensie van Alles stroomt. In het herfstnummer van het kwartaalmagazine, dat als pay-off Ve...
    2 weken geleden
  • Voedingskanaal - Het water kolkt, briest en bruist langs de basaltstenen oever. Het kijken naar de patronen van de tegengestelde stromingen maakt hem duizelig. De vochtige ...
    3 weken geleden
  • Afscheid Pio Gotson - De titel verklapt eigenlijk al alles wat er met dit bericht gezegd moet worden. Met deze blog stop ik. Of ik met dit exacte webadres ooit nog verder ga w...
    4 weken geleden
  • Nieuwe serie: beste lied per jaar: editie #1: de jaren ’70 - In navolging van David Bennett ga ik beginnen met een korte serie over wat ik het beste liedje per jaar vind. Daarbij neem ik, heel triviaal, de top 100 va...
    4 weken geleden
  • Anderen: een nieuwe SF-bundel - Er komt een nieuwe SF-verhalenbundel van mijn hand. De titel van de bundel is ‘Anderen’. De covertekst zegt: Aliens. Anderen. Ze zijn de onbekende medebewo...
    5 weken geleden
  • Veeleisende Liefdes - VEELEISENDE LIEFDES Ik mag mezelf gelukkig prijzen. Het is een zegen te mogen leven met passie, geestdrift en een zekere mate... The post Veeleisende L...
    4 maanden geleden
  • IJler dan IJl - Het was de bron van zijn misère, de drijver van zijn weemoed, de reden van zijn ondergang: Rick wilde het leven snappen, maar durfde het niet te ervaren.
    4 maanden geleden
  • Tjonge... - Boreling ligt inmiddels een week in de boekhandels. Hoewel ik mij natuurlijk realiseer dat minder enthousiaste lezers niet in de pen...
    6 maanden geleden
  • - Leidsch Dagblad 23 feb 2024
    7 maanden geleden
  • Duik mee in de wereld van Johnny Bollé - Bij een nieuw jaar hoort een fris begin, en ik had een idee voor een nieuwe maandelijkse nieuwsbrief. Alleen was er de vraag: hoe moet...
    9 maanden geleden
  • De draak die de kat opat - Het hotel kondigt altijd aan wanneer het zichzelf gaat verplaatsen. De parketvloer in de lobby attendeert me er meestal als eerste op, wat praktisch is, wa...
    2 jaar geleden
Jouw schrijfwerk hier gratis promoten? Stuur een mailtje tav Maarten naar VerhaalvdMaand [at] gmail.com