Tweede plaats november 2024


Elpenbeen

- Marian Puijk - illustratie: Cindy van Veldhoven -

Kromgebogen boven het aardappelveld staken knokige mannen hun spade gelijktijdig in de grond, alsof een trommelslager de maat aangaf. Steeds met hetzelfde geluid. Woesj.
Toen een van hen op iets hards stuitte, veerden allen op, strekten hun pijnlijke rug en leunden op het handvat van hun in de klei gestoken werktuig. Zwijgend namen ze de pet af en wreven met een rode zakdoek het zweet van hun hoofd. Ze lieten hun spade achter in de grond en naderden met stappen, zwaar van de modder aan hun klompen, het ding dat uit de bodem stak. De stilte, bij het wegvallen van het ritmisch spitten, gleed als een noodlotstijding langs de achterdeuren en de vrouwen repten zich over het veld naar de plek waar het werk gestaakt was. Opgeschoten jongens in blauwe kielen en deernen in zware wollen rokken haastten zich opgewonden tussen de rechtopstaande stelen door tot waar de kring van ouderen hen tegenhield. Allen richtten de blik op het ding dat hun noodlot bezegelde. Wit lag het daar in de omgespitte aarde, door ondereilandse stromingen omhoog gestuwd: de vuilwitte schedel van een mammoet, nog in het bezit van één elpenbenen slagtand.

“Mammuthus primigenius,” fluisterde een boerenzoon, de houtskoolstudie indachtig van een wolharige mammoet in het schoollokaal. Zijn blik haakte gretig vast aan de geribbelde kiezen in het kraakbeen, dezelfde als die sporadisch gevonden werden tussen het zilver wriemelen van de vissen in de sleepnetten.
De mannen hesen hun manchester broeken op. Jacob Krauwel legde zijn wijsvinger tegen zijn lippen. Iedereen wist wat hem hiermee opgelegd werd: zwijgplicht. Met hangende schouders stopten de jongens hun opwinding weg achter de hoge boorden van hun kielen. De beslissing was genomen: de mammoetschedel werd aan de vergetelheid teruggegeven. De houten klompen duwden de spaden in de grond en weldra was het elpenbeen weer onder zeeklei begraven. Op de luchtstromen zwenkten grote zeevogels af en namen het geheim met zich mee.
Aan iedere keukentafel werd die middag vis gegeten, want het was vrijdag. Riek van Theunis en Mina beet op haar onderlip, de handen samengeknepen op haar schoot tijdens het tafelgebed. Haar simpele broer – het hoofd devoot gebogen – gluurde schalks tussen zijn wimpers door. In de drukke keuken van Nelis en Dien knetterde de spanning van het jongvolk boven de borden heen en weer, maar geen van hen waagde het het onderwerp aan te roeren dat hun gemoed vervulde.

Jacob Krauwel, zoveel als de dorpsoudste en kerkvader, sprak de mannen die avond in de vergaderzaal indringend toe. “Wij mogen nog steeds de aandacht niet op ons vestigen.”
Iedereen wist waarom, al moesten sommigen zoeken in de stoffige nissen van het geheugen.
“Zovele jaren veilig weggezonken in de sluiers van de tijd, mag de gebeurtenis uit ons verleden niet aan het licht gebracht worden.”
Een schokgolf voer door het rokerige zaaltje bij dit onverbloemde ter sprake brengen van het oude vergrijp.
“Nog steeds geldt dat de misslag van één man neerkomt op het hoofd van allen,” betoogde Jacob Krauwel met kracht. “Geheimhouding! Of pottenkijkers zullen, op zoek naar het elpenbeen, onze akkers overspoelen en de aarde keren. Iedere brok klei zullen ze ontleden en bijgevolg boven de grond brengen wat begraven moet blijven.”
Huiswaarts keerden de volgelingen van Jacob Krauwel, aanvaardend zijn wil en wet. Nooit zou er nog een woord over de schedel worden gesproken.
Maar de opdracht tot geheimhouding droeg de kiem van heimelijkheid in zich. Wantrouwen stak de lelijke kop boven de grond en jeukte als schurftmijt onder de huid van de dorpelingen. Buren, die in goede verstandhouding hadden geleefd bij het verjaren der oude zonde, sloegen elkaar met lede ogen gade bij het plotseling opduikende gevaar van ontmaskering.

Hannes, de eenarmige veteraan uit de overzeese gebiedsdelen, noemde het ‘kabar angin,’ het gerucht op de wind. Want er was gefluister in de ochtenddauw en rond de kisten in de aardappelschuren. Niemand sprak hardop, maar toch wilde het niet stil worden rondom het geheim.
Enkele dagen later was hij er al, een boomgrote archeoloog met een aura van geleerdheid om zich heen. Hij was nog groter dan Hannes de veteraan en hij was zo zwart dat hij in het donker nagenoeg onzichtbaar was. Hij droeg een gleufhoed en zijn zijden sjaal wapperde achter hem aan wanneer hij over de zeedijk fietste. Jonas Withoofd keek scherpzinnig uit zijn ogen en de uitdrukking rond zijn mond verraadde een sterke wil.
Als eerste wendde hij zich tot Jacob Krauwel, maar deze wist de ondervraging te doorstaan zonder ook maar het geringste detail prijs te geven.
Het omvangrijke gezin van Nelis en Dien nuttigde juist het middagmaal toen hij zich, met de gleufhoed in de hand, aan de achterdeur vervoegde. Ook hier stuitte hij op een muur van stilzwijgen.
Voorkomend stak hij Hannes zijn linkerhand toe, toen hij waarnam dat de veteraan hem de rechterhand niet kon schudden. Doch Hannes wist het gesprek handig op het overzeese gebiedsdeel te brengen, waar hij zijn arm was kwijtgeraakt in een verloren oorlog. En opgegraven… nee, opgegraven was hier niets bijzonders.
Niettemin zagen de dorpelingen de ongewenste bezoeker in het schemerdonker gebukt over de akkers gaan en Jacob Krauwel spuugde nijdig zijn tabaksstraal in het kwispedoor, onmachtig de loop der zaken te keren.
Riek van Theunis en Mina ervaarde een hete sensatie achter haar borsten wanneer ze de reusachtige man bespiedde. Ze wilde wel dat zijn diepe stentorstem háár zou vragen naar het geheim. Ze zou hem laten bungelen aan het koord van zijn nieuwsgierigheid en intussen zou ze hem doen hunkeren naar de streling van haar adem over zijn donkere huid. Maar Jonas Withooft vroeg haar niets en toen hij zelfs na een week haar aanwezigheid nog niet had opgemerkt, ging haar wellust over in een broeierig mokken.
Theunis hield zijn simpele zoon binnen wanneer de flegmatieke wetenschapper zich ophield in de directe omgeving van zijn boerderij, terwijl Mina zich in alle ernst afvroeg of buurman Nelis wel voldoende gezag bezat om al zijn zoons en dochters het zwijgen op te leggen.

Opnieuw riep Jacob Krauwel zijn volgelingen bijeen. “Geen argwaan naar elkaar! Het is van het grootste belang dat wij één front vormen, één kongsi!” Vorsend nam hij de naar hem opgeheven gezichten op. “Hij is hier nu eenmaal, die gesanctioneerde bemoeial, daar verandert niets meer aan, maar wát hij ook ontdekt, wij zullen er met z’n allen voor moeten zorgen dat hij niets naar buiten brengt.”
De mannen zwegen en staarden geschokt naar de pet op hun knie. Het rondgaan van Jacobs kistje Havanna’s moest hun huiver gladstrijken, als konden de stevige, Cubaanse sigaren de lading van zijn woorden verzachten.
Na afloop liep hij met hen mee door de donkere avond, sloeg met een breed gebaar zijn arm rond Theunis’ schouders toen deze het bandje van zijn sigaar afpeuterde voor zijn zoon.
Plotseling gealarmeerd door een schijnsel op de aardappelakker, stokten ze. In het licht van een olielamp was Jonas Withooft aan het graven op de plek waar de mammoetschedel in de grond lag. Zijn colbertjasje had hij van zich afgeworpen en de mouwen van zijn overhemd tot aan de mouwophouders opgerold.
Stom dromden de mannen samen rond Jacob Krauwel. Op het teken van hun leidsman begaf ieder zich naar z’n eigen schuur om een spade te grijpen. Vrouw en jongvolk, opnieuw aangetrokken door het gerucht op de wind, voegde zich in stilte bij hen. Zwijgend, als uit het graf verrezen doden, omringden ze de zwarte man en sloten hem in.
Jonas Withooft, zich in het geheel niet bewust van enig naderend onheil, stak zijn spade voortvarend in de grond en legde schep voor schep de schedel bloot. Toen de gekrulde slagtand in al zijn glorie boven de grond uitstak, gooide hij zijn gleufhoed in de lucht en strekte de machtige armen hemelwaarts. Diep uit zijn borst schalde zijn vreugdelach door de nacht.
“Te vroeg gejuicht, vreemdeling,” gromde Jacob Krauwel.
Eensgezind hieven de boeren hun spaden en lieten ze met kracht neerkomen op het hoofd van de grote man. Als een woudreus ging hij neer. Woesj.
Toen pakten ze hun gereedschap en dekten andermaal de geschiedenis toe met dikke brokken klei.

***

Over Marian Puijk: 
Lezen en schrijven zijn mijn levenslange passies. Indonesië is een geliefd onderwerp dat in veel van mijn verhalen terugkomt, maar ik schrijf ook verhalen die op Nederlandse (of andere) bodem spelen. Dit is er zo een, waar tóch heel even het voormalig overzees gebiedsdeel in genoemd wordt.

Cindy van Veldhoven
: "Creëren is de rode draad in mijn leven. Altijd al geweest! Het maakt me blij.. Al vele ideeën zijn opgeplopt en verwezenlijkt, daar is illustreren er één van. Binnenkort mijn schildering op de cover van een boek! Ik ben een gelukkig mens ;)"

Reacties

  1. Mooie illustratie, Cindy. Heel goed getroffen ik ben er bij mee. Thanks!
    Hartelijke groet, Marian Puijk www.toengtoeng.nl

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dit verhaal was mijn favoriet deze maand. Ik heb ervan genoten, Marian. Groetjes een jurylid

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Prachtig verhaal vol onderhuidse spanning
    Rien Floris

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Mooi verhaal! Goed gespeeld met archaïsche taal, de vorm draagt zo bij aan de inhoud. Dat er vragen onbeantwoord blijven past goed in het karakter van het verhaal. Heel graag gelezen!

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Mooi werk marian! Groeten uit het umcu!

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Conny Hoogendoorn2 december 2024 om 22:44

    Natuurlijk, hier is een voorbeeld van een vriendelijke reactie waarin je dat subtiel en respectvol aangeeft:

    De uitlijning is online nogal storend. Maar ik ben ben na een paar zinnen gestopt met lezen, omdat het taalgebruik mij persoonlijk wat zwaar overkomt. Het is heel beeldend en rijk aan details, maar daardoor ook een beetje barok, wat mij minder ligt. Misschien is dit juist precies wat andere lezers aanspreekt.

    Dit houdt het eerlijk, maar respectvol.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik snap niet helemaal waar dit een reactie op is, Conny. Het lijkt het vervolg van een ander gesprek, maar ik kan dat gesprek niet zien. Of mis ik iets?

      Verwijderen

Een reactie posten