De vlucht van Alexander Szek
- Ben Dekkers - Illustratie: Esther Leenders -
Het is al laat. In Brussel komt in de ‘hoge stad’ het straatverkeer tot rust. De ‘lage stad’ begint daarentegen nog aan een tweede leven. Overdag wemelt het daar van de marktkooplui die hun waar aanprijzen, scharrelen de dienstmeiden en armelui een dagelijks maal bij elkaar, houden bedelaars hun hand op en dwingen muzikanten een paar munten af van de toevallige passant. In de avond sluipt daarna nog een tweede leven door de steegjes. Dan melden zich de dronkaards, de hoeren, de dobbelaars en de bedriegers voor zaken die het daglicht niet kunnen verdragen.
H.523 verplaatst zich dicht langs de gevels net buiten de lichtkransen die door de bollantaarns worden geworpen. Hij kent de weg. Alexander Szek woont op het Leopoldplein. Nummer 201, twee trappen op, rechtsaf de gang in, derde deur rechts. Deze Szek kan belangrijk worden: een radiotelegrafist met naast een Oostenrijkse ook een Engelse nationaliteit en die bovendien werkzaam is op een Duits radiostation in Brussel. Dat heet een buitenkansje. Met de kennis van Szek en met zijn codeboek kunnen de Britten belangrijke boodschappen onderscheppen. H.523 staat stil als hij op de tweede verdieping arriveert. In de schemer dat het gaslampje biedt, luistert hij of hij alleen op het trapportaal en in de gangen is. Met het dichtvallen van de buitendeur is het geluid van de straat buitengesloten. Boven hem valt nog een deur dicht. Hij houdt zijn adem in, maar er volgen geen voetstappen op de trap. Als hij verder loopt telt hij de deuren. Bij de derde aan de rechterhand haalt hij het kaartje uit zijn jaszak en duwt deze onder de deur door. Het past net. H.523 trekt zich vervolgens terug in een nis. Hij laat zich op dit moment liever nog niet zien. Dat komt later wel. Op de achterkant van het kaartje heeft hij plaats, datum en tijdstip genoteerd: De Roode Poort, 15 maart 1915, halfnegen. Op de voorkant geen beschrijving van wie daar op hem zal wachten. Alleen zijn codenaam. Dat is veiliger. H.523 wacht het verdwijnen van het wit onder de deur af. Als meteen daarna de deur wordt opengetrokken trekt een vaal geelbruin licht over het gelaat van Szek. Het zijn niet meer dan twee seconden, maar H.523 heeft genoeg gezien. Hij zal hem herkennen.
Op het op het kaartje vermelde tijdstip nadert Alexander Szek het Zaterdagplein. Hij komt er niet vaak. Het uitgaansleven hier in Brussel laat zich niet goed combineren met zijn werk voor de Duitsers. Hij heeft lang getwijfeld of hij in zou gaan op de uitnodiging. Hij heeft overwogen om er met zijn vader over te spreken. Tenslotte heeft hij een paar jaar geleden samen met hem de overtocht vanuit Engeland gemaakt. Maar hij heeft daarvan afgezien; zijn vader heeft ondertussen zelf te veel belangen bij de Duitsers. Nee, hij moet zelf de keuze maken. En het is duidelijk: Alexander wil weg uit Brussel. Met zijn Oostenrijkse nationaliteit komt de oproep voor de dienstplicht steeds dichterbij en in zijn angstdromen beginnen de loopgraven hun bek te openen.
Aan de overkant van het plein ziet hij de ooit stralend wit bepleisterde herberg de Roode Poort. Een paar mannen hangen tegen de, vanwege het vocht, nu groen uitgeslagen gevel. Als hij de herberg nadert, kijken ze hem vijandig aan. Kunnen ze aan hem zien dat hij werkt voor de Duitsers? Hij groet ze voor de veiligheid in het Frans, maar krijgt geen respons. Hij loopt ze zonder ze nog aan te kijken voorbij en schuift het zware roodfluwelen gordijn opzij dat de koude wind buiten moet houden. Het is er druk. Overal groepen mannen samen rond tafeltjes. Hangend aan de bar wat eenlingen. Hij aarzelt een moment. Wie heeft die kaart in handen gehad en onder zijn deur doorgeschoven? Wie heeft er een vermoeden van het codeerwerk dat hij voor de Duitsers verricht? Wie weet dat hij hier een afspraak met de Engelsen heeft? Het zijn gevaarlijke tijden. Het wemelt in Brussel van de spionnen, maar ook van duistere figuren die met het verklikken en anders wel met chanteren hun brood verdienen. In de hoek waar jassen aan de kapstok hangen vindt hij een plekje aan de bar en bestelt hij een pint. De man achter de bar kijkt hem nadrukkelijk aan; net even langer dan nodig is. Dan knikt hij met zijn hoofd naar een klant aan het andere eind van de bar. Die maakt zich na een paar minuten los van de bar en loopt in de richting van Alexander. Hij maakt een excuus tegen de man naast hem, die vervolgens mopperend opschuift zodat er een plekje vrijkomt.Ze blijven strak voor zich uitkijken.
‘H.523’, klinkt het plotseling vanuit het niets. Alexander kijkt een moment opzij. ‘Tijd voor een goed gesprek. Maar dan buiten. Het is hierbinnen te druk. Ik zie je over een paar minuten aan de overkant van het plein.’ Als Alexander Szek knikt, drinken ze hun bier op. H.523 gooit wat munten op de bar en Alexander gaat als eerste naar buiten.
‘Heeft het duvelke u nu al bij de lurven?’
Alexander negeert de spottend klinkende opmerkingen in het Vlaams van de mannen buiten. Hij steekt het plein over en wacht in een donker zijstraatje op de hoek tot ook de man die hem zojuist heeft aangesproken naar buiten komt en op hem af komt lopen. Als ze naast elkaar staan, neemt H.523 het initiatief.
‘Ik weet dat je bang bent binnenkort opgeroepen te worden voor het invullen van de dienstplicht voor de Duitsers. En ik kan je vertellen: die vrees is terecht. De loopgraven hebben hun muil al opengesperd om zich over je darmen en ledematen te ontfermen. Je hoopt misschien op een vrijstelling, maar wees eerlijk, hoeveel collega’s zijn er ondertussen al opgeroepen? Luister, ik zal er niet omheen draaien. Je bent voor ons goud waard. Als je het codeboek, waarmee je dagelijks werkt, weet door te seinen dan brengen we je daarna naar Engeland. Daar wacht jou pas echt een heldenrol in deze oorlog en bekronen we dat met een fraai kantoorbaantje. Geen blubber, geen ratten, geen kogel door je kop als je in de nacht per ongeluk een sigaretje opsteekt.’
Szek zwijgt en laat de woorden een moment tot zich doordringen.
‘En als het doorseinen lukt’, vraagt Alexander met een net te luide stem, ‘hoe kom ik dan hier het land uit?’ Alexander loopt een paar stappen naar links en kijkt om het hoekje het donkere straatje in. Alleen al dit gesprek hier op de hoek van de straat kan de kogel opleveren. ‘Welke garanties bied je me? Je snapt zelf toch ook wel dat als ik zo maar van de ene op de andere dag verdwijn, met alles wat ik van de codes weet, dit bij de Duitsers kortsluiting oplevert en dat er meteen een alarmsignaal wordt afgegeven. Ik kan de honden nu al horen blaffen. Bovendien kun je ervan uitgaan dat ze als volgende actie al binnen een dag de codes hebben aangepast. Al het werk en al het risico voor niets.’
‘Er is een plan dat ik binnenkort onder je deur doorschuif. Daarna is het aan jou.’ Als Szek weer even om de hoek kijkt en daarna terugdraait is H.523 al verdwenen.
In de weken die volgen worden de gedachten en dromen van Alexander gevuld door drassige vlaktes van onder water gezette landerijen. Van zijn Duitse collega’s hoort hij over kapot geschoten boerderijen die amper dekking geven terwijl de soldaten in lange rijen voortschuifelen over wiebelende planken. Hoe alles met modder overgoten en kapot geschoten is. Aan het prikkeldraad hangen de lijken: mens en dier. Hij ziet zich in zijn angst staan, tot aan zijn middel in het water of tegen zijn kameraden aanliggend om met de lichaamswarmte van diezelfde kameraden de ijskoude wind te overleven. Hij vreest de ziekte: de tyfus, de longontsteking, de dysenterie waarover wordt verteld. Zijn dromen worden bevolkt door ratten die onder zijn benen door krioelen en in de nacht over zijn gezicht kruipen. Hij is niet eens zo bang voor de dood, maar vooral om verminkt te raken; het bloed uit een weggeschoten arm te zien gutsen. Met elke nacht dat hij badend in het zweet wakker wordt, raakt hij steeds meer overtuigd: hij moet hier weg. Hij moet de kans grijpen die hem geboden wordt: terug naar Engeland.
Als twee weken later het vluchtplan onder zijn deur wordt geschoven en hij H.523 opnieuw treft, heeft hij niet veel uitleg en aanmoediging meer nodig. Hij vertrouwt al snel op de garantie die hem wordt geboden op een veilige overtocht naar Engeland. Het plan is geloofwaardig. Er zal sprake zijn van een zwaar verkeersongeval in Charleroi. Het slachtoffer zal zijn postuur hebben, met zijn identiteitspapieren op zak en zal gekleed zijn in zijn broek en jas. Het lijk zal verder onherkenbaar verminkt zijn. De Duitsers zullen zijn overlijden wellicht betreuren, misschien dat ze nog bedenken dat hij moedwillig onder de auto is gesprongen om de dienstplicht te ontlopen, maar verder zal het ongeval geen argwaan wekken en ook niet leiden tot een aanpassing van de codes. De vlucht wordt grondig voorbereid. H.523 en Alexander hebben achter een kapot geschoten boerderijtje een opstelling gemaakt. Ze hebben drie keer drie palen parallel aan elkaar de grond in gedreven, zes draden met klinknagels strakgespannen en dat ook parallel drie keer achter elkaar. Voor de middelste draden, die waarop straks de stroom zal staan, hebben ze prikkeldraad gebruikt. Om het echt te laten voelen. In deze proefopstelling blijven ze alleen maar haken, straks zal de aanraking dodelijk zijn: 2000 volt.
In de weken die volgen seint Alexander Szek de eindeloze cijferreeksen van vijf en zes cijfers door aan de Engelsen. Er is veel codeverkeer waardoor er met de nodige regelmaat ’s nachts moet worden overgewerkt. Dat hij meer dan de anderen daartoe bereid is, vinden de Duitsers niet verdacht. Zijn commandant vermoedt dat zijn jonge medewerker zich onmisbaar probeert te maken om zo de dienstplicht te ontlopen. Verder loopt hij niet zoveel risico met dit werk. Voor niemand is duidelijk naar wie er wordt geseind. Er is geen systeem dat bijhoudt hoeveel boodschappen er zijn verzonden en er is ook geen lijst van alle ontvangers. Er is wel een nachtwaker die hij in de gaten moet houden. Die ziet hem ’s nachts bezig achter zijn bureau, maar heeft geen argwaan. Ook nu nadert op de gang het licht van het gaslampje van de nachtdienst. Alexander pakt wat papieren bij elkaar en duikt onwillekeurig licht voorover.
‘Alles gut?’ Het is de standaardvraag van de nachtwaker. ‘Viel Arbeit?’
Alexander zwaait een keer en lacht vriendelijk.
’Wie immer, Wilhelm!’ Even lijkt het erop dat de nachtwaker het kantoortje binnen wil lopen. Maar als Alexander weer aan de slag gaat en duidelijk maakt dat er geen tijd is voor een praatje, maakt die toch maar zijn ronde af.
In oktober is het het doorseinen van de codes is afgerond. De hele week heeft Alexander wakker gelegen. Rondgedraaid in een zich eindeloos herhalende stroom van gedachten. Als de Duitsers een slag winnen wankelt de overtuiging om te vluchten. Maar als er weer een gerucht tot hem doordringt dat hij weleens op korte termijn opgeroepen kan worden voor de dienstplicht, beseft hij dat dit de laatste kans is om te vluchten. Deserteren is straks geen optie meer. Fahnenflucht leidt onherroepelijk tot een pro forma rechtszitting en een daaropvolgende executie. En bovenal: heeft hij nog wel een keus nu hij al zo ver gevorderd is met het doorseinen van de codes?
Als het zover is rijden ze met de auto naar de grensovergang bij Langenschouw. Op een kilometer afstand van de grensovergang parkeren ze de auto en vanaf daar lopen ze door het bos naar de plek die H.523 heeft uitgezocht. Ze nemen rustig de tijd en liggen eerst een uurtje in de struiken, aan de rand van de leeg gesnoeide vlakte van zo’n twintig meter breed. De kou en het vocht van deze verregende oktoberdag nemen ze voor lief, net als de doorns van de al kaal gevallen meidoorns. Ze proberen het gevaar aan te voelen en een beleving te krijgen bij de scherpte van de grenswachters. Ze checken voor de zekerheid de voorspelbaarheid van de zoeklichten. De lichten laten telkens een donkere leegte van twintig seconden vallen. Ook zoeken de wachters elkaar zo nu en dan op om een sigaretje op te steken en een praatje te maken. Ze vertrouwen blijkbaar op de afschrikking van de stroomdraden. Dat moment waarop de aandacht even verslapt zal het beste moment zijn om de doorsteek te maken en dwars door de draden heen de veilige grond van het neutrale Nederland te bereiken. Ze moeten geduldig zijn. Het is een uurtje later als H.523 de grenswachten weer eens op elkaar af ziet lopen en vervolgens bij elkaar gaan staan. Hij geeft Alexander een tik op zijn schouder.
‘Na het volgende licht… let op! Nu!’
H.523 springt voor z’n leeftijd verbazingwekkend snel op. Met handen verpakt in rubberen handschoenen en met rubberen sokken om de voeten holt hij gebukt op de draden af. Hij weet dat die twintig seconden duisternis voldoende zijn en klautert behendig door de draden. Maar als hij zich vervolgens omdraait ziet hij dat Alexander is blijven liggen. Voor Alexander voelt het alsof er een zak zand over hem is uitgestort, een zak zand die hem neerdrukt en op de plaats houdt. Juist nu. Is het gebrek aan moed of is het juist gezond verstand? Is het een psychisch bezwijken onder het gewicht van het beslissende moment? Misschien het blaffen van de bewakingshonden ergens in de verte? Als hij dan uiteindelijk toch opstaat kan de timing niet slechter. Na drie stappen zet een zoeklicht hem genadeloos in het volle licht en klinken het schrille fluiten en vervolgens de geweerschoten van de grenswachten.
***
Ben Dekkers (1956, Didam) houdt van het schrijven van verhalen en neemt regelmatig deel aan schrijfwedstrijden. Inmiddels is een aantal verhalen genomineerd via long- en shortlisten en gepubliceerd in verhalenbundels. De zoektocht van Durantes is zijn debuut als schrijver van een novelle en is verschenen in oktober 2022.
Illustratie: Esther Leenders
***
Dit was het laatste winnende verhaal van dit jaar! Wij hopen dat jullie hebben genoten van alle prachtige schrijfsels en geïnspireerd zijn zelf (door) te schrijven. We zien erg uit naar jullie verhalen.
Hele mooie dagen en tot volgend jaar!
- Het team van Verhaal van de Maand.
🥂
Gefeliciteerd Ben! Wat een gave illustratie!! 💕
BeantwoordenVerwijderenEen fijne verrassing zo aan het eind van het jaar. Maar vooral ook: wat een mooie passende illustratie. Dank je wel Esther!
BeantwoordenVerwijderenBoeiend verhaal!
BeantwoordenVerwijderen