Sabrina
Meynard Vasen
Gwenda kijkt slaperig naar haar gemillimeterde haar in de spiegelende ruiten, haar hand ligt op Sabrina’s rug. De metro loopt vol, er komt een man tegenover hen zitten. Hij haalt met zijn vingertoppen een croissantje uit een papieren zakje, voorzichtig, zodat er geen kruimels op zijn broek vallen, en brengt het met toegeknepen ogen naar zijn mond. Maar dan springt Sabrina op, grist het weg en propt het in haar eigen mond.
‘Hé wat moet dat!’ schreeuwt de man.
‘Sabrina wat doe je!’ roept Gwenda. Ze pakt Sabrina bij haar middel en zet haar naast zich terug op de bank.
‘Sorrysorrysorry meneer, ik lette niet op, het spijt me, ik zal het vergoeden!’
Sabrina probeert weer op te springen, maar Gwenda heeft haar nu stevig vast. Overal liggen kruimels en restanten brood. Sabrina kauwt heftig door. De man kijkt van zijn zeer lege zakje naar Sabrina, dan dringt het tot hem door. Gwenda glimlacht ongelukkig naar hem, en is zich ervan bewust dat de hele metro naar haar kijkt.
‘Fijn zeg! Waarom ga je dan ook met zo iemand in de metro. Let een beetje op!’
Hij staat met een ruk op en gaat ergens anders zitten. Gwenda gaat stevig tegen Sabrina aanzitten, negeert de blikken van de medereizigers. Een stukje verderop zit een vrouw die vriendelijk naar haar knikt, Gwenda glimlacht terug. Doet waarschijnlijk ook dit werk.
Bij station Alexander geeft de man haar nog een giftige blik en stapt uit. Sabrina smakt nog na, maakt zachte geluidjes, wiebelt met haar hoofd en kroelt mee met Gwenda’s hand die over haar rug streelt. Er komt een jong stel op het bankje voor hen zitten maar dan zien ze Sabrina en trekt het meisje haar vriend mee naar een andere plek.
Een paar dagen daarvoor had Sabrina’s moeder Gwenda gebeld of ze een dagje voor Sabrina kon zorgen.Tegen etenstijd moest ze bij de vader, ergens in Spangen, worden afgeleverd. Vanochtend vroeg had ze Sabrina opgehaald bij haar moeder. Ze had nog een duf hoofd van de korte nacht, maar luisterde toch geduldig naar het verhaal over het schijnbaar onmogelijke gedrag van haar ex, de vader van Sabrina, terwijl die zelf heen en weer rende in de omheinde tuin.
Wat kon je een hele dag doen met Sabrina in Rotterdam? Hoofdzaak was in beweging te blijven. Een auto zou ideaal geweest zijn, want in een rijdende auto bleef ze als een baby zitten en liet zich wiegen op het ritme van de weg. Maar de metro was ook goed –– als het maar reed. Dus hier zat ze dan, in de metro met Sabrina, met een hele vrijdag om door te komen. Haar rugzak zat vol met spullen, en Sabrina had zelf ook een klein rugzakje voor haar luiers.
Beginnen bij het begin, denkt ze. Koffie bij Natalia.
‘Wat denk je Brientje?’ Ze woelt haar hand door Sabrina’s rode haarbos, ‘Zullen we het doen? Of is het te snel? Nee hè.’ Sabrina duwt haar hand weg, Gwenda pakt haar telefoontje. Sabrina probeert het uit haar handen te graaien, maar dit keer is Gwenda sneller.
Al wakker? ff koffie? appt ze.
Natalia doet open met kleine oogjes en een slaperige glimlach, haar kus smaakt nog naar de afgelopen nacht. Ze maken een groot ontbijt. Gebakken eitjes, brood, koffie, en voor Sabrina een kom pap. Ze zit tussen Gwenda en Natalia in, en houdt haar mond omhoog als een uitgehongerd vogeltje. Natalia lepelt eerst het eitje en daarna de pap bij haar naar binnen. Als Sabrina er genoeg van heeft rukt ze met een gil de lepel uit Natalia’s hand en smijt hem over tafel, de pap vliegt in het rond. Ze springt op en rent door de kamer.
Gwenda laat zich met een zucht in Natalia’s schoot zakken, Natalia slaat haar armen om haar heen. Ze kijken toe hoe Sabrina door de kamer rent. Ze pakt het touwtje van de gordijnen, laat het met een schreeuw weer los, grist dan een snoertje van tafel en gaat in kleermakerszit op de grond ermee zitten spelen. Ze houdt haar hoofd schuin, alsof ze luistert.
Gwenda kijkt omhoog naar Natalia, haar donkere ogen omkranst door een losgewoelde haardos. Gisteren nog een collega, nu een geliefde. Ze hadden heerlijk gevreeën vannacht, maar nog heerlijker waren de dromen daarna. Er was een Oosters paleis met versierde kussens, mozaïekvloeren besprenkeld met parfum, met juwelen bezette lampen, kwetterende papegaaien die in zwermen rondvlogen, en dat alles bewegend als een parade die als een film aan haar voorbijtrok. En intussen lag ze bij Natalia in bed, en in haar slaap draaide ze zich steeds naar haar toe en nam haar in de armen, begroef haar neus in haar hals om haar geur op te snuiven, streelde half slapend haar borsten en billen. Lekker vrijen gebeurt wel meer, maar zo’n droom? Misschien zit ik wel op het juiste spoor, denkt ze.
Sabrina smijt haar snoertje weg, springt op en begint weer te rennen.
‘Tijd om te gaan,’ zegt Gwenda. Ze checkt even of Sabrina een schone luier nodig heeft, maar dat hoeft nog niet. ‘Kom je ook naar het park vanmiddag?’
Terug in de metro. De harde rode bankjes, het koude licht. Rotterdam trekt voorbij. Ze gaan weer bovengronds, Rijnhaven, Maashaven, Zuidplein, de buitenwijken, helemaal tot aan het eindpunt. Het wordt drukker en dan weer stiller in het treinstel, mensen zitten er een tijdje en stappen dan weer uit. Allemaal gaan ze ergens heen. Sabrina blijft lekker zitten, wiebelt, brabbelt, pakt het speelgoedaapje dat aan haar rugzakje vastzit, smijt het weg en pakt het weer op. Af en toe neemt ze Gwenda’s hand en legt die op haar onderrug als ze gekrabd wil worden. Als ze er genoeg van heeft gooit ze de hand van zich af alsof het een nutteloos voorwerp is. Gwenda kijkt uit het raam.
Er komen twee jongens binnen die naar Sabrina wijzen en haar uitlachen. Sabrina gilt en bonkt haar hoofd tegen het raam. Gwenda houdt haar vast, probeert haar te bedaren. De jongens komen dichterbij, doen haar na en beginnen nog harder te lachen.
‘Stop daarmee! Vinden jullie dat normaal?!’ roept Gwenda.
Een van de jongens komt dreigend dichtbij en schreeuwt in haar gezicht: ‘Moet je wat? Kutwijf met je kale kop!’ Gwenda voelt hoe haar spieren verharden. Ze kan hem zo in zijn gezicht timmeren, ze kan hem wel aan, ze heeft er bijna zin in. Dan pakt de andere jongen hem bij zijn schouder.
‘Laat ze maar, kom op.’ De jongen trekt zich terug en samen lopen ze naar een ander treinstel. Gwenda trilt, houdt zich vast aan Sabrina. Een stukje verder kijkt een Surinaamse vrouw haar met grote ogen aan. Als ze kort daarna uitstapt legt ze haar hand even op Gwenda’s schouder.
‘Je ogen schoten vuur!’ zegt ze, en knipoogt. ‘Goed gedaan meid.’ Gwenda geeft haar een dankbare blik terug. Langzaam komt ze weer op adem.
Na twee keer heen en terug naar Slinge stappen ze uit bij Leuvehaven en lopen het park in. De zon is fel, de bomen staan weelderig, de hemel is strakblauw. Sabrina rent over het gras, raapt takjes op, speelt er even mee, knakt ze in stukjes en gooit ze dan weer weg. Gwenda laat haar begaan en volgt op een afstand. Er klinkt een tingeltje in haar rugzak, het is Natalia.
Waar zitten jullie?
Bij de neushoorn, appt ze terug. Er verschijnt een duimpje.
Een kwartiertje later komt Natalia eraan knarsen op een gammele herenfiets. De neushoorn is een grote sculptuur van Niki de Saint Phalle voor de ingang van de Kunsthal. Een felgekleurd beeld, in polyester gegoten, uitbundig versierd met tegeltjes en mozaïeken. De buik van de neushoorn is een holte waar je in weg kunt kruipen, als een gekleurde grot. Er voetballen wat jongens op het grasveld, mensen lopen naar de Kunsthal, het verkeer trekt langs. Natalia zet haar fiets tegen een boom, Gwenda klimt in de neushoorn, Sabrina laat zich omhooghijsen, Natalia propt zich tussen hen in. Ze kijkt verwonderd om zich heen en strijkt met haar vinger langs de ingelegde mozaïeken.
‘Wat prachtig zeg, ik kende dit helemaal niet.’
'Ja, ik kom hier zo graag,’ glimt Gwenda.
Ze haalt eten uit haar rugzak. Een plat brood, waar ze een stuk van afscheurt en samen met humus en wat brokken kaas aan Sabrina voert. Ze houdt ook een stuk voor Natalia’s mond, die hapt het gretig uit haar hand, ze lachen.
‘Oei, ik geloof dat ik wat ruik,’ zegt Gwenda.
‘Ja ik ook.’
‘Poepalarm. Fuck.’ Ze kijkt bij Sabrina aan de achterkant in haar broek. ‘Jawel, een lekkere smeuïge diarree!'
Natalia krijgt de slappe lach.
‘Nog een lekker stukje brood met een likje humus? Of liever een stuk oude kaas?’
‘Een douche zou fijn zijn,’ zegt Gwenda. ‘Of in elk geval water om haar te wassen. Maar waar vinden we water?’
‘Hier om de hoek is een stadstuin, daar is een vijver. Daarheen gaan?’
Sabrina gaat ondanks haar poepluier braaf op de stang van de fiets zitten, en ze slingeren met z’n drieën tussen de wandelaars door naar de stadstuin. Schoonoord staat er op het sierhek. Als ze naar binnen lopen is het alsof ze de 19e eeuw ingaan. Het is opeens stil, voetpaadjes kronkelen zich door bomen en struikgewas. Natalia houdt Sabrina aan de hand.
‘Waar is die vijver?’
Ze volgen een paadje. Een oud koppel, keurig gekleed, zit op een bankje mandarijntjes te eten. Gwenda groet ze beleefd. Even later komen ze bij de vijver, er is een bank en een steigertje. Gwenda kijkt schichtig rond. Ze horen stemmen in de verte.
‘Ok, laten we het maar direct doen.’ Ze haalt een doos billendoekjes, een schone luier en een handdoek uit Sabrina’s rugzakje. Ze gaat achter haar staan, doet Sabrina’s broek naar beneden en trekt haar luier uit, terwijl ze haar tegelijkertijd vasthoudt. Tja, denkt ze, wat nu? Dit is het moment dat ze haar graag onder een douche zou zetten. Niet echt over nagedacht. Met die billendoekjes is er geen beginnen aan, en bovendien ontzettend smerig.
‘Fuck it,’ zegt ze. Ze trekt haar kleren uit en laat zich in haar ondergoed in het water zakken.
‘Wat doe je?!’ roept Natalia met gedempte stem.
Het water is koel en komt Gwenda tot haar middel, dat valt mee, ze staat op een stevige bodem.
‘Kom, geef me Sabrina!’
Sabrina verzet zich, gaat op de steiger zitten met haar poepbillen. Gwenda trekt, Natalia duwt, en dan geeft ze toe en zakt met een kreet in het water. Gwenda maakt met haar blote handen de billen van Sabrina schoon. Het is wel vies maar we zitten toch in het water, denkt ze, ik word vanzelf weer schoon, en veel tijd is er niet. Natalia kijkt met grote ogen en open mond toe.
‘Je bent knetter! Wacht, ik kom erbij.’ Ze kleedt zich uit tot haar onderbroek en hemdje, zakt een stukje verderop ook in de vijver, zwemt een paar slagen, en slaat haar armen om Gwenda’s hals. ‘Je bent nog gekker dan Sabrina.’
Sabrina slaat met haar platte hand op het water, Gwenda kijkt ongerust rond. De stemmen komen dichterbij, het is een gezin met kinderen.
‘Kijk mama, er zwemmen mensen in de vijver!’ roept een van de kinderen. 'Hé, dat mag toch helemaal niet! Mama, mag je in deze vijver zwemmen, nee toch!?’
Gwenda en Natalia proberen Sabrina terug op het steigertje te hijsen, maar die begrijpt niet wat er van haar gevraagd wordt en gedraagt zich als een zak zand. Het gezin komt dichterbij, twee meisjes met vlechten en zomerjurken en hun vader en moeder.
‘Wilt u even helpen alstublieft?’ roept Natalia vanuit het water.
De ouders staan verstard te kijken.
‘Als u haar bij de oksels pakt, tillen wij haar omhoog!’
De moeder lijkt de situatie te begrijpen. Ze loopt langs het stapeltje kleren naar ze toe, bukt zich naar Sabrina en reikt naar haar ene oksel.
‘Kom Freek, jij de andere kant!’
De vader pakt haar andere oksel, de kinderen staan te springen aan de kant.
‘Ja goed zo!’ roepen ze. ‘Hup hup!’
‘Eentweedrie ja!’ roept Natalia. Gwenda en Natalia duwen haar omhoog onder haar billen en tegelijkertijd hijsen de vader en de moeder haar op. Het water gutst en spettert alle kanten op, maar Sabrina zit op de steiger. De kinderen juichen.
Gwenda en Natalia klimmen ook uit het water. Gwenda is zich er zeer van bewust dat ze beiden in hun ondergoed zijn, en Sabrina zelfs met een naakt onderlijf. Beginnen bij het begin, denkt ze. Ze droogt Sabrina af en pakt een schone luier, de vieze luier doet ze in een plastic zak. Natalia is minder verlegen, alsof ze hier elke dag zwemt. Sabrina sprong zomaar in het water! zegt ze. En ja, dan moet je er achteraan toch? De moeder knikt aarzelend, de vader staat geamuseerd aan de kant, de kinderen staren met open mond naar Sabrina. Gwenda kleedt Sabrina aan en kijkt intussen naar de druk pratende en gebarende Natalia. Haar druipende lijf, het doorweekte hemdje dat vastgeplakt zit aan haar lichaam, bijna doorzichtig. Het gefilterde zonlicht likt over de ronding van haar kleine borsten, het kuiltje van haar navel, de welving van haar heupen. Natalia vangt haar blik op en kijkt terug, stralend.
Even later is het gezin verder gelopen en zijn ze weer alleen. Ze eten de rest van het brood met humus en kaas. Sabrina maakt zachte geluidjes en speelt met de takjes die om haar heen liggen. Gwenda ligt in het gras, tegen Natalia aan, kijkt naar het zonlicht in de boomtoppen. Het gebrabbel van Sabrina vermengt zich met het geruis van de bladeren en de koele hand van Natalia…ze dommelt weg en wordt wakker als Natalia iets vraagt.
‘Hoe laat moet Sabrina bij haar vader zijn?’
‘Zeven uur, zoiets.’
‘Kom je weer bij me? Dan maak ik wat lekkers.’
‘Mmm. Klinkt goed, graag.’
Na een tijdje springt Sabrina op en begint te rennen. Ze schudden zichzelf wakker, halen haar terug en pakken hun spullen in. Bij het hek geeft Natalia beiden een kus en fietst rammelend weg.
Het is bijna zeven uur als Gwenda aanbelt bij het huis van de vader in Spangen. Geen gehoor. Ook telefonisch geen reactie. Ze lopen een rondje door de buurt. Na een halfuur nog niets.
Ben wat later, appt ze aan Natalia. Vader komt niet opdagen.
Ze wachten. Sabrina gaat op de grond zitten, gilt, springt weer op. Wat moet ik doen? denkt Gwenda. Moeder bellen? Mee naar huis nemen? Maar dan ziet ze de vader aan het einde van de straat aankomen, hij zwalkt. Als hij dichterbij komt en hen ziet verstrakt hij.
‘Oh hallo,’ zegt hij. Hij zoekt een tijdje naar zijn sleutels, dan opent hij de deur.
‘Kom binnen,’ mompelt hij. Hij ruikt naar drank en oud zweet als Gwenda langs hem naar binnen loopt. Ze wurmt zich met Sabrina door een gang vol dozen. De vader pakt een biertje uit de koelkast en neemt er een slok uit.
‘Aah! Die had ik nodig!’
Er staan een TV-scherm, een paar banken en een lage tafel. Borden met etensresten, blikjes, pakjes sigaretten, lege glazen, een pot mayonaise slingeren rond over de grond en op tafel. Sabrina gaat in haar kleermakershouding op de bank zitten, Gwenda pakt snel een volle asbak en zet die buiten haar bereik. Sabrina grijpt een halflege zak chips, graait erin en propt een handvol ervan in haar mond.
‘Blijf daar vanaf Sabrien!’ roept de vader. ‘Je weet dat dat niet mag!’ Hij rukt de zak uit haar handen, ze duikt verschrikt naar beneden, springt op, begint te gillen, pakt een blikje en gooit dat in een hoek. De vader zet haar hard neer op de bank.
‘Doe normaal! Dan ben je al gek genoeg.’ Hij grijnst naar Gwenda om zijn eigen grap. Gwenda gaat op een van de banken zitten. Mijn god, denkt ze, wat moet ik doen? Ze ziet het eventjes aan, maar als de vader nog een keer Sabrina afsnauwt, pakt ze haar telefoontje, loopt naar de gang en belt de moeder van Sabrina. Die neemt gelukkig direct op.
‘Het is een zootje hier,’ zegt Gwenda zachtjes. ‘Hij is halfdronken, het huis is hartstikke onveilig, hij kan haar niet aan…dit gaat niet goed, ik kan haar zo niet achterlaten.’
‘Doe hem maar even aan de lijn,’ zegt de moeder.
Gwenda geeft hem de telefoon. Hij loopt luisterend heen en weer, probeert iets te zeggen, komt er niet tussen, en schreeuwt uiteindelijk:
‘Hou je kop! Zo is het genoeg! Sabrien is ook mijn dochter en ik kan prima voor haar zorgen. Ze moet gewoon beter luisteren! Dat heeft ze nooit geleerd bij jou! Zie je wel, nou pakt ze de afstandsbediening. STOP DAARMEE SABRIEN! Leg terug!’
Hij klikt de telefoon uit en gooit hem Gwenda toe.
‘En jij opsodemieteren! Je hebt Sabrien al genoeg verpest, bij mij is ze zo lief als een hondje. Ga jij je geld maar halen bij dat kreng, als je zo dik met haar bent mag zij ook dokken!’
‘Zo gaat het niet met Sabrina!’ roept Gwenda. ‘Dit kun je niet doen!’ Sabrina begint weer te gillen en te bonken. Gwenda wil naar haar toe lopen maar de vader blokkeert haar. Ze voelt haar spieren aanspannen, balt haar vuisten, alles is haar wil hem een mep geven, maar ze beheerst zich. Ze loopt naar buiten en zinkt neer in de deuropening van het huis. Wat nu? Er klinkt een pingeltje uit haar broekzak, het is Natalia.
Alles goed? Is de vader er al?
Tranen springen in haar ogen. Ze klikt weer op het nummer van Sabrina’s moeder, misschien weet die raad.
‘Laat hem maar,’ zegt de moeder. ‘Hij is een egoïstische rotzak, laat hem in de stront zakken. Ik kan het ook niet helpen. Ik zie Sabrina zondag weer, heb ook tijd voor mezelf nodig.’
Gwenda hangt op. Wat nu? Sabrina hier laten? Naar Natalia toe, lekker eten, vroeg naar bed, weer vrijen, tegen elkaar aan in slaap vallen?
‘Fuck it,’ zegt ze. Ze staat op en loopt terug het huis in.
***
Meynard Vasen woont in een klein retraitecentrum vlakbij het Wad in Groningen, maar houdt het meest van Rotterdam. Hij loopt elke dag hetzelfde rondje (of liever gezegd vierkantje) door de polders. De mensen vragen zich af waar hij is als hij een keer niet langskomt. Grote kans dat hij dan in Rotterdam is.
Illustratie: Kelly Driedijk
Reacties
Een reactie posten