Troost
Albert Huberts
Waarom hebben verpleegkundigen altijd van die grafgezichten als ze een nieuwe dooie komen aankondigen? Ze zouden er toch aan gewend moeten zijn? Als je in een ziekenhuis werkt, gaan er mensen dood en als je daar niet tegen opgewassen bent, kun je beter een bloemenwinkel beginnen. Alhoewel, bloemen gaan ook dood. Een kapperszaak dan. Haar is al dood. Johan bladert door het medisch dossier dat ze hem heeft gegeven. ‘Wat is het deze keer?’
‘Longkanker.’
‘Roker?’
‘Vijftien jaar geleden gestopt.’
‘Ze gaan niet dood aan het stoppen, ze gaan dood aan het beginnen. Waar zitten ze?’
‘Wachtkamer.’
‘Familie?’
‘Echtgenote en zoon.’
‘Oké, ik ga er zo naartoe.’ Hij gooit het dossier op de stapel, merkt dan dat ze is blijven staan. ‘Wat?’
‘Laat je ze wachten?’
‘Ja.’
‘Waarom? Ze zijn erg overstuur. Hij was pas drieënvijftig.’
Hij neemt haar wat beter op. Is ze nieuw? God mag het weten, al die wijven lijken op elkaar met die afgetrokken bekken boven hun uniformkraag. Ze kent in ieder geval zijn werkwijze niet. Dan zal hij het haar bijbrengen. ‘Daarom juist. Emoties moeten zakken, anders kan ik niet tot ze doordringen.’
‘Zo snel zakken emoties niet.’
‘Jawel hoor.’
‘Het is ze net verteld, ze hebben nu een trooster nodig.’
‘Luister eens zus, als jij je niet met mijn werk bemoeit, bemoei ik me niet met het jouwe. Afgesproken?’
‘Je kunt ze toch niet zo laten zitten? Wat ben jij voor trooster? Hier ga ik werk van maken, als je dat maar weet!’
Ze beent zijn kamer uit. ‘Veel succes, zus,’ roept hij haar na. Iedere keer hetzelfde liedje met die hoofdverpleegkundigen. Denken dat ze de door God gezonden maagd Maria zijn terwijl ze aan de lopende band patiënten het graf in helpen, waarna hij het puin mag ruimen. Met tegenzin pakt hij het dossier van de stapel.
Zoals hij al verwachtte: de kerel heeft veel te lang rondgelopen met het vervelende kuchje, zodat de troep was uitgezaaid toen hij tenslotte hulp zocht. Wachten tot het te laat is. Typisch gevalletje eigen schuld, dikke bult. Domheid is doodsoorzaak nummer een. Enfin, hij zal de nabestaanden maar eens met een bezoekje vereren voordat er weer zo’n opgeblazen zorgmanager verhaal komt halen. Over domheid gesproken.
De echtgenote drukt een gevouwen zakdoek tegen haar mond. Wie heeft er tegenwoordig nog zakdoeken? Neuzen worden opgehaald, niet meer gesnoten, of hooguit in zo’n floddertissue. De zoon hangt voorovergebogen in zijn stoel, armen voor zijn borst gevouwen. Daar zal hij geen last van hebben. Pubers zijn binnenvetters, vooral de mannelijke versie. De wachtkamer is verder leeg. Prima, geen bemoeiallen.
Laat hij maar beginnen waar hij altijd begint, met het vragen naar de bekende weg: ‘Mevrouw De Jong?’
Ze ziet hem nu pas staan, geeft een klein knikje, zakdoek nog stevig tegen haar mond gedrukt. Zoals een angstig kind een pop vasthoudt, denk hij. Hij gaat naast haar zitten en neemt haar vrije hand tussen de zijne. ‘Gaat het een beetje?’
De vrouw barst in snikken uit. Stap een: flink uithuilen. Hij laat de storm aan zich voorbijgaan, wrijft over de hand die hij vasthoudt en denkt aan de pannenset die hij gisteravond online heeft gezien. Peperduur, maar hij is toe aan koper. Staat mooi in de keuken én op tafel. Professioneel ook. Zal hij het doen?
De storm luwt. Tijd voor het tweede duwtje: ‘Hij heeft toch niet geleden?’ Een inkoppertje. Ze spuiten terminale patiënten tegenwoordig helemaal plat. Ze schudt dan ook haar hoofd. ‘Mooi zo. Heeft hij een goed leven gehad?’ Ze hebben allemaal een goed leven gehad, achteraf. Een onderbetaald rotbaantje, een liefdeloos huwelijk, decennialang gesukkel met allerhande kwalen: als je dood bent telt alles als een goed leven. Niet omdat het zo is, maar omdat het dan minder erg is. De dood, niet het leven. Hij wacht de reactie van de vrouw niet af. ‘Mooi zo. Dat is toch het allerbelangrijkste? Een gelukkig leven? Dat is niet vanzelfsprekend, hoor. O nee, u moest eens weten wat ik voor verhalen hoor. Gisteren nog, een man van zesennegentig, zesennegentig zeg ik u. Mooie leeftijd, denk je dan, die vent heeft mazzel gehad. Maar niks hoor: zesennegentig jaar ellende.’ Hij ziet tot zijn genoegen de zakdoek zakken, de betraande ogen op hem gericht. Niets werkt vertroostender dan een flinke roddel. Hij zal er nog een paar sappige details achteraan gooien. ‘Was geboren met een vergroeide rug. Helse pijnen. Daardoor ook niet aan de vrouw gekomen, zijn hele leven eenzaam en alleen. Ze vonden hem op de vloer van zijn flatje, helemaal uitgedroogd.’
‘De arme man.’
Bingo! De focus is verlegd naar andermans ellende. ‘Gelukkig was u er voor uw man. Bent u lang getrouwd geweest?’ Een gok, maar hij waagt het erop. Vrouwen met katoenen zakdoeken scheiden niet.
‘Zevenentwintig jaar.’
Zie je wel. Hij durft te wedden dat het afnemende gebruik van katoenen zakdoeken gelijke tred heeft gehouden met de stijging van het aantal echtscheidingen. Valt zoiets op te zoeken? Je vindt met googlen antwoorden op de gekste vragen. Waar was hij ook alweer? O ja: ‘Zevenentwintig jaar? Dan zal dat wel een mooi feest zijn geweest, twee jaar geleden.’ In het dossier stond dat de symptomen pas een jaar later waren begonnen.
‘O, ja.’ Een glimlachje, toe maar. ‘Hij heeft me getrakteerd op een weekend Antwerpen.’
Een kwart eeuw sloven voor die vent en dan een weekendje Antwerpen? ‘Prachtige stad, en zo romantisch. Goede herinneringen, die u de rest van uw leven bijblijven. Het is nog veel te vroeg, dat weet ik, maar straks kijkt u terug op een rijk bestaan met uw echtgenoot.’
‘Zeker, het was zo’n lieve man.’ Daar komen de waterlanders weer. Niet erg, het is slechts een naschok. Hoe laat is het? Handig, klokken in wachtkamers. Kwart over elf. De boel maar eens gaan afronden. Moet hij de jongen er nog bij betrekken? Misschien wel verstandig, die heeft nog geen spier vertrokken en je weet het maar nooit met binnenvetters. Straks hangt het kind boven een trap of slaat het een buis pillen achterover en zit hij hier weer met dat mens. Hoe oud zal de jongen zijn? Een jaar of vijftien, zestien? Lastig, op die leeftijd nemen ze alleen van leeftijdgenoten iets aan. Dan maar via de moeder. ‘Is dat uw zoon?’
‘Jordi,’ zegt ze en streelt zijn gebogen rug.
Hoeveel Jordi’s moet hij nog troosten? Wat heeft ouders bezield om half Nederland naar de zoon van een voetballer te vernoemen? Niet aan denken. ‘Hij zal een steun voor u zijn. Op die leeftijd zijn ze al een stuk volwassener dan je denkt.’ Je hoort me wel, jochie.
‘Jordi is mijn steun en toeverlaat.’
De jongen niet te veel onder druk zetten. ‘Wat fijn. Heeft hij hobby’s?’
‘Hij voetbalt. Zit in het eerste team. Ja toch, Jordi? Heeft hij van z’n vader.’
Uiteraard. ‘Daar kan hij zich vast in uitleven. Een goede afleiding.’
‘Hoe heet u eigenlijk?’
‘Johan Broekema, mevrouw.’
‘U bent aardig.’
‘Dank u wel, mevrouw. Ik ben blij dat het weer een beetje beter met u gaat, toch?’
‘Veel beter, echt, veel beter.’
‘Zal ik u naar uw auto brengen? Of bent u met de bus? Ik kan ook een taxi voor u bellen als u dat liever hebt.’
‘Nee hoor, het gaat best.’ Ze geeft haar zoon een klopje op de rug ten teken dat ze vertrekken.
In zijn kamer wacht de zorgmanager hem op. ‘Ik moet zo een vergadering in, maar ik heb weer een klacht over je gekregen.’
‘Dat zal dan wel van die nieuwe meid zijn. Wat had ze te mekkeren?’ Hij negeert de man in het voorbijgaan, gaat achter zijn bureau zitten, zet zijn pc aan en volgt op het scherm de opstartprocedure. ‘Bemoeizuchtig type. Zijn ze allemaal, trouwens.’
‘Wil jij niet zo over je collega’s praten.’
‘Waarom niet? Als zij klachten tegen me indienen, mag ik toch wel over ze zeuren? Misschien moet ik zelf maar eens een klacht indienen tegen al die collega’s die aan de lopende band klachten tegen mij indienen. Kan dat bij jou?’
‘Neem jij niets serieus?’
‘Weinig. Een uitstekende eigenschap als je zo’n baan hebt als ik.’
‘Hoe dan ook… Ik ben hier om de klacht te bespreken.’
Johan kijkt op van het beeldscherm. ‘Heb je niks beters te doen? Ga een nieuw verdienmodel ontwikkelen of een bezuinigingsronde of waar je ook in vredesnaam je salaris mee verdient.’
‘Je gedrag gaat alle perken te buiten. En hoe je over je cliënten praat.’
‘Het gaat er niet om hoe ik me gedraag of wat ik over mijn cliënten zeg. Waar het om draait is hoe zij zich voelen als ze hier de deur uit lopen. Heb je ooit ook maar één enkele klacht gehad van een nabestaande? Nee? Dat dacht ik al. Dus rot op naar die vergadering van je en laat mij met rust zodat ik die verdomde administratie van je kan bijwerken.’ Hij richt zich weer op het beeldscherm en hoort de zorgmanager afdruipen.
Zo, dat doet hem goed. Eens kijken hoeveel die pannenset ook alweer kost.
***
Nota van Maarten: Albert Huberts is de afgelopen weken steeds meer bij de organisatie van VvdM betrokken geraakt en neemt per 1 februari de functie van webredacteur over van Kris. Om elke schijn van belangenverstrengeling tegen te gaan, wil ik het volgende zeggen:
- Ikzelf, noch Kris, noch Albert zelf hebben meegelezen met de jury deze maand. Wij hebben geen invloed gehad op de uitslag.
- De juryleden wisten niet dat Albert bij VvdM kwam werken.
- De juryleden wisten niet dat dit verhaal door Albert geschreven is.
-- Maarten
***

Gefeliciteerd Albert!
BeantwoordenVerwijderenDeze was goed!
BeantwoordenVerwijderenKnap geschreven en graag gelezen! Gefeliciteerd!
BeantwoordenVerwijderenIk kwam er laatst achter dat ik in 25 jaar tijd geen enkel verhaal had geschreven met een onsympathieke protagonist, dus schreef ik dit verhaal. Les voor mezelf: onsympathieke protagonisten maken een verhaal niet minder goed.
BeantwoordenVerwijderenTjade, bedankt weer voor de prachtige illustratie. Het doet me deugd dat de zakdoek in beeld komt.
Gefeliciteerd, Albert. Onsympathieke protagonisten bieden een mooi werkterrein en daar heb je je hier goed op uitgeleefd.
BeantwoordenVerwijderenLang geleden dat ik zo genoten heb van een verhaal waarbij de meeste mensen vlekken in de nek krijgen. Hulde!
BeantwoordenVerwijderenGefeliciteerd, Albert! Wederom genoten van dit verhaal.
BeantwoordenVerwijderen👌
BeantwoordenVerwijderenWat een vreselijk grof en naar verhaal. Ben middenin gestopt met lezen.
BeantwoordenVerwijderenNu ben ik meteen benieuwd!
VerwijderenTopverhaal
BeantwoordenVerwijderenKnap gedaan, Albert. Ik vind het een sterk stuk! Gefeliciteerd!
BeantwoordenVerwijderenZeer vermakelijk verhaal. Wat ik vooral sterk vind is het begin, ik voel me meteen zo betrokken! En zo’n hork van een protagonist is wel voor één ding goed: hij vreest niet dingen te zeggen die wij diep van binnen ook vinden, wat het verhaal alleen maar interessanter maakt.
BeantwoordenVerwijderenBedankt voor jullie positieve en negatieve reacties. Van allebei kan ik leren. Ja, ook van de negatieve. Met mijn verhalen wil ik namelijk emoties opwekken bij de lezers, en afkeer is een emotie. Deze website leert mij direct wat de lezers vinden van mijn teksten. Dat is een goudmijn.
BeantwoordenVerwijderenGeweldig verhaal!
BeantwoordenVerwijderenTof verhaal!
BeantwoordenVerwijderen