Hotel New York
- Nico van Meerkerk – illustratie: Cindy van Veldhoven
Het grote restaurant in Hotel New York is ingericht met attributen uit de maritieme wereld. Zeekaarten, ankers, scheepsmodellen, dat werk. Onder een reddingsboei, aan een tafeltje tegen de muur, zit een man alleen. Over hem zijn we het eens. Hij moet zo dadelijk de beslissing brengen.
Als Anna en ik samen op hem aflopen, vraag ik me af hoe dit gaat eindigen. En vooral vraag ik me af hoe het in godsnaam allemaal zo ver heeft kunnen komen.
Iedere dinsdagavond kom ik voor een snelle dagschotel, tussen mijn werk en de repetitie van de bigband in. Meestal is het stil in eetcafé De Zwaan, maar vanavond zit het stampvol. Pubquiz. Om me heen overwegend twintigers, in groepen van vier rond de tafeltjes. De dresscode informeel noemen is een understatement. Mannen en vrouwen in rafelige spijkerbroeken en vaal gewassen t-shirts. Op het podium staat een jongeman met een vlassig baardje, met een laptop voor zich op een katheder en een microfoon in de hand. Een fan van Nirvana. Alle aanwezigen – als ik er een slag naar moet slaan, een bedrijfsuitje voor ict-ers – kijken gespannen.
Dan valt mijn oog op een tafeltje midden in het café. Drie van die nerds en één oogverblindende schoonheid, grote donkere krullen, een trotse blik in de ogen en een strakke rode trui boven een zwartleren broek. Een pauw verdwaald in een kolonie veldmuizen. Het lukt me nauwelijks om niet naar haar te kijken.
De laatste vraag van ronde acht krijg ik nog net mee. Daarna somt de vlasbaard de antwoorden op. Ik hoor geen enkel antwoord waar ik een vraag bij kan verzinnen.
Als ik mijn mes in de cordon bleu zet, begint de quizmaster aan ronde negen. Nu kan ik bij de vragen geen enkel antwoord bedenken. Aan alle tafels wordt op fluistertoon overlegd en nerveus geschreven. De volgende vraag dan, reken in tien seconden uit het hoofd uit: 812 x 73.
Zo’n quiz dus.
Nu zijn er maar drie tafels waar iets op papier wordt gekrabbeld. De tafel van de donkere schone is er één van. We hebben een kopgroep.
‘Oké, de laatste vraag van ronde negen, hierna alleen nog de muziekronde. Hier komt-ie: een sportvraag.’
De quizmaster zegt het haast verontschuldigend, de zaal reageert teleurgesteld. Sport, daar weten deze bleekneusjes niets van af.
Ik leg mijn bestek neer, veeg mijn mond af en sta op.
‘En voor de duidelijkheid: een goed antwoord op deze vraag is één punt, een fout antwoord betekent twee strafpunten.’
Terwijl ik naar de bar loop om af te rekenen, zie ik strakke koppies overal om me heen. Uit de ogen van De Pauw is de lach verdwenen. Het is een fanatiek gezelschap, hier in het eetcafé.
De vraag gaat over de grootste voetbalclub in de stad. Het is geen weggevertje, wie was de eerste buitenlandse speler in het elftal, maar ik weet het antwoord. Het is mijn cluppie, tenslotte. Ik raap een pen van de bar en schrijf de naam op de achterkant van de rekening. Een cirkel eromheen, daaronder de woorden ‘Succes, Reinier’, en mijn 06-nummer.
In het voorbijgaan leg ik het dichtgevouwen bonnetje op de tafel van de mooie dame. Het is doodstil in het café, iedereen zit naar elkaar te loeren. De angst voor twee strafpunten is te groot om een gok te wagen. Bij de deur draai ik me even om. De Pauw heeft haar pen gepakt en schrijft iets op de antwoordenkaart. Ze kijkt niet van haar tafeltje op.
Ik krijg maar zelden een telefoontje in de pauze. Mijn kennissen weten dat ik daar niet van houd en weinig ouders vinden het nodig om de tekenleraar van hun kind te bellen. De pubquiz is drie dagen geleden, en eigenlijk heb ik constant aan haar gedacht. Oké, er lopen méér mooie vrouwen in de stad en waarschijnlijk heeft ze een vriendje. Bovendien, I’m not in her league. Maar toch. Op de display zie ik geen naam, wel een nummer dat ik niet herken.
Haar stem heb ik afgelopen dinsdag niet gehoord, maar ik weet meteen dat zij het is. Melodieus, een beetje hees, een stem voor bij een zwartleren broek.
‘Dag Reinier, met Anna. Ik moet je bedanken. Met één punt verschil gewonnen.’
Ik zeg ‘fijn’ en vraag hoe zij dat bedankje voor zich ziet.
‘Je mag me trakteren op een drankje,’ zegt Anna, zonder een spoor van ironie of wat dan ook. Haar gezelschap is voldoende beloning.
Ik vind het best en stel De Zwaan voor. Maar daar komt niets van in.
‘Kun je vanmiddag om vijf uur? Ik zie je voor de ingang van Hotel New York. O ja, ik neem Bob mee. Leuk, palindromen onder elkaar.’
Voordat ik iets kan zeggen, heeft Anna opgehangen. Ik vraag me af of ik nu een date heb of een bevel moet opvolgen. En wie is Bob? Als Anna een zoontje van drie meesleept, is dit meteen de laatste keer geweest.
Ruim op tijd sta ik op de stoep van Hotel New York. Dat achteloze gecommandeer bevalt me niet, maar ik ben vooral nieuwsgierig. En voor een keertje geeft het wel een kick om met zo’n beauty een grand café binnen te lopen.
Anna staat ineens naast me. In haar hand heeft ze een riem en aan het eind van die riem staat Bob. Iets groots en donkers in de bouvierklasse of zo. De andere hand steekt in een zak van haar jas.
‘Dag Reinier. Geen bezwaar, neem ik aan?’ vraagt Anna, met een knikje naar de hond.
Ik slik even. Ze ziet er geweldig uit en ruikt erg lekker, zo van dichtbij.
‘Dag Anna, leuk om je weer te zien. Nee, geen enkel bezwaar.’
Ik voel me een hele bink als ik door de draaideur voor haar uitga. Ik haat honden.
Anna kiest een plek midden in het restaurant. Ze houdt van overzicht, begrijp ik inmiddels. En van bediend worden. Van Anna mag ik niet naar de bar lopen voor onze drankjes. ‘Er is genoeg personeel hier, laat ze maar wat doen voor hun fooi.’
Dan vraagt Anna wat ik doe voor de kost.
‘Ik teken en schilder voor de verkoop,’ antwoord ik. ‘Ik geef tekenles op een vrije school en af en toe maak ik portretten in de rechtbank. In strafzaken.’
In haar gezelschap klinkt het als een lullig cv.
‘Mooi, dan heb je mensenkennis. Wat denk je van die vrouw daar, bij de vuurtoren?’
Anna wijst naar een dame van middelbare leeftijd aan de leestafel. Op die tafel staat een rode vuurtoren. Aan haar voeten ligt een klein pluizig hondje, dat strak naar Bob kijkt en driftig met zijn staart zwaait. Onder onze tafel laat Bob een paar winden die de J’adore van Anna moeiteloos overvleugelen. Klotebeest.
‘Hoe bedoel je, wat denk ik van haar?’
Na het telefoontje vanochtend had ik een paar roestige openingszinnen opgepoetst. Als begin van ons gesprek zag ik dit niet aankomen.
‘Wat voor werk denk je dat ze doet?’ preciseert Anna.
Ik heb geen flauw idee, maar door deze test moet ik kennelijk heen.
‘Tja, ze ziet er verzorgd uit, make up, net naar de kapper geweest.’ Ik hoor me zelf ratelen. ‘Ze werkt in een modezaak. Wat denk jij?’
‘Niet onaardig,’ antwoordt Anna. ‘Maar niet goed. Ze doet iets met dieren. Vooruit, ga het maar vragen.’
Ik ben nog zo gek om het te doen ook. De dame aan de leestafel vindt het wel een aardige vraag.
‘Mijn man en ik hebben een dierenartspraktijk,’ antwoordt ze vriendelijk. ‘Ik werk als assistente.’
Verbijsterd loop ik terug naar onze tafel. Kent Anna deze vrouw van de darmproblemen van Bob? Ik ga zitten en vertel Anna dat zij het goed heeft. Ze is niet verbaasd.
‘Hoe wist je dat in hemelsnaam?’ vraag ik.
‘Opletten, Reinier, gewoon opletten. Eén: ze heeft een hond. Twee: toen we langs de leestafel liepen, zat ze een blad over dieren te lezen. En drie: ze draagt een speldje van de KNMvD. De club van de dierenartsen, zeg maar. Wel lief trouwens dat je het eerlijk zegt. Ik weet niet of ik dat gedaan had,’ voegt Anna er lachend aan toe. Ze wenkt de ober en bestelt nog een chablis van acht euro en een schaaltje leverworst voor Bob.
Ik laat het even bezinken. ‘En wat voor werk doe jij?’ vraag ik. ‘Was jij met collega’s, afgelopen dinsdag?’
Anna trekt een vies gezicht.
‘O god nee. Ik doe niet aan collega’s. Ik speel een beetje op de beurs en ik doe wat in consultancy. Die mensen van dinsdag zijn lid van Mensa. De meesten zijn ontzettend saai. Ik ben ook lid trouwens. We zitten allemaal met ons IQ boven de 160.’
Looks én brains dus. Ik snap nog minder wat Anna met mij wil. Wat ze wél wil, is dat ik ga afrekenen. Tenslotte heb ik verloren. Als ik bij de bar sta te pinnen, zie ik Anna met Bob de deur uit lopen.
De dagen daarna weet ik niet wat ik van Anna en onze date moet denken. Ze is aantrekkelijk en slim, oké, maar nogal dominant en een tikkie horkerig. Vooralsnog ontbreekt ieder zicht op romantiek, en tegelijk ben ik gefascineerd. Als Anna een week later een appje stuurt, ‘same time, same place?’ antwoord ik meteen met ‘ja’.
De volgende vier vrijdagmiddagen verlopen volgens dezelfde routine. We treffen elkaar voor de deur van Hotel New York, bestellen wat te drinken en zoeken iemand uit waarvan we het beroep moeten raden. Als we het geen van beiden goed hebben, en dat is vier keer het geval – niemand draagt een speldje van zijn of haar beroepsvereniging – vragen we aan onze kandidaat wie er het dichtst bij zit. Dat levert vermakelijke gesprekken op. Zo moet een rijinstructeur kiezen of hij meer affiniteit heeft met een stuwadoor of met een nachtclubeigenaar. Hij kiest voor het laatste, door de glimlach van Anna kan hij moeilijk anders. Drie van de vier weken betaal ik de rekening.
Onze volgende ontmoeting verloopt anders. Die middag kom ik niet lopend maar met de auto, rechtstreeks van een strafzitting in Dordrecht. Als Anna me ziet uitstappen, lichten haar ogen op.
‘Goh, ik vond jou helemaal geen type voor een MG. Je mag me straks naar huis brengen.’
Dat idee spreekt me direct aan, al zie ik nog niet hoe we Bob op de achterbank krijgen. Binnen heb ik zelf ook een idee, het wordt tijd om de inzet te verhogen.
‘Als ik win, wil ik je tekenen. Naakt.’
Anna heeft een halve seconde nodig voor haar antwoord.
‘Dat is goed,’ zegt ze. ‘Maar krijg jij het dan niet koud?’
Mooi én slim én ad rem dus. En sportief, want Anna belooft om ook uit de kleren te gaan.
Ze wijst naar een magere jongeman aan de bar, die onafgebroken naar zijn telefoon kijkt.
‘Die dan maar?’ vraagt ze.
Ik ga meteen akkoord. Deze is voor mij. Van zijn soort heb ik er een hoop getekend. Een slecht gebit en een duur horloge. Haveloos en tegelijk met geld op zak, zoals de meeste drugskoeriers. We stappen op hem af en lichten onze vraag toe.
‘U zit in de bezorgservice, denk ik zomaar?’
‘En ik denk…,’ begint Anna, maar de man laat haar niet uitpraten.
‘Laten we het daar maar op houden,’ zegt hij.
Anna woont zeventien hoog aan de rivier. Als zij Bob uit de MG heeft getrokken, zie ik mijn tekening van eerder vandaag op de achterbank. Verkreukeld en onder het slijm. Die raak ik aan de krant niet meer kwijt. Ik beheers me, de volgende tekening is belangrijker. Mijn schetsboek ziet er verder ongeschonden uit.
‘Even over volgende week,’ begint Anna, als we in haar woonkamer zijn. ‘Dan zijn wij een weekendje weg, naar Maastricht.’
Ik voel een steek van jaloezie. ‘Wij?’
Anna lacht. ‘Mijn zusje en ik. Suus is veel liever dan ik, maar ook een stuk dommer. Als ik volgende week win, mag ik met jouw MG naar Maastricht. En jij past op Bob.’
Au, dat zijn twee dingen waarin ik absoluut geen trek heb.
Anna kan mijn reactie peilen. Ze loopt de kamer uit en komt terug met een koffertje. In dat koffertje zit een prachtige Bachtrompet.
‘Jij speelt toch trompet? Ik kan er niks mee. Win jij, dan is-ie voor jou. Probeer maar.’
Dat verandert de zaak. Die dingen kosten makkelijk tweeduizend euro. De toon is schitterend en kristalhelder. Ik ben akkoord, en negeer het stemmetje dat zegt dat Anna wel erg zeker lijkt van haar zaak.
‘Mooi, dan mag je me nu gaan tekenen.’
Anna en ik kleden ons uit, ik installeer mijn model in een fauteuil. Het valt niet mee om alleen als kunstenaar naar haar te kijken. De poses die Anna aanneemt glijden van Botticelli via Picasso naar Lucian Freud. Tamelijk uitdagend, zeg maar. Ik ben blij als de tekening klaar is.
‘Wat heb jij trouwens aan je dij?’ vraagt Anna, als ik opsta om het resultaat te tonen.
‘Gebeten door een herder, toen ik acht was. Ik was aan het voetballen.’
‘Tja.’
Ze zegt het alsof voetballen het allerstomste is wat een jongetje van acht kan doen. Maar, Anna vindt de tekening geslaagd, zij het niet voor publicatie geschikt. Ik mag er zelfs geen foto van maken. Anna neemt een laatste slok van haar wijn en spreekt dan de verlossende woorden: ‘Nou, nu we toch onze kleren uit hebben….’
Het is nog donker als ik wakker word. Ik moet plassen. Ik stap uit bed, doe de slaapkamerdeur open en sta op minder dan een pas van de hond. Bob heeft zijn voorpoten op de drempel. Enkele ijzingwekkende seconden bezie ik de wereld door de ogen van een scherpgetande carnivoor. Mijn zacht bungelende ding recht voor zijn neus, twintig centimeter van zijn snuit. Voorzichtig breng ik mijn handen voor mijn kruis, dan maar nooit meer kunnen tekenen. Maar Bob schuifelt al langs mij heen en duwt met zijn kop de deur van de slaapkamer verder open.
Als ik terugkom van de wc ligt Bob op mijn plek. Jezus! Dit is niet mijn idee van een triootje. En zestig kilo slecht opgevoede hond van het bed sjorren is ook geen optie. Anna lijkt diep in slaap. Ik kleed me aan, pak mijn tekenspullen bij elkaar en loop naar mijn auto. Een kerkklok slaat vijf uur.
De vrijdag daarop hebben we al om drie uur afgesproken, Anna moet nog door naar Maastricht. Ik lees haar appje als ik net ben uitgestapt. ‘Hoi, ben er al.’
Binnen zie ik Anna met twee glazen van de bar naar een tafeltje lopen. Ik wil haar een kus geven, maar ze draait zich om naar de muur schuin achter ons.
’Kijk, die daar.’
Anna wijst naar de man onder de reddingsboei. Die ziet er neutraal en onbestemd uit. Niet saai, zoals een boekhouder of zo, maar niet direct te duiden qua status of beroep. Als hij de ober roept, hoor ik een licht grootstedelijk accent. Ik houd het op gecamoufleerd Rotterdams, tenslotte kijken we uit over de Maas. Ik heb geen reden om niet in te stemmen, al heb ik zo gauw geen idee bij het beroep van deze man.
Anna zet het koffertje met de trompet op de grond naast mijn stoel. De sleutel van de MG leg ik naast Anna’s glas. Bob heeft zijn grote snuit op mijn schoenen gelegd. De opportunist. Een beetje pleasen voor het geval hij straks twee dagen met mij zit opgescheept.
‘Begin jij maar,’ zegt Anna, als we onze komst aan de man hebben verduidelijkt.
Ik probeer als een rechtbanktekenaar naar hem te kijken en kom geen steek verder. Van dichtbij ziet hij er toch wel apart uit. Donkerblond haar en tegelijk iets Aziatisch. Ik heb een Japanse collega die wiskunde geeft en weet niks anders te verzinnen.
‘Wiskundeleraar.’
De man reageert niet.
‘Iets in de horeca,’ zegt Anna.
‘Niet helemaal,’ antwoordt de man. ‘Maar u zit er niet ver naast. Ik ben edelslager, ik lever ook aan restaurants.’
‘Edelslager?’
Daar heb ik nog nooit van gehoord.
‘Ik slacht volgens oude Chinese tradities. U weet wat ze van ons zeggen? Alles op vier poten, behalve een tafel.’
Anna staat er superieur glimlachend bij.
‘Kom, we gaan,’ zegt ze. ‘Reken jij af?’
Op het parkeerterrein voor Hotel New York geef ik Anna de sleutel van de MG. Het koffertje met de Bachtrompet neemt ze mee. Anna reikt mij de hondenriem aan en een AH-tas met voer. Door het geopende portierraampje belooft ze om voorzichtig te doen en de auto zondagavond terug te brengen.
‘Nu moet ik weg hoor, Suus staat al te wachten.’
Geen kus, niks. Hier moet ik het mee doen.
De rest van de vrijdag en de zaterdagochtend vallen eigenlijk wel mee, als je de stank even vergeet, de haren op de bank en de hondenkots op mijn hoogpolige tapijt.
Vanuit haar hotelkamer in Maastricht stuurt Anna een selfie. Jammer, ik was wel benieuwd naar dat zwakbegaafde zusje, met haar IQ van 120.
Rond vijf uur zaterdagmiddag loop ik met Bob door het park, als Anna een appje stuurt met een filmpje erbij. Nerveus giechelend loopt ze rond mijn MG A 1600. Aan de voorkant zit een enorme deuk. Een voorligger die plotseling remde, of zoiets. Stomme koe! Suus is nergens te zien.
Ik bekijk het filmpje nog een keer en begin hartgrondig te vloeken. In de laatste anderhalve seconde zie ik in de spiegeling van een winkelruit een man het beeld binnenstappen, die in zijn beweging bevriest en zich snel omdraait. De sloerie! Anna is daar met een kerel.
Ik ben laaiend. Mijn auto naar de gallemiezen, Anna met een andere vent de hort op en inmiddels weet ik zeker dat ik gisteren grandioos belazerd ben. Uit pure frustratie trek ik Bob hardhandig met me mee. Na een uur, anderhalf uur, ben ik nog even razend.
Waar ben ik eigenlijk? Een oud buurtje in de binnenstad, nauwe straatjes met veel exotische winkeltjes. Geuren en kleuren uit Afrika en het Midden-Oosten en nog verder weg. Ik kom hier nooit. Aan de overkant loopt een kat, Bob trekt me haast onder een fat bike. God, wat ben ik dat beest zat.
Het volgende straatje is nog smaller. Belwinkels, massagesalons en dan ineens een helverlichte etalage. De deur van de zaak staat open. Aan een werkblad achter het raam zie ik een donkerblonde man, met licht oosterse trekken. Hij draagt een schort en heeft een groot mes in zijn rechterhand. Ik loop naar binnen, langs de muur hangen de meest uiteenlopende karkassen.
‘Alles op vier poten, toch?’
***
Mijn naam is Nico van Meerkerk, ik ben 70 jaar oud en gepensioneerd jurist. Mijn hobby’s zijn pianospelen, biljarten en lezen, vooral geschiedenis. Sinds enkele jaren schrijf ik voor mijn plezier, recent heb ik een kinderboek voltooid. Bij Jeroen Windmeijer (de 'Leidse Dan Brown’) heb ik twee schrijfcursussen gevolgd.
Ik moet even bijkomen, Nico: Wat een meesterlijk verhaal! Gefeliciteerd met de zeer terechte eerste plaats. Ik heb je verhaal voortdurend glimlachend en met nieuwsgierigheid gelezen. Fantastisch slot. Cindy's heerlijke illustratie maakt het helemaal af. 👍👍
BeantwoordenVerwijderenGefeliciteerd! Wat een geweldig verhaal. Het einde is briljant.
BeantwoordenVerwijderenHeerlijk verhaal. Gefeliciteerd met je terechte overwinning. 👍
BeantwoordenVerwijderenGefeliciteerd! Wat een fantastisch verhaal, boeiend van begin tot einde.
BeantwoordenVerwijderenFantastisch verhaal. Erg gelachen. De nieuwe Godfried Bomans!
BeantwoordenVerwijderenGefeliciteerd!
BeantwoordenVerwijderenGefeliciteerd Nico, met de terechte eerste plaats. Heel vermakelijk verhaal.
BeantwoordenVerwijderenBeste Cindy, dankjewel voor je mooie tekening - Nico van Meerkerk
BeantwoordenVerwijderenGraag gedaan Nico!
BeantwoordenVerwijderenGEFELICITEERD !!
Komisch verhaal dat langzaam maar zeker absurd wordt. Ook houdt het je geboeid. Gefeliciteerd.
BeantwoordenVerwijderenGefeliciteerd! Wat een meesterlijk verhaal. Van A tot Z een waar smulfestijn. Heerlijk!
BeantwoordenVerwijderenWat een heerlijk verhaal!
BeantwoordenVerwijderenWat goed dit!
BeantwoordenVerwijderenPrachtige illustratie ❤️
BeantwoordenVerwijderen