09:40
- Loulou Schram - Illustratie: Cindy van Veldhoven -
Ze zeggen allemaal wat anders over de dood en de doden. De een beschrijft het als een tunnel met aan het einde een verblindend wit licht, de ander als het herleven van alle momenten van een leven en weer een ander zal zeggen dat het net is als in slaapvallen. Voor ik jou ontmoette, was dood slechts iets waarover ik had gelezen in boeken en wat ik had gezien in de ogen van mijn opa. Ik was vijftien geweest toen mijn opa kanker kreeg. Het vrat aan hem tot hij niets meer was dan slechts wat vel en botten. Hij was zijn humor verloren, zijn ogen lagen verzonken in zijn oogkassen en de glinstering die ze altijd hadden gehad was verdwenen. Ik had mijn opa al verloren voor ik hem zag liggen in zijn kist. Het lichaam wat daar lag opgebaard was zowel mijn opa, als een lichaam van ieder ander.
07:59
Het was een doodgewone dinsdagmorgen toen ik jou ontmoette. Ik weet niet meer of de zon scheen of dat het hard waaide. Het was ergens begin maart dus het zal wel wat geregend hebben. De bomen begonnen weer knoppen te krijgen en in sommigen bloeide er al wat bloesem. Elke ochtend begonnen we rond acht uur. Het ritueel bestond uit het halen van een kop koffie, meestal uit de automaat, maar af en toe een met opgeschuimde melk. Daarna was het tijd voor de overdracht, waarin ik meestal stil aan de zijlijn stond en luisterde. Ik luisterde naar de termen in vakjargon, welke ik in mijn boekje opschreef om later op te zoeken. Elke dag vroeg ik me af waarom de muren van de spoedeisende hulp knaloranje geverfd waren. Oranje was niet per se een kleur wat kalmerend werkt, maar dat was misschien ook niet de bedoeling. Ik vond het ziekenhuis sowieso een bevreemde omgeving. Alle emoties die mensen kennen, komen hier tot uiting. In een ziekenhuis wordt gehuild, gelachen, gevloekt, gevochten en gezwegen. En met het aantrekken van mijn witte jas, voelde ik me een ander mens worden. De jas voelde als een beschermlaag tegen alles wat ik te zien, te horen en te voelen zou krijgen.
09:08
Ik stond bij jouw voeteneinde en er werd een schaar in mijn handen gedrukt. Ik keek er even naar, alsof ik moest nadenken hoe een schaar ook alweer werkte.
‘Sorry,’ zei ik zacht tegen jou en ik zette de schaar in de stof van jouw broek om het open te knippen. Jouw bloot werd onthuld en de witte huid vertelde mij dat je al een tijd geen zon meer had gezien. Ik zette de schaar in de andere broekspijp en knipte deze ook tot boven open. Ik werkte zo snel ik kon, mensen ontwijkend die verschillende plakkers op jouw huid plakten. Ik knipte verder tot ik jouw broek kon uittrekken. Er zaten vlekken in de lichtbruine broek. Aan de binnenkant wat groene vlekken en onderaan wat opgedroogde modder.
‘Een wandeling van gisteren,’ hoorde ik jou zeggen. ‘Langs het water, want dat vindt Jackie altijd zo heerlijk. De zon scheen, maar het was nog niet te warm. We hebben in het hoge riet een baardmannetje gezien.’ De rest leek jouw stem niet gehoord te hebben. Ik vroeg me af of jouw stem ook klonk zoals ik het hoorde. Misschien was het in werkelijkheid iets hoger of lager, maar in mijn gedachten paste dit. De anesthesist blies lucht via een blauwe ballon in jouw longen. Je gehavende borstkast kwam langzaam omhoog en daalde weer. De ambulanceverpleegkundige noemde op wat ze je allemaal hadden toegediend: voornamelijk adrenaline. Hij benoemde de tijd waarop ze begonnen waren met de reanimatie. Je had in de ambulance nog wat geprobeerd te zeggen, maar ze hadden niet verstaan wat. De spoedarts schreef hun informatie op en noemde het protocol op. Zo was het voor iedereen duidelijk waar we ons in het stappenplan bevonden. Als dansers bewoog iedereen om elkaar heen, de choreografie was voor iedereen duidelijk. Ik verzamelde de losgeknipte stof van jouw broek en propte het in de gele vuilniszak. Ik draaide me weer om en knipte jouw blauwe onderbroek kapot. Ook deze repen stof verdwenen in de gele vuilniszak en ik legde een kleine handdoek op jou. Ik verlegde mijn focus naar jouw schoenen. Je droeg een paar wandelschoenen. Niet een paar wat je kan kopen in een online winkel en die na een paar keer dragen alweer kapot zijn of net niet helemaal lekker zitten. Dit paar kocht je in een speciaalzaak. Tenminste, dat is wat je mij vertelde. ‘Jackie wilde altijd wanneer we met pensioen gingen veel reizen. Daar hadden we ons hele leven voor gespaard en dat zouden we eindelijk verdiend hebben. Ze houdt van wandelen. Ze houdt van de vrijheid en de ruimte die het haar geeft. Ze zegt dat de stilte van de natuur haar rust geeft. Ze kan dan eindelijk nadenken. Ze houdt van denken, mijn Jackie.’
Ik trok de dubbele knoop, waarmee je je schoenen had vastgeknoopt, los. Het viel me op dat mijn vingers niet trillen. Toen ik hoorde dat jij zou komen, deden ze dat wel. We waren bezig geweest met een oefening toen de arts met wie ik meeliep werd gebeld. Je was op de grond ineengezakt. Je zoon had een ambulance gebeld en je zou elk moment bij ons aankomen. De arts had mij aangekeken en gezegd dat ik prima wist wat ik moest doen. Ze vertelde mij dat ik duidelijke instructies zou krijgen. Ik had haar gezegd dat ik het spannend vond en niet goed wist of ik dit wilde doen. Ze had me aangekeken en gezegd dat ik het kon, want dat hadden we net ook op die pop geoefend. Toen ik jou ontmoette waren je ogen open geweest. Die ogen hadden me aangekeken, maar ik geloofde niet dat jij mij had gezien. Je had bruine ogen, ogen die in het licht van de zon goudbruin werden en in het donker zwart leken. ‘Jackie vindt mijn ogen altijd prachtig. Ik heb haar een keer zien huilen omdat onze kinderen haar ogen hebben,’ zei jij. Ik wist niet of ik de enige was tegen wie jij sprak. De rest was druk bezig met het aflopen van het protocol en ik stond met lege handen naar jou te kijken. Iemand drukte een gele vuilniszak in mijn handen en instrueerde me om jouw kleding en andere spullen af te doen en te verzamelen. Mijn hoofd werd leeg, mijn handen stopte met trillen en mijn ademhaling werd rustiger. Ik had een taak gekregen, ik kon iets doen. Ik schuifelde naar jou toe en deed als eerste jouw horloge af. De wijzers bleven de seconden door tikken. Het uurwerk glinsterde. ‘Het horloge heb ik van mijn vader gekregen,’ zei jij. ‘Hij voer op de koopvaardij en was eigenlijk altijd van huis weg. Toen hij overleed, gaf hij mij dit horloge. Hij had het van zijn vader gekregen en had mij gevraagd of ik het aan mijn zoon zou willen geven. Zo zou het altijd van vader op zoon in de familie blijven. Jackie vindt het een lelijk ding. Ze vindt het klokje te groot en te glimmend voor mij. Ze zegt altijd dat ze het te opvallend uurwerk vindt voor mij. Het past eerder bij een snelle zakenman dan bij een timide boswachter. Ik vind het zelf wel mooi. Het doet mij denken aan mijn vader, het geeft me een gevoel dat hij altijd wel wat dichter bij mij is. Doe je er voorzichtig mee?’
Ik gooide het uurwerk niet in de gele vuilniszak, bang dat het glas kapot zou gaan. In plaats daarvan legde ik het boven op de kast. Ik pakte een plakker en schreef jouw naam erop en plakte het vervolgens op de onderkant van het horloge. Ik voelde in jouw broekzak en haalde er een sleutelbos uit. ‘De grote sleutel is van het huis. Voor de poort staat een blauweregen. In de zomer bloeit deze vol en kruipen de bloemen over de voorkant het gehele huis. We kochten het huis toen onze zoon ging studeren. In de achtertuin wilde Jackie een moestuin en ik bouwde onze schuur.’
09:18
Zo begon ik met het stukknippen van jouw broek en was ik bij jouw schoenen uitgekomen. Ik trok je ene schoen uit en daarna jouw sok. Ik stopte de sok in de bijbehorende schoen. ‘Dat doet mijn zoon ook altijd,’ zei jij tegen mij. ‘Jackie en ik vragen ons altijd af waar hij dat vandaan heeft. Hij is zo georganiseerd. Hij raakt nooit wat kwijt. Hij vergeet nooit waar hij zijn sleutels laat liggen en ook toen hij een kind was, was het nooit een rommel op zijn kamer. Misschien zijn kinderen daarin het tegenovergestelde van hun ouders.’ Ik stopte jouw schoenen met de sokken daarin opgeborgen ook in de gele vuilniszak. Ik keek naar jou. Je lag daar op het bed, ontbloot en met je armen in een omhelzing van de Lucas. Het apparaat dat ritmisch jouw borstkas indrukte om zo het bloed door jouw lijf te laten stromen. Een verpleegkundige drukte een gaasje in mijn handen en ik legde mijn vingers op het gat in jouw lies. Ik drukte de wond, die de naald had gemaakt, dicht. Jouw huid voelde warm aan en ik zag een aantal littekens op jouw buik zitten. Je was geopereerd aan jouw galblaas toen je bijna vijftig werd. Ze hadden wat stenen en de gehele galblaas verwijderd. Jackie had zich nog nooit zo bezorgd om jou gevoeld. Jij was blij geweest eindelijk van de pijn af te zijn en ergens was je opgelucht geweest dat het slechts galstenen waren en niet iets anders. Je was bang om kanker te krijgen, net als jouw vader. Als jij doodging, wilde je dat het in een keer gebeurde. Het liefst als je sliep. In een droom zouden jij en Jackie tegelijkertijd sterven, maar je wist ook dat dat niet realistisch was. Ik bleef op het gaasje drukken, ook toen de anesthesist na veertig minuten zei dat we zouden stoppen. De Lucas werd uitgezet en ook de ballon waarmee jij beademd werd, werd verwijderd. Op de monitor was af en toe nog wat hartactiviteit zichtbaar, tot ook dit op een gegeven moment niet meer zichtbaar was. Je zei niets meer, hoewel ik zoveel meer over je had willen weten.
Tijdens mijn opleiding leerde ik meer over de dood. Ik leerde over de verschillende fasen van het sterven. Alle energie verstilt en als een vastgelopen machine verandert het lichaam. Er verschijnen lijkvlekken, het lichaam koelt af en rigor mortis treedt in: de verstijving van de spieren. Ik leerde hoe pupillen niet meer reageren op licht als je erin schijnt en hoe een oog vervormt als je erop drukt. Het sterven werd een wetenschap, slechts iets medisch. Ik had nooit eerder een mens zien sterven, tot ik jou ontmoette. Ik was een toeschouwer bij een van de belangrijkste momenten uit jouw leven. Wij kennen elkaar niet, maar onze ontmoeting staat in mijn lijf gegrift.
09:40
’09:40,’ zei de arts met wie ik mee zou lopen die dag. Dat was de tijd waarop jij stierf. Ik ontspande mijn vingers en gooide het gaasje wat nog op het wondje op jouw lies zat, in de vuilnisbak. Ik pakte het horloge en de sleutels en stak deze in jouw schoenen in de gele zak. Zo zouden ze niet kwijtraken, het horloge zat veilig opgeborgen tegen een sok aan en kon zo niet stukgaan. Ik knoopte de zak dicht en plakte een sticker met jouw gegevens erop. De arts zette de monitor uit en we verwijderde de plakkers van jouw huid. We trokken nog een laken over jouw ontkleedde lichaam heen, om je toe te dekken. Zo lag je niet naakt in de kou, hoewel je daar zelf waarschijnlijk geen last van zou hebben. We deden het dus meer voor ons. We liepen de kamer uit, schoven de gordijnen dicht, sloten de deur en gingen verder met de dag.
***
Over Loulou Schram: Mijn naam is Loulou en in mijn hoofd zitten altijd duizenden ideeën voor een verhaal welke ik soms op papier zet. Mijn inspiratie haal ik uit het dagelijks leven, de dingen die ik mee maak en wat ik observeer. In mijn werkende leven is er minder ruimte voor fantasie, en daarom zet ik het soms op papier.
Mooi, puur… ik vind alleen het woord “jouw” zo lelijk, maar dat is puur smaak.
BeantwoordenVerwijderenGefeliciteerd Loulou! 🥳
BeantwoordenVerwijderenGefeliciteerd
BeantwoordenVerwijderenGefeliciteerd! Mooi verhaal, maar dat gejouw leidt wel erg af.
BeantwoordenVerwijderenGefeliciteerd!
BeantwoordenVerwijderenBedankt voor alle reacties! :)
BeantwoordenVerwijderen