Lopen
- Janneke Vos - Illustratie: Peter Meijer -
Ze stond er al drie uur voor er iemand langskwam. Haar vuisten hield ze al net zo lang gebald. Ze had geen gevoel meer in haar vingers. De tranen waren inmiddels opgedroogd, maar aan haar opgezette ogen kon je zien dat ze had gehuild.
Hij kwam in beeld toen hij nog ongeveer tweehonderd meter van haar vandaan was. Hij droeg een korte broek, ondanks dat het fris was, en zijn huid had al veel zon gezien. Zijn haar zat in een rommelig knotje achterop zijn hoofd en zijn baard was onverzorgd en stak alle kanten uit. Hij zag eruit alsof hij al een tijdje aan het lopen was.
Toen hij bijna bij haar was, bleef hij staan. Ze zei niks, maar ze keek hem met grote, vragende ogen aan. Tranen begonnen weer op te wellen.
‘Hallo’ zei hij. ‘Gaat het goed?’
Ze kon alleen maar haar hoofd schudden. Door het lange stilstaan voelde het alsof haar lichaam bevroren was.
‘Heb je hulp nodig?’
Ze sloeg haar ogen neer en knikte. Nu begonnen de tranen te vallen.
‘Oké’ Zei de man terwijl hij aan zijn baard krabde. Hij wist duidelijk niet goed wat hij met de situatie aan moest. ‘Heb je ergens pijn?’
Haar stem kraakte toen ze antwoord gaf. Ze had al minstens 3 dagen geen woord gezegd.
‘Nee, maar ik kan niet verder lopen.’
De man bleef in zijn baard krabben terwijl hij haar van onder tot boven opnam. Hij liep zelfs een rondje om haar heen. Toen hij zeker dacht te weten dat ze in elk geval niet zichtbaar gewond was, deed hij zijn grote rugzak af en gooide hij hem naast het pad neer.
‘Oké. Laten we in dat geval gaan zitten. Heb je zin in thee?’
De vraag overviel haar. De storm in haar hoofd had alleen uit grote vragen bestaan. Deze was zo simpel dat het even duurde voordat ze het antwoord wist.
‘Ja.’
‘Nou, kom erbij dan. Zal ik je helpen met je rugtas?’
Door het stilstaan waren al haar spieren stijf geworden. Ze besefte pas hoe erg toen ze weer begon te bewegen. De man tilde haar tas van haar rug en begon in zijn tas te rommelen op zoek naar zijn brandertje. Zij strekte en boog ze haar ledematen één voor één. Toen ze het gevoel had dat ze zich kon verplaatsen zonder om te vallen liep ze naar hem toe en ging naast de tassen op de grond zitten.
In stilte zette de man de thee, en zonder dat hij het hoefde te vragen diepte ze uit haar tas het aluminium pannetje op dat dienstdeed als pan, kom, bord en beker. Hij schonk hem vol kokend water en hing er een theezakje in, dat ze na een paar minuten overhevelde in zijn pannetje .
Zwijgend dronken ze de thee. Het was English Blend. Ze hield haar pannetje met beide handen vast. Door de warmte kreeg ze weer gevoel in haar vingers. Het pannetje voelde als houvast. Troostend.
De man zei nog steeds niks tegen haar. Hij kauwde op een grasspriet, nipte af en toe van zijn thee en staarde ogenschijnlijk nietsziend in de verte. Ze probeerde zichzelf een paar keer zo ver te krijgen iets te zeggen, maar ze vond geen woorden of ze bleven steken in haar keel. Uiteindelijk, toen de bodem van haar pan in zicht kwam, zuchtte ze diep en forceerde ze zichzelf.
‘Dankjewel. Ik ben Ella, trouwens.’
De man schonk haar een bescheiden glimlach. ‘Alain.’ Hij gooide de graspriet in de berm en ging rechtop zitten. ‘Vertel, wat is er aan de hand.’
Ella deed haar mond open, maar de woorden bleven weer in haar keel steken. Ze keek over het pad, in de richting waarin ze had gekeken toen Alain haar vond. De vraag was te groot, en honderden verschillende antwoorden die ze wilde geven buitelden in haar hoofd over elkaar heen. Wat ze uiteindelijk zei was de gemene deler voor alle antwoorden die ze had willen geven:
‘Ik kan niet verder lopen.’
‘Hoezo niet?’
‘Het lukt gewoon niet meer. De ene voet voor de andere zetten bedoel ik. Toen ik vanochtend vertrok ging het prima, maar tegen de tijd dat ik hier was lukte het gewoon niet meer.’
‘Hoe lang loop je al?’
‘Sinds…’ de woorden bleven weer in haar keel steken. Ze probeerde het anders. ‘Sinds vorige week.’
De woorden die ze niet uit haar strot kreeg had ze nog geen één keer uit kunnen spreken. Haar moeder had het haar omgeving verteld, en haar vrienden en familie hadden het de rest van de wereld laten weten. Zijzelf kreeg het niet over haar lippen.
‘Ik ben ziek.’
Kleine stapjes. Dit lukte wel.
‘Ziek?’ Alain nam haar onderzoek weer op. ‘Zal ik hulp voor je halen?’
‘Nee, het is niet acuut’
Leugenaar, dacht ze tegen zichzelf.
‘Gewoon iets waar ik de rest van mijn leven mee moet leven.’
Iets beter. Niet veel.
Alain haalde zijn schouders op. Hij leek niet ongeïnteresseerd of gehaast, maar hij zou ook niet doorvragen. Als ze zijn hulp nodig had zou ze zelf met het verhaal op de proppen moeten komen. Ze haalde diep adem.
‘Het begon een paar maanden geleden, toen leek het nog onschuldig. Ik had af en toe hoofdpijn. Niks bijzonders. Ik ging ervan uit dat het kwam doordat mijn nek en schouders soms vastzitten.’
Alain zakte weer onderuit en plukte een nieuwe grasspriet. Klaar voor het verhaal. Ella ging verder.
‘Ondanks dat ik probeerde de problemen met yoga op te lossen kwam de hoofdpijn steeds vaker en steeds heftiger terug. Ik ging naar de fysio, en toen die niks kon vinden naar de huisarts. Toen begon het traject pas echt.’
Ella vertelde over de doorverwijzing naar de neuroloog, de onderzoeken en uiteindelijk de MRI. Het biopt dat ze daarna uit haar hersenen hadden genomen, en de daarop volgende uitslag die haar wereld ondersteboven had gezet.
‘Glioblastoom heet het. Een kwaadaardige hersentumor.’ Ze tikte ironisch tegen haar slaap. ‘Mijn nieuwe beste vriend zonder wie ik nergens heen ga.’
Alain had zonder haar te onderbreken geluisterd. Nu gaf hij haar een bemoedigend klopje op haar been.
‘Wil je nog een kopje thee?’ Zijn handen waren al bezig om weer water op te zetten.
Ella knikte bevestigend. Thee hielp.
‘Dus. Nu loop je hier, al dan niet met een nieuwe beste vriend.’
Het was geen vraag, maar die zat er wel degelijk in.
‘Ja. Na de uitslag van de biopsie werden er nog veel meer specialisten bij betrokken. Een neurochirurg, een oncoloog, een radiotherapeut en weet ik veel wie allemaal. Samen hebben ze allerlei plannen opgesteld voor mijn behandeling. De één nog heftiger dan de ander: Hersenchirurgie, bestraling, chemo. Toch was de uitkomst van elk plan hetzelfde.’
Ze trok het theezakje heen en weer door haar mok. Er kwam al bijna geen kleur meer vanaf. Ze gaf hem door aan Alain voordat er helemaal geen smaak meer aan zou zitten.
‘Mijn ouders, mijn familie en mijn vrienden… het leek wel alsof ze vergaten waren dat ik er was, terwijl ze het eigenlijk alleen maar over mij hadden. Elk gesprek was een discussie over welk plan gevolgd zou worden, een afweging van kansen. Terwijl ik geen kans heb. Ik weet wel dat ze dat deden omdat ze bang waren, maar toch. Omdat ik me er niet in mengde heeft niemand zich afgevraagd wat ík eigenlijk wil.’
‘En wat is dat dan, wat jij wil?’
‘Niet ziek zijn.’ zei Ella.
‘Maar dat kan niet meer', verweerde Alain. ‘Dat ben je immers al.’
Ella zuchtte.
‘Ik voel me niet ziek. Ja, soms heb ik hoofdpijn, soms ben ik duizelig. En dat zal allemaal ook nog wel veel erger worden straks. Maar als ze me vergiftigen, opensnijden of bestralen dan word ik pas echt ziek. En dat wil ik niet’
Ella keek Alain strak aan toen ze die woorden uitsprak, alsof ze hem uitdaagde haar van het tegendeel te overtuigen. Alain haalde echter weer zijn schouders op.
‘Daar kan ik wel inkomen. Maar kan je familie dat ook?’
En daarmee had hij direct de spijker op zijn pijnlijke kop geslagen. Want dat konden ze niet. Telkens als Ella had geopperd om niks te doen, om van alle opties die op tafel lagen haar eigen plan te kiezen was ze weggewuifd. Er werd domweg niet naar haar geluisterd en daar was ze gek van geworden. Iedereen probeerde haar zoveel mogelijk op te zoeken en zij probeerde hen zoveel mogelijk uit de weg te gaan. De tijd drong, zo zei iedereen tegen haar, ze moest zo snel mogelijk een behandelplan kiezen. Ze had het gevoel dat ze in de val zat.
Ze vertelde aan Alain dat ze een week eerder aan het zoveelste onvrijwillige familieberaad ontsnapt was en op zolder was gaan zitten omdat ze haar daar niet direct zouden vinden. Daar lag haar vaders oude backpack met wat losse kampeerspullen. Toen had het plan vorm gekregen in haar hoofd: ze zou gaan lopen. Het had haar niet lang gekost om alle benodigdheden bij elkaar te rapen of te kopen. Twee dagen later had ze de eerste de beste trein gepakt die haar ver genoeg weg voerde om niet direct gevonden te worden.
‘Dus je bent zomaar vertrokken?' Alain leek niet iemand die met zijn mening op de voorste rij stond, maar ze dacht nu toch afkeuring te horen in zijn stem.
‘Nou ja, ik heb wel een brief achtergelaten hoor.’ Verdedigde ze zichzelf. ‘Het vertellen had toch geen zin, ze luisteren immers niet naar me.’
Ze aarzelde even voor ze verder sprak. ‘En ik ga heus nog wel terug.’
Alain zei een tijdje niks. Hij was aan zijn derde grasspriet toe voor hij de volgende vraag stelde.
‘Dus, hier ben je dan. Waarom loop je niet verder?’
Nu was Ella een tijdje stil.
‘Ik heb het nog niet hardop gezegd.’ zei ze uiteindelijk. ‘Ik kan het niet. En ik wil het trouwens ook niet. Ik hoopte dat als ik ging lopen dat ik ruimte zou maken in mijn hoofd en dat ik er dan wel vrede mee zou kunnen maken. Maar toen ik hier vanochtend liep, realiseerde ik het me ineens. Elke stap die ik zet is er één dichter bij het einde. En toen kon ik niet meer verder.’
‘Misschien kan je beter teruggaan.’ zei Alain.
‘Nee, terug kan niet meer. Ik moet verder, maar ik weet gewoon niet hoe.’
Alain keek peinzend op zijn horloge en haalde toen op een inmiddels vertrouwde manier zijn schouders weer op.
‘Laten we hier dan maar een nachtje blijven, het is toch al bijna te laat om verder te lopen.’
Zonder verdere omhaal stond hij op en begon hij een stukje gras in de berm plat te trappen waar hij zijn tentje op kon zetten. Eigenlijk mocht je niet zomaar op of naast de trail kamperen, maar in deze tijd van het jaar was het zo rustig dat de kans dat je werd gesnapt nihil was. Ella volgde zijn voorbeeld en niet veel later stonden hun tentjes op zijn plek. Ze aten in stilte hun eigen maaltijd, en hoewel hij nog geen tien zinnen tegen haar had gezegd had ze zich de afgelopen weken bij niemand zo op haar gemak gevoeld als bij hem. Na het eten zeiden ze elkaar welterusten en gingen naar bed.
Toen Ella de volgende ochtend uit haar tent kwam had Alain de zijne al opgeruimd. Ze deed snel hetzelfde terwijl ze een pannetje oploskoffie voor hen beiden maakte, blij dat ze hem ook iets aan kon bieden. Maar toen de koffie op was en ze naar haar zin al veel te snel hun rugzak weer hadden omgehangen stond ze voordat ze het wist weer op dezelfde plek waar Alain haar gisteren gevonden had.
‘Ik denk dat je het wel kan.’
Hij zei het een beetje peinzend. Niet zoals alle mensen die haar bemoedigend hadden toegesproken de afgelopen tijd. Het leek alsof hij het serieus had overwogen en tot de conclusie kwam dat het er wel in zat.
‘Alain’ Ella keek hem aan en greep de banden van haar rugzak vast en slikte moeizaam. ‘Ik ga dood.’
Alain glimlachte en haalde op zijn vertrouwde manier zijn schouders op.
Hij legde een hand op haar schouder en kneep er even in voor hij er de pas in zette en zei: ‘Maar je bent er nog niet.’
Ella zette een stap vooruit.
***
Over Peter Meijer (1953)
opleiding: Academie voor Beeldende Kunsten in Arnhem (1974–1979),
Van 1980 tot 1985 was hij werkzaam als docent tekenen en kunstgeschiedenis.
Maakte illustraties en tijdschrift omslagen voor uitgeverij Wolters-Noordhoff.
Sinds 1985 fulltime actief als beeldend kunstenaar.
Zijn werk werd geëxposeerd in binnen- en buitenland, en is opgenomen in talrijke bedrijfscollecties en particuliere verzamelingen.
Elk jaar is zijn nieuwste werk te zien bij verschillende galerieën en op internationale kunstbeurzen in steden als Amsterdam, Brussel, Stockholm en Wenen. https://www.petermeijer.com/
Peter maakte nog een tweede illustratie bij dit verhaal:
Gefeliciteerd!
BeantwoordenVerwijderenDit verhaal is als een grazende koe. Alles kauwt het voor mij voor.
BeantwoordenVerwijderenIk vindt het prachtig heel graag gelezen en diep ontroerend.
BeantwoordenVerwijderenGefeliciteerd! Eveneens hulde aan de kunstenaar: prachtige werken!
BeantwoordenVerwijderenEr wordt erg veel uitgelegd, zoals bv : de tranen waren inmiddels opgedroogd , maar aan haar dikke ogen kon je zien dat ze had gehuild. Uit de beschrijving dikke ogen kunnen wij als lezer dit zelf concluderen.
BeantwoordenVerwijderenHij zei het een beetje peinzend. Ook hier hoef ik niet uitgelegd te krijgen wat er met peinzend bedoeld wordt.
Alain haalt heel vaak zijn schouders op in korte tijd, maar is het dan al vertrouwd?
Ze vertelde Alain... Een dialoog was hier mooier geweest denk ik.
En dat iemand drie uur met gebalde vuisten stil staat vind ik ongeloofwaardig. Het zijn niet de stappen die je dichter naar de dood brengen, maar juist die drie verspilde uren die je daar niks staat te doen zou ik zeggen
Wat een mooie illustratie 🥰
BeantwoordenVerwijderenGefeliciteerd!
BeantwoordenVerwijderenGefeliciteerd met deze derde plek. Interessant experiment: als ik het goed zie, kijk ik door Ella's ogen naar Alain en gaat dit verhaal ongeveer over de vraag hoe je iemand geruststelt met praktische hulp en weinig woorden. Tegelijk is er veel aandacht voor Ella: zij eist veel ruimte op met haar monoloog. Het verhaal lijkt daardoor ook over de drang en dwang van Ella's familie te gaan. Voor mij werkt die combinatie niet, mede door de stugge formuleringen en diverse onnodige slordigheden.
BeantwoordenVerwijderen