Jens
- Veerle Breemeersch - Illustratie: Tjade Witmaar -
De zaterdagmiddag nadert; ik heb het raam naar het terras gesloten om de windstille, loeiwarme lucht die er hangt buiten te houden en lig roerloos in de zetel met de telefoon op speaker ergens tussen mijn borstkas en buik – als ik adem rijst en daalt hij mee terwijl Jens uitlegt hoe hij erbij gekomen is seks te hebben met een andere vrouw de avond nadat hij voor het eerst bij mij bleef slapen. In één woord: hechtingsproblematiek.
Bleef hij wel bij mij slapen? Hij lag de hele nacht in mijn bed, dat wel. Eerst lag ik nog naast hem, stil aan de oppervlakte, daverend binnenin. Toen hij begon te snurken gaf ik hem een vijftal keren een lichte duw waarna het snurken telkens een halve minuut uitbleef, langer niet. Luid, Jens was luid.
(Wat was hij luid – enkele uren daarvoor had ik me moeten bedwingen een stuk laken in zijn mond te wringen; ik woonde in een appartement! Zelfs met hun hardhorigheid was het voor alle naaste, bejaarde buren wel duidelijk wat er daar en toen, rond 17u op een donderdag, aan het gebeuren was.
“Fuck, wat ben je luid. En wild,” zei ik terwijl ik me moeizaam van hem losmaakte, hij was glibberig van het zweet.
“Wild? Dat was niet wild,” zei hij, en even daarna: “Luid was het wel.”)
Ik lag een tijd naar hem te luisteren en besloot toen in de zetel te slapen. Met mijn kussen sloop ik zo stil mogelijk weg. Ik wou niet dat hij getuige was van die stijlbreuk: eerst urenlang aanvaarden dat de wetten van mijn, zijn lichaam het overnamen, en dan alsnog in alle redelijkheid bedenken dat er de volgende ochtend een wekker stond.
Nu, weer een dag later, hoor ik Jens door de telefoon zeggen: “Dat komt dus door die hechtingsproblematiek, maar ik mag dat niet meer zeggen van jou.”
Wel ja, niet meer mogen zeggen is sterk uitgedrukt, maar het klopt dat ik hem liever wild in mij voel tekeergaan dan dat hij nog een keertje uitlegt hoe de eerste duizend dagen met zijn afstandelijke moeder ervoor hebben gezorgd dat hij op cruciale momenten zelfdestructief gedrag vertoont. Ook ik heb die boeken gelezen, ook ik heb er een tijdlang mijn identiteit aan opgehangen maar zoals dat wel vaker gaat, ging de rek eruit. Het was een best aannemelijke theorie maar er ontbraken bruikbare wenken voor de toekomst. Bovendien had ik altijd net dat pietsie te veel de indruk dat er werd aangestuurd op externe attributie, waardoor ik uiteindelijk mijn tijd zou vullen met wat mijn moeder deed: vingerwijzen.
Naar eigen zeggen vertoont Jens op cruciale momenten zelfdestructief gedrag en Tessa was zo’n cruciaal moment. Een week geleden kwam hij haar na jaren in de kringwinkel tegen. Tussen de tweedehandsmokken en vergaarbak met DVD’s praatte hij haar bij met zijn kenmerkende mededeelzaamheid; grote kans dat hij in dat gesprek zijn zelfdestructieve neigingen al ter sprake bracht. Kom iets drinken, zei hij, volgende vrijdag ben ik nog vrij. Hij wist niet dat ik hem die donderdag zou vragen langs te komen. Vrienden waren we toen nog gewoon, vrienden die samen naar Being John Malkovich en afleveringen van Black Mirror keken en onze ervaringen met online daten bespraken. Zo hadden we elkaar ook leren kennen, via online daten.
Tussen hem en Tessa was er altijd wel wat spanning geweest, zei hij in het alle-filters-weg-gesprek toen we op adem lagen te komen. Eerst zei ik dat het me niks kon schelen wat hij met haar zou doen, maar die onverschilligheid zat hem dwars. Hij had blijkbaar liever dat het me wel wat kon schelen, weet ik veel, maar de waarheid was dat ik het geen probleem vond hem te delen. Ik kon hoe dan ook met mijn tong langs zijn oorschelp gaan. Ik kon mijn vinger in zijn mond steken, wat hem bovenmaats opwond en wat ik vreemd vond want het was mijn vinger maar, maar het zijn natuurlijk net die dingen die meteen voet aan de grond krijgen. Ik ging met het puntje van mijn vinger langs de gekartelde rand van zijn tanden en dieper, over zijn gehemelte naar zijn huig, en alles voelde als een framboos die tot leven kwam en dat was genoeg.
Hij wou niet dat ik nog verder ging daten, zei hij. Ik ging nog zien, zei ik, en ik herhaalde nog eens dat hij met Tessa mocht doen wat hij wou. Wat was ik flink, zo met mijn vingertop tegen die kartelrand.
Toen hij naar huis was, stuurde ik hem dat ik toch liever had dat ze gewoon gingen praten. Dat moet ook gezegd. Misschien was dat niet consequent van mij, maar hoe kan je consequentie verwachten van gevoelens? Ze zijn net een kleuterklas: er wordt in- en uitgelopen dat het een lieve lust is, iedereen is in een andere ervaringshoek bezig en het kabaal overstemt de hele dag door de instructies van de juf.
Ze gingen niks anders doen dan praten, stuurde Jens terug.
Tuurlijk gaat hij enkel praten, dacht ik, anders zou hij zo hard niet roepen.
Die vrijdagavond las ik Autobiografie van mijn lichaam uit en het slaaptekort, de klinkende glazen op het terras naast me, de plotse stilte, mijn moeder, Jens’ moeder, al die moeders: het was zo vergeefs allemaal, zo prachtig ook dat we allemaal ons best bleven doen ondanks de beroerde omstandigheden, vooral Lize Spit dan, die de hand bleef reiken naar haar moeder die hem van zich wegsloeg omdat er niet genoeg in lag. Dat had ikzelf niet gedaan. Ik had een afslag genomen en was op zoek gegaan naar een ander warm lichaam dat bevestigde dat ikzelf ook over zo’n warm lichaam beschikte waarnaar gezocht werd.
Ik wou Jens niets sturen, ook al was alles vergeefs; ik wou inslapen zonder dat zijn WhatsApp-bericht als een zachte handpalm over mijn oogleden gleed, maar ik gaf eraan toe zodra ik in dat bed lag met de lakens stug van het waspoeder en het luide gekwaak van parende kikkers verderop bij de vijver.
Is Tessa er nog, stuurde ik.
Even later: Ja, ze is er nog, ze gaat meteen vertrekken. Ben je ok?
Hmm, stuurde ik. Het geluid van vergeefsheid.
Weer even later: Zal ik je bellen als ze weg is?
Goed.
Ik luisterde naar de mannelijke kikkers die massaal op zoek waren naar een vrouwtje. Hoe kan een vrouwtjeskikker zo’n geluid opwindend vinden, dacht ik, en daarna dacht ik weer aan Jens’ geroep en hoe ik hem geschrokken de mond had willen snoeren, maar daarna had ik gewild dat het volume een betekenis had. Er is een tijd dat je betekenissen te over hebt maar ze aan geen enkele realiteit kan ophangen, en dan komt de tijd waarin je realiteit te over hebt en je voortdurend afvraagt wat de betekenis ervan is.
Hij belde niet en ik nam me voor te wachten tot elf uur, dan had ik lang genoeg gewacht en zou hij met me te doen hebben wanneer hij me om vijf over elf, want zoveel langer kon het niet duren, zou bellen. Had ik haar toch maar eerder gebeld, zou hij dan denken.
Precies om elf uur stuurde ik: Het duurt wat lang voor mij, ik ga slapen. Slaapwel.
Wat deed hij rond dat tijdstip? Ik weet het in grote lijnen.
De telefoon op mijn borstkas gaat op en neer en ik hoor Jens de woorden gebruiken die ik al zo vaak gehoord heb: hechting, exposure, anxiety, processen, traumarespons. Ja, zucht ik in mijn hoofd. Theorie op theorie op theorie, terwijl de werkelijkheid als een horzel door de kamer blijft vliegen.
Ik denk aan Tessa, aan hoe hij misschien ook luid en wild in haar tekeer is gegaan, haar vinger in zijn mond – ik heb gevraagd of het goed was en ja, dat was het, anders dan bij mij en kijk, zo’n vergelijkende studies zijn natuurlijk niet goed maar welke mens, welke mens kan daaraan weerstaan? Die hele selectieve partnerkeuze is één vergelijkende studie! Dankzij die vergelijkende studie zijn we geraakt waar we nu staan in onze evolutie! Daarnaast, ondanks of ook dankzij die evolutie, zijn er mensen die zich afvragen of we op de rand van een derde wereldoorlog staan. Ikzelf weet het niet, want hoe kan ik de wereld analyseren als ik de hele tijd aan onderdelen van Jens’ lichaam moet denken, het is het één of het ander en ik ben blij dat sommigen voor het ander hebben gekozen. Daardoor kan ik er met een gerust hart op vertrouwen dat één van de twee groepen gelijk heeft: we staan op de rand van een derde wereldoorlog, of niet.
“We staan misschien op de rand van een derde wereldoorlog,” zeg ik.
Jens beaamt het en eventjes zijn we triest, tot hij weer begint over die eerste duizend dagen, of eerder al, want ook in de baarmoeder wordt een baby blootgesteld aan stress van de moeder, tsjakka, daar ging het bij hem dus al mis en werd de basis gelegd voor zijn seks met Tessa. “Seks,” zegt hij, “die ik eigenlijk niet wou.”
Hij maakt geen goed onderscheid tussen korte- en langetermijndenken, wat nochtans zou helpen.
Ik stel vragen over Tessa. Ik wil alles weten wat gebeurde omdat dat zal voorkomen dat de bliksem me zal treffen en vloeren. Ik steek wat ik weet als een schild de lucht in.
Hij antwoordt overal op, neutraal, beknopt. Hij weet dat dat de enige manier is.
“Ik ben gisteren naar de film gegaan,” zeg ik dan maar, “die laatste van Wes Anderson, The Phoenician Scheme. Het is de eerste film van Anderson die ik zag en wat was hij mooi. De beelden waren mooi, bedoel ik, de symmetrie en de kleuren, de nauwkeurigheid, de typische dingen die je opvallen omdat de wereld in het echt zelden zo mooi is. De dialogen waren ook erg grappig. Bijvoorbeeld wanneer de hoofdpersoon, Zsa-zsa Korda, als enige in elke gevaarlijke situatie telkens zegt: ‘Myself, I feel very safe’. En zo ziet hij er ook uit, alsof hij nergens bang voor is, alsof de wereld zo gebouwd is dat hem niets kan overkomen. Myself, I feel very safe.”
Het is de eerste dag van de zomer, de zon valt op de neergelaten rolluiken maar de warmte lijkt er toch doorheen te beuken. Het is middag, ik moet nog zoveel doen om er wat orde in te krijgen. In de dag, in mijn kleuterklas. Straks beginnen de dagen te korten, we zijn al op of over het keerpunt, ik moet opzoeken wanneer precies.
“Ik weet dat ik je vertrouwen heb geschonden,” zegt Jens.
Meteen die irritatie weer.
“Vertrouwen,” zeg ik, “hoe kunnen wij elkaar vertrouwen, we hebben twee dagen samen doorgebracht, als je alles optelt. Niet eens misschien, misschien maar anderhalve dag. Natuurlijk vertrouw ik je niet. Maar daar gaat het niet over.”
“Waarover dan wel?”
Ik denk aan zijn schouders, aan zijn handen, aan de overgang waar het ene lichaamsdeel het andere wordt, aan de kartelrand van zijn tanden, aan zijn huig, aan de deo die hij op mijn vraag had gespoten want helaas, ik ben al die vrouwen uit de Axe-reclame, aan de vraag of wat tussen ons bestaat chemie of fysica is, aan de manier waarop onze duimen lange tijd als enige overgebleven soldaten cirkels rond elkaar bleven draaien terwijl we zelf bewegingloos op bed lagen - het past niet in twee dagen.
Daarover gaat het waarschijnlijk.
Het probleem met die zonnewende is dat ze, net als elk hoogtepunt, het begin van de neergang inluidt. Genieten van zo’n hoogtepunt wordt daardoor bijna onmogelijk gemaakt. Jens roept, de dagen korten, ik val van hem af, bolsters vallen van de bomen, hij zoekt de handdoek, we gaan weer richting vriespunt, hij zet zijn bril op.
Het verdomd ondenkbare aan leven in het moment: het moment waarop je aan het moment zelf denkt, ligt het eigenlijk al achter je, ben je al aan het vallen. Ons bewustzijn werkt gewoon te traag. Toen ik me realiseerde wat het geweest was, chemie of fysica, lag zijn hand al in Tessa’s nek.
Ik sta recht uit de zetel en kijk naar het balkon waarop nu geen enkele schaduw meer valt. De zon staat op het hoogste punt, niks biedt nog bescherming. De dingen zijn zoals ze zijn, blootgesteld aan een maximum aan zichtbaarheid. In de zetel ligt mijn telefoon nog terwijl Jens verder praat maar zijn stem wordt al zwakker en ik zet een stap op het balkon, recht de hitte in. Ik leg mijn armen op de rand van de reling en kijk naar beneden, waar alles zo mooi en verlicht is, de symmetrie en de kleuren, de nauwkeurigheid, de typische dingen die je opvallen omdat de wereld in het echt zelden zo mooi is. Ik buig wat dieper voorover om te zien of er ergens een schaduw is, maar er is niks, er is helemaal niks en ik denk Jens op de achtergrond door de telefoon te horen vragen of ik er nog ben en ik zeg: “Myself, I feel very safe”.
***
Tjade Witmaar is beeldend kunstenaar, illustrator en grafisch ontwerper en werkte als zodanig in Nederland en Spanje.
Erg knap geschreven! Genoten! proficiat!
BeantwoordenVerwijderenWauw, heel mooi!
BeantwoordenVerwijderenGefeliciteerd Veerle, wat een ontzettend mooi verhaal, wauw!
BeantwoordenVerwijderenPrachtig verhaal, gefeliciteerd!
BeantwoordenVerwijderenHeel goed geschreven. Hoeveel Lize Spits zijn er eigenlijk in België?
BeantwoordenVerwijderenGefeliciteerd!
BeantwoordenVerwijderen