Deadline inzendingen: 31 okt 23.59
Manuscript van het Jaar
Lezers gezocht

Winnaar oktober 2025


Vouwhang

- Marco van Houwelingen - Illustratie: Thijs Koster -


Ze zeggen dat hij die ringen in zijn huis heeft hangen om jongens zoals ik hiermee naartoe te lokken. En eigenlijk geloof ik dat wel. Sommige mannen hebben nou eenmaal iets opmerkelijks nodig om de wereld naar hun hand te kunnen zetten. Zonder die bizarre troef was ik nooit mee naar zijn huis gegaan, zoveel is zeker. Dan was ik gewoon aan het water blijven zitten – had ik hem hoofdschuddend nagekeken.

De man kwam aangelopen door het krakende riet, met de behoedzaamheid van een kind dat met kommetjeshanden een vlinder besluipt.
‘Dag jongeman.’
Ik schrok niet. Ik had hem namelijk al aan horen komen vanaf het moment dat hij de brug over was en via het schelpenpad mijn kant op liep, met slepende voetstappen die vertraagden naarmate ze dichterbij kwamen.
‘Wat ben je aan het doen?’ vroeg hij.
De zon beet in mijn ogen toen ik naar hem opkeek. Hij tuurde langs me heen naar de steenmarter – of naar wat daar nog van over was.
‘Een onderzoek.’
Hij lachte, al begreep ik niet goed waarom.
‘Wat leuk. Ben je een dierendokter?’
‘Ik ben een dierendokter, ja.’
Idioot.
De man ging naast me zitten en keek zwijgend toe hoe ik het beest verder met mijn fietssleutel ontleedde. En ik weet niet meer hoe het vervolgens ter sprake kwam, maar opeens hadden we het dus over die ringen in zijn huis.

Het is hier nogal lawaaiig, wat ons gesprek er niet makkelijker op maakt. De man buigt zich voorover en leunt met zijn handen op zijn knieën. Ik moet geconcentreerd naar zijn mond kijken om te zien wat hij zegt.
‘Wil je wat drinken, jongeman? Een lekker glaasje cassis?’
Ja, doe maar met een rietje en een papieren parasolletje.
‘Water is goed. Geen prik alstublieft.’
Goedgemutst verdwijnt hij richting de keuken. Ik kijk de ruimte rond. Gek genoeg vielen me de ringen - die met kromme slagershaken aan het plafond zijn bevestigd – bij binnenkomst niet eens direct op. Ik zag namelijk als eerste hoe het zonlicht op de houten vloer weg leek te vluchten toen hij de deur voor me opendeed. Ik zag een vetvlek op de muur in de vorm van Sri Lanka. Ik zag twee mokken op het aanrecht staan die verkeerd om waren opgestapeld, omdat de grootste mok boven zat. En toen zag ik in de woonkamer, op de plek waar je een salontafel op een hoogpolig kleedje zou verwachten, die twee ringen verstild boven een donkerblauwe mat hangen, het lichte hout glimmend in de namiddagzon.

Ik loop naar het raam en kijk vanaf daar uit op een windmolen. Tientallen meters boven me roteren drie langwerpige bladen door de lucht - de slagschaduwen zwiepen mee over de vergeelde vitrage. Het onophoudelijke gezwaai en gedreun is hierbinnen duidelijk te horen.
De man staat opeens weer naast me en geeft me mijn glas water. Voor zichzelf heeft hij geen drinken gepakt. Dat verbaast me, want we moesten een behoorlijk eind fietsen om bij zijn woning te komen, helemaal over de oude dijk.
‘Wat vind je van mijn windturbine?’
Ik glimlach om zijn woordkeuze. Windturbine. Na alle kinderlijke gesprekjes lijkt dit op een exotisch woord, meegevoerd uit een andere wereld, zoals rood Saharazand hier de auto’s bedekt na een storm in de woestijn. Ik neem een slok uit mijn glas, maar proef iets vreemds. Misschien zit er kalk in.
We kijken een tijdje in stilte naar de molen. Hij komt wat dichter bij me staan, ik hoor hem zwaar ademen. Dat krijg je ervan als je na zo’n inspanning niks te drinken neemt.
‘Heb je er last van?’ vraag ik, en om te verduidelijken wat ik met mijn vraag bedoel, doe ik het geluid na: zoefff… zoefff… zoefff.
Hij schudt zijn hoofd. Op zijn onderlip zit een los velletje, die ik er het liefst vanaf zou willen trekken.
‘Ik beeld me gewoon in dat het iets héél spannends is.’
‘Zoals?’
Hij weet even niets te bedenken.
‘De staart van een stegosaurus, of zo,’ help ik hem.
Hij giechelt en knipoogt naar me, waar ik me minder aan stoor dan aan zijn kinderlijke toontje, want die mag hij wat mij betreft achterwege laten. Maar hoe zeg je tegen iemand dat hij normaal moet doen, als hij waarschijnlijk niet eens weet wat dat is?
‘Het is erg leuk dat je hier bent,’ fluistert hij, wat ik moeilijk vind om te horen, want zoveel toegevoegde waarde heb ik nog niet gehad. Ik kijk weer richting de wolken en wil hem zeggen dat ik eigenlijk liever daarboven zou zijn, of in ieder geval even niet hier, op de grond, waar je anderen alleen maar kan teleurstellen. Maar met dat soort teksten schrik je mensen af, weet ik inmiddels, dus dat zeg ik niet. Het bittere water klok ik in drie slokken naar binnen. Hij ziet het goedkeurend aan, neemt het glas uit mijn handen en brengt het terug naar de keuken.

‘En nu?’ vraag ik.
We hebben inmiddels op een laptop naar onze favoriete YouTube-filmpjes gekeken. Hij begon (Brandweerman Sam | Teamwork redt | S3E07) en vervolgens mocht ik (Railway Crossings in the Benelux (overview)). Daarna heb ik hem uitgelegd hoe je de dagen kunt tellen in het 36-tallige stelsel, zodat je nog maar drie symbolen nodig hebt om een datum te noteren - waarbij hij wel knikte maar geen vragen aan me stelde.
En toen waren we opeens uitgepraat.
De man staart me aan vanaf de andere kant van de tafel, zonder iets te zeggen. Ook ik zwijg, want we zijn in zíjn huis dus híj mag mooi bedenken wat we gaan doen. De stilte is een touw waaraan we trekken, met de hakken diep in het zand, tot hij zich gewonnen geeft.
‘Verstoppertje?’ vraagt hij.
Wil-ie verstoppertje doen…
‘Welja,’ zeg ik. ‘Tel jij maar dan.’

Bovenop zolder vind ik een mooie verstopplek in een kledingkast. Ergens in de diepte hoor ik hem met luide stem aftellen. Négentien, áchttien… Ik vraag me af hoeveel jongens zich hier ooit hebben schuilgehouden. De man speelt namelijk graag met jongens, wat lang niet iedereen kan waarderen. Iedere keer als hij in de buurt van een school wordt gesignaleerd, schiet er een vonkenregen van verontwaardiging over het dorp heen. Het geduld is op, zeggen ze dan, al weet ik niet waar dat geduld dan aan is opgegaan.
De man wordt zelfs als schuldige gezien in de verhalen waarin hij overduidelijk het slachtoffer is. Zo was Lintje Vermeulen ooit bij dit huis naar binnengeslopen om in de pan met aardappelen te pissen. Maar er was niemand in het dorp die zulke acties veroordeelde. Hij heeft het er zelf naar gemaakt, zeggen ze dan, zoals ze dat ook vaak over mij zeggen.
Oh, het aftellen is gestopt.

Ik voel me licht in mijn hoofd als ik even later de trap afkom. Ik begrijp dat het hele idee van verstoppertje spelen is dat je niet wordt gevonden, maar een overwinningsroes heb ik niet. De man is niet eens op de zolder geweest. Ik tref hem aan in de keuken, waar hij een flespompoen uit staat te lepelen.
‘Waar bleef je nou?’ roep ik verontwaardigd richting zijn rug.
Hij haalt zijn schouders op.
Secondenlang klinkt alleen het zoeven van de molen.
Ik wijs naar een schilmes op het aanrecht. ‘Met zo’n ding heb ik ooit mijn vader bedreigd.’
‘Holy moly,’ zegt de man, maar hij kijkt niet om. Dus hij zou net zo goed kunnen denken dat het over de flespompoen gaat. Laat ook maar. Ik weet niet eens waarom ik het aan hem wilde vertellen. Misschien komt het doordat hij weinig van me verwacht. Met verwachtingen heb ik nooit goed om kunnen gaan.

Eigenlijk wil ik wel weer naar huis.

‘Laat hem nu maar aan me zien,’ zeg ik.
De man draait zich om alsof hij al die tijd op mijn goedkeuring heeft gewacht. ‘Echt?’
Hij bedenkt zich geen moment en snelt langs me heen naar de woonkamer. Daar pakt hij de ringen vast, waarna hij zijn benen achterover slingert, zodat zijn voeten losschieten van de grond en zijn knieën boven zijn neus komen te hangen. De haken piepen, stof dwarrelt naar beneden. Het logge lichaam bungelt platgevouwen boven de mat, moeizaam in evenwicht gehouden door twee trillende armen.
Als ik dit had geweten…
‘En?’ vraagt hij hoopvol, met een kop als een boei.
‘Niet onaardig,’ zeg ik bemoedigend. Ik steek als groet mijn hand op, al begrijp ik dat hij niet in de positie is om terug te zwaaien.
‘Tabee dan maar.’
Op mijn weg naar de voordeur draai ik de mokken op het aanrecht om.

***

Marco van Houwelingen (1988)
houdt zich naast zijn werk als Creative Director bezig met het schrijven van fictie, zowel korte verhalen, manuscripten als screenplays. Met dit verhaal wil hij de lezer meenemen in de dunne scheidslijn tussen onschuld en dreiging, en laten ervaren hoe beklemmend een schuchtere poging tot contact kan voelen.

Meer over Thijs Koster: Zie zijn Instagram.

Reacties

  1. Proficiat met deze overwinning! De toon is ijzersterk, de observaties zijn vlijmscherp. Maar het doet me weinig
    Net als een van de juryleden vond ik het verhaal zelf ook een tikkeltje onzinnig. Toch is dat precies waarom het won. Het hield vast aan z'n eigen, gestoorde visie, zonder zich aan te passen.
    En ik probeer dit bewust simpel te verwoerden, anders wordt straks weer opgemerkt dat AI dit schreef, (ik ben geen schrijver maar zelf een reactie typen , lukt me wel)
    Kort samengevat: een duidelijke stellingname wint het vaak van een verhaal dat het voor iedereen goed probeert te doen.
    Uiteindelijk doet persoonlijke voorkeur er maar weinig toe.
    Van harte.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik heb hier erg van kunnen genieten. Gefeliciteerd!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Een goeie pen en een sterk observatievermogen maken een mooi verhaal. Proficiat!

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Het verhaal kruipt onder je huid zonder uit te leggen waarom. Wat niet wordt gezegd, weegt zwaarder dan wat wordt uitgesproken. De koele toon dwingt de lezer om zelf te oordelen, terwijl de schrijver zelf buiten beeld blijft.
    Ik kon het niet laten je even te googelen, en het verbaasde me niets wat ik vond.
    Proficiat, Marco van Houwelingen!

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Heel sterk verhaal. Proficiat! ❤️

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Prachtig gespeeld met de verwachting van de lezer, het spel van de protagonisten, de onduidelijkheid en het niet zeggen wat er wel is. Proficiat!

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Dank allemaal voor de felicitaties en mooie woorden! Groet, Marco

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Ik heb het verhaal nu een aantal keren gelezen maar krijg er geen band mee helaas.
    Het verhaal probeert morele ambiguïteit te bereiken, maar dat lukt mijns inziens niet omdat zowel de man als de jongen vlak blijven. De jongen fungeert meer als verteltechnisch middel dan als mens van vlees en bloed. Zijn observaties zijn scherp, maar je voelt zijn binnenwereld niet. Daardoor blijft het voor mij een esthetische oefening rond een ongemakkelijk thema. Technisch knap gedaan hoor. Maar zonder noodzaak of emotionele diepte. Toch gefeliciteerd, Freek

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Heel goed verwoord Freek, dat is inderdaad wat er mis gaat met dit verhaal. Ik kon er niet helemaal bijkomen, maar ik voelde het wel. Nu snap ik het.
      Thanks!

      Verwijderen
    2. Is die diepte nu altijd nodig? Ligt het zwaartepunt altijd in het hoofd van de personage?

      Verwijderen

Een reactie posten