Stilte
- Niels Leslie Pringle - illustratie: Kelly Driedijk -
PRELUDE — Stilte
In de winkel op de hoek neurieden de koelers een vaste, lage toon.
Op het glas pulseerde licht. Jacques Marchand keek ernaar, telde de flikkeringen tot het ritme samenviel met de puls achter zijn ogen.
Bijna elke ochtend kwam hij hier voor die kalibratie.
Hij bleef staan bij de zuivel. Zijn blik gleed over de vertrouwde rijen: kleine bekers yoghurt met fruit, grotere pakken kefir, glazen flessen melk.
Zijn ogen bleven hangen op het lege vak, de plek waar zijn pot La Laitière naturel had moeten staan.
“U telt zeker alles af, hè?” De stem kwam van de winkelier.
Jacques wachtte een tel en zei:
“Stilte is het mooiste wat mensen maken zonder dat ze het merken.”
Zijn stem was zacht en correct.
Hij opende een andere deur. Het scharnier kermde zacht. Het licht verschoof over de flessen, een ander ritme. Opnieuw niets.
Achter hem tikte de winkelier met een munt op de toonbank.
Elke tik kwam nét te laat, een metronoom in de verkeerde maat.
Hij wachtte tot het ophield. Dat gebeurde niet.
‘U had gisteren yoghurt,’ zei de man. ‘Op.’
Jacques herhaalde het op dezelfde toon, zelfde val.
‘Op.’
‘Wanneer weer?’
‘Morgen, misschien.’
Het woord bleef in zijn mond hangen als een valse noot.
‘Misschien,’ zei hij, met exact dezelfde timing, toon, adem.
Hij hield het daar, rangschikte de toon in zijn archief van licht en geluid.
De lucht leek te kalmeren, een kleine correctie die niemand opmerkte.
In de stilte die volgde, bleef iets hangen, een toon die niet helemaal verdween.
Buiten trok de regen zich terug tot zilveren draden. De lucht rook naar metaal en naar warm brood van de bakker ernaast.
Hij droeg het gezoem met zich mee door de dag, in elke reflectie, elk geluid.
Tegen de avond was het verscherpt tot behoefte.
Hij stak de Place du Vieux-Marché over en stopte bij Café de Rouen.
Regen gleed in evenwijdige strepen langs het raam en brak zijn spiegelbeeld in stukken.
Elk fragment ving een lichtpuls van de straat, een eigen ritme.
Hij zag ze samenkomen, splijten, opnieuw samenkomen, nooit lang één geheel.
‘Herstel wat vals is,’ zei de stem.
Binnen werd gelachen, korte uitbarstingen, hoog en helder.
Hij volgde het patroon, zocht naar de eerste tel.
Voetstappen achter hem, snel en ongelijk, trokken een nieuwe breuklijn door zijn spiegelbeeld.
Ze raakte hem per ongeluk, en koffie spatte warm over haar mouw.
De geur van koffie en parfum wrong zich tussen de noten van het lachen, een warme, onverwachte dissonant.
‘Sorry,’ zei hij. ‘Ik zag u niet. Nu wel.’
Want er moest een zin bestaan die hem een plek gaf in de wereld van anderen.
‘En mijn excuses. Is er iets dat ik kan doen?’
Ze lachte kort, een tikje nerveus.
‘Nee hoor, het is goed. Echt.’
Haar stem was warm, het soort dat woorden rond maakt.
Hij glimlachte. Klein. Correct.
Het ritme stabiliseerde.
Ze wreef haar mouw droog met een servet, nog steeds glimlachend.
‘Het is maar koffie,’ zei ze. ‘Had erger kunnen zijn.’
Het servet schuurde over de stof, telkens opnieuw.
De wereld vernauwde tot dat geluid: droog papier, natte wol, de onregelmatige puls eronder.
Elke beweging brak de maat in twee.
‘Herstel wat vals is,’ zei de stem.
Hij zag de dunne ader in haar hals bewegen, een ritme te dicht bij het zijne.
Hij knipperde één keer, kalm.
‘Laat mij,’ zei hij.
Zijn hand vond de achterkant van haar nek, licht, beleefd, alsof hij haar slechts uit de regen wilde leiden.
Wie toekeek, zou alleen hoffelijkheid hebben gezien, dacht hij — zijn handtekening onder het slotakkoord.
Haar haar rook naar water en hitte.
Een felle zoem vulde de ruimte tussen hen.
Hij draaide één keer, scherp en precies. Een kleine correctie.
De zachte krak ging bijna verloren in de regen.
Het geluid dat uit haar keel kwam was klein, een perfecte eerste tel.
Hij keek naar haar gezicht, kalm nu.
Een moment lang stond de wereld stil: regen, glas, reflectie.
Een ander geluid sneed erdoorheen, hoog en scherp.
Een vrouwenstem ergens achter hem.
De toon spleet, boog de lucht.
In de reflectie zag hij haar, handen bij de mond, ogen wijd.
Haar schreeuw was de terugslag, helder, snijdend, zuiver.
Hij deed een stap terug. Draaide zich om en liep weg.
Kalm bewoog hij richting Rue Cauchoise en loste op in de ruis van de stad.
Elke stap een uitwissing van de vorige.
Het geluid achter hem brak in echo’s.
En daaronder, in zijn borst, begon een nieuwe trilling, ritmisch en elektrisch van toon.
Het voelde als applaus.
VARIATIE — RESONANTIE
Hij werd wakker met de adem van de Seine.
Licht viel in bleke, afgemeten stroken over de vloer, als bladen van geluid.
Hij kleedde zich zorgvuldig.
Kraag recht.
Manchetten gelijk.
Buiten ontwaakte de stad in een traag arpeggio van licht en geluid.
Het aanzwellen van motoren werd een langzaam crescendo,
het openen van de luiken een enkel, afgemeten akkoord.
Daaronder klonken voetstappen op natte trottoirs als ritmisch pizzicato.
De partituur van de stad leidde hem naar Le Fabrik aan de Quai Gaston Boulet.
Op het terras keek hij uit over de rivier.
Aan het tafeltje naast hem praatte een stel; hun lachen viel precies tussen het klinken van kopjes.
Jacques zat alleen, de krant keurig opgevouwen naast zijn Café au Lait.
‘Vreselijk, dat moordverhaal,’ zei de man. ‘Ze beweren dat ze stierf op de plek waar Jeanne d’Arc werd verbrand.’
Jacques keek op en glimlachte beleefd.
‘L’histoire se répète,’ zei hij. ‘Mensen hebben zulke gebeurtenissen nodig. Ze bevestigen dat chaos nog altijd regels volgt.’
De man knipperde. ‘Regels?’
‘Natuurlijk.’ Jacques streek een denkbeeldige vouw glad in het papier.
‘Elke daad heeft zijn interval — oorzaak, rust, correctie. Zelfs moord.’
Hij keek naar de spits van de kathedraal, waar het ochtendlicht als metaal overheen schoof.
‘Rouen heeft altijd van symmetrie gehouden.’
De vrouw lachte zacht. ‘Dat is één manier om het te zien.’
Hun gesprek werd onderbroken door een stem van de overkant.
‘Claire! We begonnen ons al zorgen te maken.’
Ze kwam dichterbij, met een beheerste tred die iets in hem raakte.
Hij voelde het eerst in zijn borst, een trilling die de lucht rond hem herschikte.
‘Sorry, ze hielden me langer dan ik dacht.’
Haar stem was laag en hees.
Ze schoof een dik dossier even uit haar tas, liet het weer verdwijnen en zette de tas naast haar stoel.
‘Je had af kunnen bellen,’ zei de vrouw bezorgd.
‘Ze hebben haast en wilden een complete analyse,’ zei Claire. ‘De precisie van zijn gebaren, de cadans van zijn voetstappen, de afwezigheid van aarzeling… dat soort zaken.’
De vrouw legde haar hand op Claires arm. ‘Je hoeft er nu niet over te praten.’
Claire knikte, met een verontschuldigende glimlach. ‘Nee, dat is ook zo.’
Jacques liet zijn blik zakken. Hij keek naar de tas, alsof het object zelf geluid maakte.
Hij streek opnieuw over de krant, over een vouw die er niet was.
De stilte in hem golfde, als een rimpel over vlak water.
De man keek naar Jacques. ‘O ja, Claire, dit is…’
‘Jacques Marchand,’ zei hij, terwijl hij half opstond. Zijn stem klonk licht, precies.
‘Stoort het als ik blijf zitten?’
‘Helemaal niet,’ zei ze, iets warmer nu.
Hij glimlachte.
‘Rouen kent meer noodlottige hoeken dan men denkt — vol vergissingen en bijna-ontsnappingen. Maar dat zal u niet verrassen, als gedragsdeskundige.’
De man grinnikte. ‘Meneer Marchand heeft óók een opmerkelijk observatievermogen,’ zei hij.
‘Luisteren is makkelijker,’ antwoordde hij.
‘U luistert anders dan de meesten,’ zei Claire.
‘Luisteren is een vorm van meten.’
‘En wat meet u nu?’
‘De stilte tussen de woorden.’
Dat maakte haar aan het lachen, kort maar oprecht.
‘In uw mond klinkt het als poëzie.’
‘‘Misschien,’ zei hij. ‘Maar ik ben ook maar een noot in de partituur.’
Een paar minuten spraken ze over lichtere dingen: de stad, haar verleden, de cafés.
Jacques voelde hoe het geluid in hem neerdaalde, helder en zuiver.
Claire leunde naar voren, en een metalen poot van haar stoel schraapte over de tegelvloer.
Het geluid sneed door de rust, een enkele, schrille kras die de harmonie van het moment versplinterde.
Hij stond rustig op en legde wat munten onder zijn kopje, op de middenvouw van de krant die hij achterliet.
‘Ik moet gaan,’ zei hij. ‘Deadlines’.
Claire keek op.
‘Nu al?’
‘Voor nu,’ zei hij. ‘Het was aangenaam u hier te treffen.’
Ze aarzelde, glimlachte. ‘Het was fijn u te treffen.’
Hij glimlachte terug, precies op tijd.
‘U zou mij morgen, rond vijf uur nog eens kunnen treffen bij Le Troquet aan de Quai Jean Moulin. Het licht op de Seine is dan op z’n mooist.’
‘Misschien,’ zei ze.
‘Misschien,’ herhaalde hij — toon, adem, ritme gelijk.
Hij draaide zich om en liep weg, terwijl het geluid van de rivier net genoeg aanzwol om het gezoem achter zijn ogen te overstemmen.
CODA — DISSONANTIE
In de winkel op de hoek bromde dezelfde lage toon als voorheen. Vast. Nauwkeurig.
Jacques bewoog langs de glazen deuren met geoefende kalmte.
De La Laitière stond precies waar ze hoorde.
Het oppervlak ongestoord, de stilte intact.
Toch hoorde hij iets anders in de toon vandaag — en trilling erboven, nauwelijks hoorbaar; een stem die zich tussen het koele metaal wrong.
De precisie van zijn gebaren… de cadans van zijn voetstappen… de afwezigheid van aarzeling.
Het waren háár woorden, maar nu zonder stem, een echo die weerkaatste tegen het glas van de koelers.
Hij hield het daar, zocht naar een plek in zijn archief van licht en geluid, maar het loket was gesloten.
Hij keek naar de winkelier.
De man hield zijn krant op, kauwend op een stuk kauwgom.
Het ritme van zijn kaken viel samen met de kop:
GETUIGE SCHETST PROFIEL VAN RITUELE MOORDENAAR
De kauwgom knapte zacht.
Een breuk in de toon.
Jacques legde zijn hand op het glas van de koeling.
Het trilde onder zijn vingers, warmer dan het hoorde te zijn.
Hij liet los.
De toon hield niet op.
Jacques draaide zich om en liep naar de deur.
Hij draaide het bordje van OUVERT naar FERMÉ.
De klik was schoon.
Op de drempel hield hij even in, stemde zijn adem op de polsslag van de stad, en stapte naar buiten, het licht in.
De wereld was weer op toon.
Die middag, om kwart voor vijf, liep hij het terras van Le Troquet op.
Het gonsde als een orkest dat zich net had gestemd: kopjes, stemmen, bestek,
alles in afwachting van hun dirigent.
Claire was er al, met een boek dat ze niet las.
Toen ze hem zag, glimlachte ze — opluchting vermomd als vertrouwen.
Hun gesprek begon met beleefdheden. Woorden bewogen tussen hen als gepolijste stenen, afgemeten en voorzichtig; elk ving even licht voor ze weer zonken.
Hij stelde voor langs de Seine te lopen, en ze stemde zonder aarzelen toe.
Ze liepen over de kade, hun schaduwen bewogen als noten op een blad.
‘Het is vreemd,’ zei ze. ‘Ik blijf denken aan die vrouw.’
Ze sprak het alsof ze het over iemand anders had, maar hij hoorde de echo van een verhoor.
‘Niet aan wat ze deed,’ vervolgde ze, ‘maar aan wat ze dacht, toen ze nog kon kiezen.’
Hij keek naar de stroming.
‘Er is geen keuze. Alleen maat. Zolang de maat klopt, is er orde. Zelfs in angst.’
‘Angst,’ herhaalde ze. ‘Dat is ook een maat?’
‘Een afwijking,’ zei hij. ‘Een dissonant die om correctie vraagt.’
Ze knikte langzaam, alsof ze de formule proefde op haar tong.
‘Zoals de getijden,’ vervolgde hij. ‘Wanneer het water laag staat, zie je alles wat zich verborgen hield. Dan komt het terug en wist het weer uit. Eerst is het mooi: de glans, de beweging, maar wanneer het stijgt, stijgt ook de druk. En dan komt het moment waarop het water niet langer luistert. Het overschrijdt zijn grens. De cyclus is dezelfde, maar de toon niet meer. Dat is wanneer stilte noodzakelijk wordt.’
Hij keek haar aan, bijna opgelucht, alsof hij iets had rechtgezet wat de wereld misverstaan had.
‘Tot hij te vaak herhaalt,’ zei ze. ‘Tot het water geen rust meer vindt. Sommige intervallen herhalen zich, tot de dirigent breekt.’
Ze zei het zonder nadruk, zonder blik, enkel als een observatie.
Haar blik gleed even naar haar pols. Een fractie van een seconde maar — een meting van een andere, onzichtbare tijd.
Een windvlaag trok langs de kade en liet een enkel, licht pluisje op de donkere stof van zijn jas achter, net onder de kraag. Een detail, een minuscuul foutje in het verder perfecte beeld.
Ze strekte haar hand uit, haast achteloos.
‘U heeft daar iets,’ fluisterde ze.
Haar vingers, licht en precies, streken het pluisje weg. Ze raakten daarbij kort zijn huid, net onder de kaak.
En toen, terwijl ze haar hand liet zakken, zonder nadruk, bijna gedachteloos:
‘Laat mij.’
Het klonk niet als een verzoek of bevel.
Meer als een correctie, de noot die ontbrak.
Hij verstijfde.
Het geluid van de rivier verschoof van stroom naar toon, van buiten naar binnen.
Voor het eerst hoorde hij zichzelf: onzuiver, levend, menselijk.
De orde brak.
Hij greep naar de reling, niet om te steunen, maar om iets te breken.
‘Het is voorbij, Jacques.’
Haar stem, kalm en definitief. Het klonk niet als oordeel, maar als sluiting van een partituur.
Twee figuren traden uit de schaduw bij de brug. Hun pas was gelijkmatig, in de maat.
Hij keek van hen naar haar. Geen angst. Geen triomf.
Zijn hand bewoog met de onvermijdelijke precisie van een laatste akkoord.
De hand vond de achterkant van haar nek, licht en beleefd. Een echo.
‘Laat mij,’ zei hij.
Ze verstijfde, haar adem stokte, in afwachting van de draai.
Zijn andere hand gleed onder haar openstaande jas. Zijn vingers, geoefend en zeker, sloten zich om de kolf van haar wapen.
De beweging was zo soepel, zo intiem, dat het leek alsof hij iets terugpakte wat van hem was.
Haar ogen werden groot, haar pupillen klein. Ze begreep het, een seconde te laat.
Dit was geen moord.
Dit was de Coda.
Hij trok het wapen.
De beweging was één vloeiende lijn, van haar holster naar zijn eigen slaap.
De klik van de ontspanner was schoon, definitief.
De structuur die hem droeg was weg. Het water sloot zich geruisloos om de lege vorm.
Kringen spreidden zich uit over het donkere water en losten langzaam op in het licht.
Voor het eerst was er alleen nog maar stilte.
En die stilte was niet van hem.
***
Niels Leslie Pringle is regisseur en producent die probeert te schrijven wanneer het leven dat toelaat. Hij is gefascineerd door menselijke trekjes en moreel verval. Hij is bang voor spinnen, dus geeft hij ze een naam. Dat helpt een beetje.
Kelly Driedijk heeft van jongs af aan een passie voor tekenen gehad. Wat begon met potlood of pen en papier is in de loop der jaren geëvolueerd naar het gebruik van een iPad met de app Procreate. Haar inspiratie haalt ze voornamelijk uit de natuur, maar haar tekeningen hebben altijd een stoer randje, vergelijkbaar met tatoeages.



Heel mooi! Gefeliciteerd.
BeantwoordenVerwijderenGefeliciteerd met dit prachtige winnende verhaal! Leuk om een illustratie bij te maken.
BeantwoordenVerwijderen
BeantwoordenVerwijderenGefeliciteerd, ik vind dat het verhaal een sterk gestileerde en muzikale sfeer heeft.
Maar die stijl domineert zo dat je de geloofwaardigheid eraan hebt opgeofferd.
De moord en de finale voelen daardoor te elegant en bijna choreografisch.
Claire gedraagt zich onrealistisch openhartig over het onderzoek, wat haar rol te geconstrueerd maakt. De climax is filmisch maar mist mijn inziens psychologische noodzaak. Het resultaat is een mooie en originele toon, maar met momenten die te bedacht aanvoelen en daardoor spanning verliezen.
Heel goed geschreven
BeantwoordenVerwijderen