Ronnie en de koningin
- Bart Galama - illustratie: Jo Neels -
De oude koningin liep graag een stukje door de paleistuin, omdat ze een beetje wrak in de heupen werd en moest bewegen van de dokter. Daar kwam ze Ronnie tegen. Hij speelde in de bosjes.
‘Kijk nou ‘s, een jongen,’ zei de oude koningin.
Ze was geen jongens gewend en keek naar hem met oprechte verbazing. De dynastie had uitsluitend meisjes voortgebracht en daar raakt men aan gewend.
‘Dag mevrouw,’ zei Ronnie.
Hij kende de oude koningin van afbeeldingen en tv, maar hij kwam niet zo gauw op het woord ‘majesteit’. De oude koningin was trouwens nu prinses en ‘hoogheid’ en dat zou hij ook niet bedacht hebben.
‘Hoe komt het hier in de tuin?’ vroeg de oude koningin.
‘Er zit een gat in het hek mevrouw,’ zei Ronnie.
‘Wel, heeft men ooit. Hoe heet de jongen?’
‘Ronnie mevrouw.’
‘Wat een typische naam! Is dat de doopnaam of is het een afkorting van iets?’
‘Voluit heet ik Sebastiaan mevrouw. Maar dat is zo’n mondvol, zegt mijn moeder altijd.’
‘Zozo, het heeft een moeder! Ja, waarom ook niet. Men heeft het zo druk dat men daar in het algemeen niet bij stilstaat. En is het gelukkig?’
Deze bijzondere vraag had de oud koningin nog nooit aan iemand gesteld, omdat hij niet erg in het protocol paste. ‘Pas op hoogheid,’ had haar gouvernante altijd tegen haar gezegd toen ze een kind was, ‘dat u geen persoonlijke vragen stelt aan het volk. Het gaat erom dat u vraagt naar wat ze doen, niet wie ze zijn. Moet u een gesprek voeren met een agrariër, dan vraagt u naar de oogst en laat u zich de werking van de aardappelschudmachine uitleggen. Legt u een werkbezoek af aan een vissershaven, dan bewondert u de vis, niet de visser. Praat u met een minister-president, vraag dan vooral niet naar zijn maîtresse.’ Zo was ze opgevoed. Het gevolg was geweest dat ze ook geen persoonlijke vragen aan zichzelf had gesteld. Men diende afstand te bewaren. Maar de laatste tijd, ze was nu 77, was het wel eens bij haar opgekomen dat ze een zeer onprettig gevoel had bij haar eigen welbevinden. Haar vraag of deze Ronnie gelukkig was had dus wel degelijk een voorgeschiedenis. Ronnie zelf moest even nadenken. Wat was gelukkig?
‘Nou,’ zei hij tenslotte, ‘ik denk het wel. Maar ik krijg een beetje weinig zakgeld. Nee, ik vraag niet om geld!’ zei hij haastig, omdat de koningin werktuiglijk naar haar tas greep om een aalmoes te verstrekken. ‘Wees goed voor hen die het minder hebben dan u,’ was eveneens een les van de gouvernante, ‘maar let op de tussenruimte, ik adviseer een armlengte.’
‘Dat zou mijn moeder niet goed vinden,’ voegde Ronnie er aan toe, en de koningin zei: ‘Het is een flinke jongen, vind ik, hoewel ik daar weinig ervaring mee heb. Heeft het kind een vader?’
Dit was een buitensporige vraag, omdat het in de kringen waarin de koningin verkeerde, niet voorkwam dat iemand geen vader had. Zelfs buitenechtelijke kinderen hadden een vader, dat gebeurde zelfs vrij regelmatig. Maar de oude koningin probeerde uit alle macht zich te verplaatsen in de gebruiken van het plebs. Ook over deze vraag moest Ronnie nadenken. Tenslotte zei hij kortaf: ‘Jazeker.’ En onmiddellijk daarachteraan: ‘Mevrouw.’
De waarheid was dat hij zijn vader alleen kende van een foto die zijn moeder hem had laten zien.
‘Dit is je vader jongen,’ had ze gezegd. ‘Kijk maar ‘s goed. Je lijkt op hem. Toen je twee was, is hij weggegaan.’
‘En waar leeft het?’ ging de koningin door. Ze voelde een geweldige belangstelling opkomen voor dit jongetje met zijn roodblonde haar, zijn ronde intelligente ogen en zijn beleefde optreden.
‘Gewoon in een huis mevrouw,’ zei Ronnie. ‘Een gewoon huis.’
‘En heeft het personeel?’ zei de koningin. Ze had vernomen dat het proletariaat zonder personeel leefde, maar wilde dit, nu de gelegenheid zich voordeed, toch graag verifiëren, want de gedachte was nagenoeg onvoorstelbaar. Zijzelf werd van vroeg tot laat omringd door bedienden, tot ze er misselijk van werd, maar haar opvoeding verbood haar dat volk de deur uit te trappen. Ronnie keek op van de vraag.
‘Nee mevrouw, natuurlijk niet,’ zei hij verontwaardigd. ‘Personeel! Dat is alleen voor mensen met poen! Wilt u soms eens mee naar mijn huis? Dan kunt u het zelf zien.’
‘Poen,’ zei de koningin nadenkend. ‘Poen. Poenpoenpoenpoen. Klinkt als poep. O!’
En geschrokken sloeg ze een hand voor haar mond.
‘Zoiets zegt men niet,’ lichtte ze toe.
‘Nou, wij wel hoor,’ zei Ronnie. ‘Ik vond het wel leuk dat u dat zei. Dat had ik niet van u verwacht.’
‘Nu het erover begint,’ zei de oude koningin, ‘men is eigenlijk wel zo zeer benieuwd naar de ongedwongen familiale omstandigheden elders. Maar men verwacht beletselen en belemmeringen van paleiswege. Men vermoedt dat de koning obstructies opwerpt. Altijd al een slameur geweest. En schoondochter, een ongewis katijf zijnde, werkt ook niet mee, bevroedt men.’
Ronnie kende veel van deze woorden niet, maar hij begreep dat de oude koningin bang was voor haar zoon.
‘Als u mee wilt,’ zei hij uitnodigend, ‘kunnen we zo door dat gat in het hek duiken.’
De koningin nam dit even in overweging, maar zei: ‘Nee, men heeft zijn goeie goed aan, het lijkt niet verstandig om door modder, gebladerte en ijzerdraad te kruipen.’
‘Weet u wat? Als u een theedoek om uw hoofd doet, herkennen ze u vast niet. Heeft u een theedoek?’
‘Daar is aan te komen,’ zei de oude koningin. ‘Wacht maar even.’
Zij liep naar de keukens, onderin het paleis, en vroeg daar om een theedoek. Onmiddellijk kwamen er tien keukenhulpjes met een theedoek aangesneld, maar zij weerde ze af, pakte de dichtstbijzijnde aan, en liep de tuin weer in. Pas bij de struiken waar Ronnie nog steeds stond, durfde ze de doek om te slaan. Ronnie was verrukt: ‘Totaal vet! Hartstikke mocro!’
‘Nu moet het een arm nemen,’ instrueerde de oude koningin, en ze reikte hem haar linker arm, ‘en doen of het een oude dame ondersteunt.’
Ze liepen door de paleisgangen en trokken bevreemde blikken, maar omdat ze duidelijk op weg waren naar de uitgang, werden ze ongemoeid gelaten. Moslima’s zag men niet graag komen, maar wel gaan. Eenmaal buiten zei de koningin: ‘Foei, wat een avontuur! En is het ver naar het gewone huis?’
‘O!’ schrok Ronnie, ‘daar heb ik niet aan gedacht. We moeten met de bus en u heeft natuurlijk geen OV-kaart. Heeft u geld op zak?’
De koningin had altijd een symbolisch bedrag van duizend euro bij zich, verdeeld in kleine coupures, voor als zich een behoeftige mocht voordoen. Vijf euro was de norm in zo’n geval. Dat had ze ook aan Ronnie willen geven, toen hij zijn zakgeld had genoemd. Ze kon dus zonder bezwaar een kaartje kopen op de bus. De chauffeur keek vreemd op toen een moslima hem ‘goede man’ noemde, maar ging er maar vanuit dat het een mediterraan gebruik was.
‘Dat is dan twee euro mevrouw,’ zei hij.
De oude koningin gaf hem een briefje van vijf, zei: ‘Houd de rest maar, goede man,’ en liep door.
De chauffeur riep: ‘Dat mag ik niet van het bedrijf mevrouw!’
Maar dat vond de oude koningin van geen belang. Ze nam plaats en zei: ‘U heeft het verdiend, het komt u toe. Zeg maar dat de oude koningin het u gunt.’
En tegen Ronnie fluisterde ze: ‘Wat leuk om mensen een plezier te doen! Zag je hoe blij die meneer keek?’
Ronnie dacht eerder dat de chauffeur verward keek, maar vond niet dat hij er verder op in moest gaan en zei: ‘Als we straks bij mij thuis zijn mag u niet ‘goede vrouw’ tegen mijn moeder zeggen, want dan krijgt ze een toeval.’
‘Ach, ze heeft last van epilepsie? Dat is wel treurig.’
‘Neenee,’ zei Ronnie, ‘dat valt wel mee.’ Hij besefte dat de omgang met hogere kringen soms op vreemde cultuurverschillen stuit.
Bij de straat waar Ronnie woonde, stapten ze uit. Op de stoep speelden kinderen.
‘Hé Ronnie!’ riep Henkie, een vriend van hem. ‘Is dat je tante?’
Ronnie stak een hand op en zei tegen de oude koningin: ‘Ik heb een heleboel tantes. Zal ik zeggen dat u een tante bent?’
De koningin knikte.
‘M’n tante Fatima!’ riep Ronnie.
‘Spannend,’ fluisterde de koningin.
Bij Ronnie’s huis aangekomen, zei hij: ‘We moeten achterom door de steeg, achter de voordeur staat de was te drogen.’
Het huis had een betegeld binnenplaatsje. Daar stonden de fietsen en een schuurtje. Ronnie’s moeder was in de keuken bezig groente te snijden voor een grote pan soep. Ze keek verbaasd op toen haar zoon met een moslima binnenkwam.
‘Zo,’ zei de oude koningin, ‘nu kan men de vermomming beëindigen.’ En ze voegde de daad bij het woord, waardoor Ronnie’s moeder bijna door haar knieën zakte van schrik:
‘W-wat zullen we nou h-hebben. Dat gaat z-zo maar niet. Wat is dat voor g-grappenmakerij, Ronnie! Be-je nou helemaal van de p-pot gerukt! M-majesteit, u bent het echt, toch?’
‘Abuis,’ verzekerde de koningin, ‘tegenwoordig is men prinses. ‘Majesteit’ is voorbehouden aan de koning en zijn gemalin. Prinses is ‘Hoogheid’. Maar dat is allemaal onzin hoor. Zegt u maar gewoon Trix.’
‘Gaat u toch zitten,’ riep Ronnie’s moeder verzenuwd. ‘Ronnie, haal die kat ‘s van de stoel! Let maar niet op de rommel, majesteit. Ik was aan ‘t koken en ‘t is maar een klein keukentje. Hoe komt u nou toch in mijn keuken terecht? Wat heb je gedaan, Ronnie!’
‘Niets mevrouw, niets!’ riep de koningin. ‘Ronnie is een fijne jongen en heel beleefd. Het heeft ons uitgenodigd om eens een kijkje in een gewoon huis te nemen. Men vindt dat zeer belangwekkend.’
‘Nou, veel gewoner dan dit heb je niet,’ zei Ronnie’s moeder hoofdschuddend. ‘Maar wat doe ik nou met u? Ik moet verder met de soep!’
De koningin keek rond: ‘Weet u wat, men ziet daar een mandje aardappelen staan. Moeten die nog toebereid worden voor het diner?’
‘Ja hoor ‘s, ik kan u toch niet aan het aardappelschillen zetten? Kunt u schillen dan?’
‘Wat niet is, kan komen,’ zei de koningin. Ze kreeg de snelschiller aangereikt en betoonde zich een talentvolle leerling.
‘Ho, stop met permissie majesteit!’ riep Ronnie’s moeder dan ook al gauw. ‘We zijn maar met z’n tweeën! Of eet u mee?’
‘Eerlijk gezegd zou men zich daar zeer op verheugen. Inconveniëert het u niet?
‘Dat zou ik niet weten, maar ik vind het prima. Het is weer ‘s wat anders. Ik heb nog nooit een koningin op bezoek gehad. Nou, schilt u dan nog maar even door. Ronnie, tafeldekken!’
Die avond hadden ze groentesoep en daarna spinazie met een speklapje. De koningin was niet bekend met speklapjes en genoot er tomeloos van. Na het eten zette Ronnie koffie, daar was hij goed in, en zo nam hij zijn moeder wat werk uit handen. Terwijl de dames op de driezitsbank met elkaar in gesprek waren, keek hij vanuit de keuken toe. Ze giechelden.
Ze houdt van gewoon, dacht hij. Ik had nooit gedacht dat een koningin zo aardig kon zijn. Ze begint ook wat normaler te praten.
En de oude koningin dacht: Dit is een prachtig avontuur. Men is werkelijk geprivilegiëerd. Wat is gewoon toch charmant.
***



Wat een heerlijk verhaal! Gefeliciteerd!
BeantwoordenVerwijderenDankjewel. Er zit nog zo'n verhaal in de pijplijn.
VerwijderenHeerlijk verhaal, ik word er helemaal vrolijk van. Dankjewel!
BeantwoordenVerwijderenDankjewel.
VerwijderenGrappig verhaal past helemaal bij de Kerst.
BeantwoordenVerwijderenDankjewel!
VerwijderenHet leest erg prettig, een bijzondere schrijfstijl waar je in zijn soms overdreven zijn, mijn glimlach vergroot!
BeantwoordenVerwijderenProficiat!!
Erg leuk verhaal, evenals de illustratie. Hoedje af!
BeantwoordenVerwijderen