Mei 2022



Winnaar mei 2022


De rij

Philippe Noens

 

Wist-je-dat-je: vroeger werd linkshandigheid gezien als een afwijking.
Een gevaar. Een ziekte.
Men geloofde dat linkshandigen eerder zouden sterven. Minder oprechte personen waren. Meer ongelukken veroorzaakten en crimineel gedrag vertoonden.

Ik kan je vertellen dat op mijn eerste publieke lezingen er niemand kwam opdagen.
Beeld het je in: een bibliotheek met stilzwijgende boekenrekken, en de vrijwilligster achter de balie die me even vragend aankeek als ik de lege ruimte rondom me.
Een boekenwinkel zonder klanten, en een slecht op elkaar gestapeld torentje boeken met mijn foto op de achterflap. Zo’n foto waar ik intelligent op probeerde te kijken, op dezelfde twijfelachtige manier als een veroordeelde crimineel op zijn politiefoto onschuldig probeert te kijken.
Maar erger dan de bib en de winkel was de aula. Een grote lege universiteitshal, alle uitklapdesks die me vanop hun strakke helling spottend aankeken. Een mooie moderne aula waar werkelijk nu eens alles aanwezig was om er een aangenaam literair avondje van te maken: flesje water, krijtbord voor aantekeningen, draadloze microfoon, zacht zoemende beamer.
Alles was er, behalve publiek.

Het was een ervaring die mijn uitgever bestempelde als, haar woorden, ‘een wake-up call’.
Ze nam me mee naar een magazijn om, dixit zijzelf, ‘mijn naïviteit te doorprikken’.
Als twee dwergen stonden we voor een berg boeken. Duizenden en duizenden paperbacks die door kleine, bijna schattige bulldozers van links naar rechts werden verschoven. Laadkleppen kieperden de boekjes doelloos op elkaar.
Debuutdromen werden als schedels geplet onder rupsbanden.
‘Voornamelijk kinderboeken’, verduidelijkte mijn uitgever. ‘Iedereen denkt de nieuwe Geronimo Stilton te kunnen schrijven. Iedereen denkt J.K. Rowling te kunnen opvolgen.’
Ze stak een sigaret op. Blies krachtig uit. ‘Alsof kinderen nog lezen.’
Ze plukte een verkreukeld boek van de grond en liet me mijn politiefoto zien.
‘Je kan schrijven, maar niemand leest je.’
Weer een haal van die sigaret.
‘Het omgekeerde is beter.’
We keken naar de zee van papier die voor ons lag. Uiteindelijk was haar sigaret op.
‘Weet je wat hiermee gebeurt? Deze boeken worden tot pulp verwerkt, om daarna andere boeken te worden. Hopelijk beter verkochte boeken.’

Wist-je-dat-je: in de Bijbel werden de bokken en de geiten van elkaar gescheiden. De bokken, de ongelovigen, trok men ruw naar links. De geiten, gelovigen, leidde men met zachte hand naar rechts.
Wist-je-dat-je: de Duivel wordt als linkshandige afgebeeld.

Ik kan je vertellen dat op mijn eerste boekenbeurs, georganiseerd in de grootste stadshal van het land, er een rij mensen tot buiten stond aan te schuiven.
De rij startte om de hoek en slalomde zich een weg via dranghekken door een grote glazen toegangspoort naar binnen. Na het inchecken volgde ik die slang van mensen, die schuifelende oceaan van lezers, van uitgeverijstandje naar -standje, maar de rij sloeg nooit af. Integendeel, hij waadde netjes met me mee.
Een mooie twee-eenheid, ik en die meanderende rivier van lezers.
Ik zou liegen als ik beweer dat er geen momentje was. Een wankel torentje van hoop waar een noeste metser, terwijl het logo van mijn uitgeverij stapvoets dichterbij kwam, rustig aan verder bouwde.
Terwijl het tafeltje met mijn verhalenbundel dichterbij kwam.
Al die vrouwen en mannen die verveeld op hun telefoon scrolden, die van het ene been op het andere deinden, die zuchtten en steunden en met hun vingers ongedurig op hun bovenbeen trommelden. Allemaal ter plaatse trappelend om iemand te ontmoeten.
Iemand die ze alleen maar kenden van zijn intelligente achterflapfoto?
Beeld het je in: ik die naast die mensenzee slenter, eerst nog verbaasd en voorzichtig, om daarna sneller te wandelen, vooruit gestuwd door een groeiend zelfvertrouwen, om later praktisch boven de grond te zweven op een luchtkussen van plotse erkenning.
Dit gebeurde niet. Toch?
Dit kon niet. Wel?
Zo’n succeservaring overkwam anderen. Je las erover in de krant: Lize Spit breekt boekrecord. Je hoorde erover op straat. Mensen spraken je erover aan omdat ze zich vaagweg herinnerden dat je toch ook wel eens iets schreef?
De rij stopte aan mijn tafeltje.
Nogmaals: Hij. Stopte. Aan. Mijn. Tafeltje.

Jouw broodje is gebakken.
Dat was de titel.
De titel van het laatste boek van de televisiekok.
De kok die het tafeltje naast me had toegewezen gekregen.
Een halve meter, meer was het niet. Een slordige vijftig centimeter lag ertussensuccesvol zijn of onbelangrijk blijven. Een half metertje, een oneindige woestijn, tussen kok en schrijver.
Wat een vreselijke titel ook.

‘Kookboeken zijn de nieuwe kinderboeken’, verklaarde mijn uitgever. ‘Veel prentjes, weinig woorden.’
Ze duwde haar sigaret uit.
‘Het zou dom van ons zijn niet mee te surfen op de hype.’

Wist-je-dat-je: vroeger werden alle kinderen verplicht met rechts te schrijven. Als linkshandige kinderen niet meewerkten, kregen ze een ferme tik op de vingers. Of ze moesten op hun linkerhandje zitten tijdens het schrijven.
Armpjes werden op ruggetjes gebonden. Aan schoolbanken vastgemaakt. Handjes verdorden als bladeren tijdens de herfst.

Ik kan je vertellen over de kartonnen dozen. Elke auteur brengt er tijdens een boekenbeurs eentje mee, of vraagt een lege doos aan de balie.
Die kartonnen doos, kleiner bij debutanten, groter bij gerenommeerde auteurs, verdwijnt strategisch uit het zicht. Onder tafel. Achter een stapel boeken.
Na de laatste signeersessie, op het einde van de dag, tapet de schrijver zijn doos dicht en gooit hem in een open container achter het gebouw.
Al die kartonnen dozen, van al die schrijvers. Stille getuigen van hun succes. Het karton wordt nat en wak van de regen. De tape houdt het karton niet langer bij elkaar.
Dozen scheuren open, en uit hun wonden sijpelen geheimen.
Schrijvers zijn niet harteloos, maar voorzichtig.
Beeld het je in: slecht geschreven bedankkaartjes, een vergeelde foto van hun laatste ontmoeting, maar ook – als we te maken hebben met een mooie schrijver – gedragen vrouwenslipjes.
Zelfgebreide sjaaltjes.
Fleecedekentjes met de auteur zijn achternaam op.
Handgeschreven liefdesbrieven.
Maar vooral: manuscripten van lezers die schrijver willen worden. Die jou willen worden.
Dozen vol dromen, zonder kleine bulldozers om ze te vernietigen.

‘De juiste term is klasseren’, zegt mijn uitgever. We staan in een steegje naast zo’n volle container. Al die kartonnen dozen van schrijvers.
‘Alle uitgeverijen adviseren hun gerenommeerde auteurs om al die cadeautjes, maar vooral die manuscripten, te aanvaarden. Maar niet te lezen.’
Ze trekt vlug aan haar sigaret. Twee, drie keer.
‘We adviseren hen de manuscripten tijdens de smalltalk onder tafel te laten verdwijnen.’
Een mist van blauwe rook zweeft rond haar hoofd.
‘Of nee, de juiste term is incorporeren’, verbetert ze zichzelf. ‘Niet plagiaat, incorporatie.’
‘Auteurs zijn als de dood voor incorporatie.’
Ze steekt opnieuw een sigaret op en kijkt me vilein aan.
‘Jij verkoopt te weinig om je zorgen te moeten maken.’
‘Luister, bij elke herinnering doen we beroep op een verschillende combinatie van hersencellen. Activeren we verschillende hersendelen. Dit verklaart waarom herinneringen voortdurend evolueren. Niets is statisch, alles fluctueert.’
Ze inhaleert, blaast waarheden uit.
‘Soms incorporeren we dan nieuwe informatie in oude ideeën. Op die manier creëren we een vals inzicht zonder dat we het goed en wel beseffen.’
En terwijl ze van me wegwandelt, stelt mijn uitgever: ‘Jij bent er rotsvast van overtuigt dat jouw verhaal uniek is. Terwijl het centrale idee van jouw manuscript, de kapstok waar je alles aan ophangt, het innovatieve idee waar je niet genoeg van kunt krijgen, uit zo’n kartonnen doos komt.’
Beeld het je in: anderen hun plots spoelen aan op het strand van jouw fantasie.
De volgende zinnen bijna onhoorbaar.
‘En de volgende keer dat je zo’n fan terugziet, beschuldigt hij je, terecht, van diefstal.’
‘Vis daarom nooit zo’n manuscript uit zo’n doos’.
Ze draait zich met een ruk naar me om en glimlacht.
‘Daarvoor bestaan er uitgeverijen.’

Wist-je-dat-je: tot voor kort schreef ik links. Ik beschikte over een afschuwelijke pengreep. Verkrampt, mijn hand getransformeerd tot een klauw.
Op school moest ik schrijven met een vulpen. Het schrijven gaf vlekken dus draaide ik mijn hand, mijn arm, mijn hele bovenlichaam. Zodat mijn hand het blad papier amper raakte.
Het was niet genoeg, de vlekken bleven, net als het geschreeuw en de klappen van de leerkracht, en na twee jaar hield ik mijn pen onnatuurlijk vast.
Alsof schrijven me pijn deed, en ik de pen zo ver mogelijk van me af wou duwen.

Ik kan je trouwens niet vertellen wat het succesrecept is.
Wat precies maakt dat ikzelf na een tijdje rondliep op beurzen met zo’n kartonnen doos onder de arm. Hoe de doos langzaamaan in volume toenam, blijft ook voor mij een raadsel.
Maar geleidelijk aan kwam de erkenning.
Een drukbezochte bibliotheek. Een dame achter de inleverbalie die me aankeek alsof we al jaren goede vrienden waren.
Een volle aula die ik, met draadloze microfoon en zoemende beamer, vakkundig entertainde.
En een rij wachtenden.
Niet zo lang als de rij van de beruchte televisiekok, maar ontegensprekelijk een rij.

Ik moet je vertellen van De Laatste Man.
Er is een reden dat iemand graag de hekken sluit. Anderen hoffelijk laat voorgaan. De rode lantaarn draagt. Net zolang aarzelt en treuzelt tot hij – bijna altijd is het een hij – er zeker van is de laatste te zijn die aan jouw schrijverstafeltje verschijnt.
‘Ik kom je eens haarfijn uitleggen hoe slecht jouw werk is.’
Wat volgde was een monoloog.
‘Jij kent me niet maar ik ben jouw beste vriend.’
Wat ik kreeg was een bundeltje foto’s. Van mijn straat, mijn huis, mijn tuin. De laatste toonde het interieur van mijn werkkamer. Het raam stond open.
Het was de enige keer dat een cadeautje van een fan niet in de kartonnen doos verdween maar op het politiebureau terecht kwam. Ik schreef voortaan in een andere kamer, en hield een tijdje hardnekkig alle ramen gesloten.

De Laatste Man. Het is me wat.
‘Waarom wil je jouw boek niet signeren?’
Ik vroeg me af of de jongeman die voor me stond wist hoe arm Edgar Allan Poe bleef na het schrijven van De Raaf. Hoe de uitvinding van de drukpers Poe zijn beste creatie vernietigde. Iedereen kende Poe zijn gedicht, wie kon lezen had het gelezen. Sommige konden er uit het hoofd strofes van opzeggen. Nimmermeer en Nimmermeer.
Maar geen enkele van die lezers had Poe daadwerkelijk betaald voor zijn werk.
In de tijd van Edgar Allan Poe bestond er nog geen copyright. Een goed verhaal behoorde de drukpers, niet de auteur, toe.
Ik vroeg me af of de student wist hoeveel foute interpretaties er van Shakespeare bestonden. Hoe er tijdens het spelen van Shakespeare zijn toneelstukken ghostwriters in de zaal zaten om snel-snel alle dialogen en monologen neer te pennen. De gaten in hun tekst vulden ze daarna op met verzinsels.
Incorporatie avant la lettre.
Het maakte Shakespeare radeloos maar De Grote Schrijver kon er niks tegen doen.
‘Waarom wil je jouw boek niet signeren?’
Goede vraag. Ik vroeg de jongeman hoeveel hij ervoor had betaald. In zijn hand hield hij een gekopieerde versie van mijn laatste succesroman vast.
‘Theoretisch gezien heb je natuurlijk gelijk’, zei ik. ‘Dit is mijn boek. Maar ik ontvang geen geld voor een kopie. Waarom zou ik iets tekenen dat in essentie neerkomt op broodroof?’
De fluim op mijn gezicht kreeg ik moeilijk kwijt in de doos onder tafel.

Beeld het je in: tienermeisjes die jou hun platte buik aanbieden. Bikers in mouwloze T-shirts die hun schouder aan schrijversgroetjes willen geven.
Een kwinkslag, een opdracht, een eenvoudig x’je, wat er staat is minder belangrijk dan dat het er staat.
Het lichaam als schrijn.
Dus legde De Laatste Man van die dag zijn penis op mijn tafeltje en vroeg me hem te signeren. Een provocatie, een test. Maar vooral een moment waarop ik de man meedeelde dat, gelet op de aangeboden ruimte, mijn initialen wel zouden volstaan.
De vuistslag op mijn gezicht haalde de doos eveneens niet.
Uiteraard plaste de man daarna op mijn tafeltje. Hij stond er nu toch.
Vanzelfsprekend sproeide hij mijn boeken, mijn dure schrijverspen, nat.
Natuurlijk mikte hij de resterende inhoud van zijn onbesneden lid naar mijn gezicht. Het was een kleine moeite.

Wist-je-dat-je: de beste vulpen op de markt is de Parker Duofold Centennial. De pen is vervaardigd van fluweelzacht massief acrylaat dat zacht aanvoelt aan de vingers. Elke pen is uniek, met een gevoel van kracht en perfectie door rijke, witte geplatineerde details. De pen glijdt over het papier.
De Parker wordt met recht en rede een Schrijver zijn Beste Vriend genoemd.

Wist-je-dat-je: je herkent de échte schrijver aan het eelt op zijn vingers.
Maar die verdikking van de opperhuid komt er niet van het schrijven. De oude rotten schrijven weliswaar nog met de hand maar de meeste van ons zijn verliefd op het toetsenbord. Vooral dan op de automatische spellingcontrole.
Nee, de verdikking krijgt de schrijver door het vele signeren.
Beeld het je in: die honderden, duizenden, keren dat je jouw eigen naam moet schrijven. Al die persoonlijke opdrachten en flatterende zinnetjes en goedgevonden kwinkslagen die je keer op keer (op keer) uit jouw duim moet zuigen.
Succes zorgt voor frictie. Succes valt jouw hand aan.

Ik moet je vertellen over Mijn Eerste Man.
Ik, gezeten achter een smal tafeltje. Rechts van me een stapeltje romans. Intelligente politiefoto op de achterflap. Onder me, netjes uit het zicht, de kartonnen doos. En voor me een massa die vriendelijk wou kennismaken.
En dat deed met uitgestoken hand.
Beeld het je in: je kent de persoon niet die voor je staat. Je weet niet wie hij is of waar hij of zij laatst is geweest. Het koffiestandje om de hoek, het standje van de kok en zijn gebakken broodjes, de toiletten?
‘Daarom staat er een tafeltje’, aldus mijn uitgever. De rokende goeroe.
‘Zo’n tafeltje fungeert als natuurlijke barrière tussen de schrijver en zijn lezers.’
Lees: zo’n tafeltje staat er niet voor jouw comfort.

In mijn geval was De Eerste Man een vrouw. Een gewone huisvrouw.
Ze gaf me een hand, die ik bescheiden aannam, maar in plaats van daarna los te laten trok ze me dichter.
De vrouw boog zich voorover, haar zware boezem rustte bijna op mijn tafeltje. Ik kreeg een blik op haar licht verrimpelde cleavage, en ze gaf me een natte kus op de wang.
‘Dat verdient u’, glunderde ze, ‘omdat u zo leuk schrijft.’
Zij zette onmiddellijk de toon. Die dag vonden mensen altijd wel een reden om me aan te raken.
Omdat ze het boek niet konden wegleggen. Een kus.
Omdat het einde zo mooi was. Een schouderklopje.
Omdat het verhaal hen inspireerde. Een knuffel over het tafeltje.
En vooral veel handdrukken. Al die uitgestoken handen.
Wist-je-dat-je: een goede handdruk bevat de volgende eigenschappen: hij moet stevig zijn, met een complete greep (hand niet half vastpakken en niet alleen je vingers aanbieden), en de op-en-neer gaande beweging moet krachtig worden uitgevoerd.
Krachtig waren ze wel.
Beeld het je in: je wordt bepoteld, bevoeld, gepord, geknuffeld. Je krijgt zoveel stevige handdrukken te verduren dat jouw pols- en schoudergewricht als een oud scharnier begint te piepen. Vingerkootjes zeuren onder de druk van al die knijpbeurten.
Iedereen wou me aanraken. Iedereen wou zich ervan verzekeren dat hun favoriete schrijver er echt was. Dat er geen hologram voor hun neus stond.
Op het einde van de middag glommen mijn wangen van het speeksel.
Ik rook naar vrouwenparfum en mijn huid kleefde aan elkaar van de lipstick en de eyeliner.
De kraag van mijn hemd plakte vol blonde en bruine haren.
Mijn lezers. Mijn liefdevolle aanranders. Ze beschouwden mijn lichaam als publiek bezit. Ik werd overladen met een waarderende wolk van speekseldeeltjes.
Of hoe mijn lezers me tot een superverspreider maakten.
Alles wat op me krioelde, van het kleinste organisme tot de grootste aandoening, wipte vrolijk van fan naar fan. Van het rhinovirus tot de staphylococcus aureus bacterie en alle wezentjes daartussen gaf ik als een perfecte geleider door.
Ik was erin geslaagd om een dorp van gemiddelde omvang te besmetten met allerlei troep.
Patiënt nul, gezeten achter een tafeltje met kartonnen doos.
Weer een linkshandige die voor ongeluk en tragedie had gezorgd.

Wist-je-dat-je: signeren doet het interdigitalis, dat weke stukje huid tussen duim en wijsvinger, geen goed.
Een kwaliteitsvolle Parker-pen helpt, maar verricht geen wonderen. Zeker niet bij een linkshandige schrijver met een schabouwelijke pengreep.

Ik moet je vertellen over het toppunt van mijn succes. Over de Middelste Man In De Rij.
Om ‘jouw gezondheidsepidemie’, haar woorden, ‘voorgoed uit het collectieve geheugen te bannen’ stelde mijn uitgever ‘een signeerstunt’ voor.
‘Je signeert dit jaar niet alleen boeken. Je signeert alles wat ze meebrengen.’
Ze rookte alsof ze uitermate trots was op het idee.
‘Dus ook kopijen van mijn roman?’
‘Dus ook kopijen van jouw roman. Kopijen, en al de rest.’
De rest, dat waren foto’s, wenskaartjes, maar ook boeken van andere auteurs, blanco T-shirts, surfplanken, je kan het zo gek niet bedenken.
‘Dit is de prijs om J.K. Rowling op te volgen’, zei mijn uitgever droogjes.
‘Zo word je de nieuwe Stephen King’, stelde ze vast.
Ik kan je vertellen dat het die dag uitzonderlijk warm was. Het land werd geteisterd door een plotse hittegolf. De zaal waarin ik zat was veel te groot en drukbezocht voor de aanwezige mini-airconditioner.
Onmogelijk om zo koel en berekend als op jouw auteursfoto te kijken als het lichaam smelt als een raketijsje.
Zitten, zelfs ademen, voelde aan als de inspanning te veel.
Maar signeren moest.

Wist-je-dat-je: mijn interdigitalis was toen een kraterlandschap vol eeltknoppen.
Dikke plakken verharde huid, als het pantser van een Stegosaurus. Her en der al gelig van kleur. Overal kon je kloofjes spotten. Kleine scheurtjes in het eelt. Spelonken die ontstonden omdat de huid niet meer soepel genoeg was om de bewegingen van mijn hand te kunnen volgen.

Ik kan je vertellen dat die dag mijn lezersrij langer was dan die van de kok naast me was.

De titel van de man zijn nieuwste bestseller luidde: Je bakt ze bruin.
Wie een boek kocht of toonde, kreeg een versgebakken broodje. Geen handtekening. Niets ‘ludieks’ of ‘interessants’ of ‘tot gedachten aanzettend’ op de binnenzijde van een boek.
Kijk, zo kon het dus ook.

Door het zweet glipte de Parker steeds uit mijn handen. De pen danste als een vibrator tussen mijn vingers en wreef daarbij telkens pijnlijk over de interdigitalis.
Beeld het je in: opnieuw en opnieuw een vriendelijke zin, een grappige quote, een sprekend citaat te moeten opschrijven. De druk op jouw verkrampte vingers voelen toenemen. Het eeltlaagje dat je op de proef stelt.
Hoe soepel de Parker ook over het papier gleed, tegen zoveel lezersgeweld was zelfs de Duofold Centennial niet opgewassen.

Ik probeerde ‘iets met humor’ neer te pennen op een bierviltje en een blaar barstte open. Pus en bloed spatte op het viltje. Ik excuseerde me, veegde het vocht weg, en vroeg of de man toevallig nog iets anders mee had om te signeren. Het viltje leek me onbruikbaar geworden.
Ondertussen depte ik het wondje met een papieren zakdoekje schoon.
‘Hey, dat wil ik ook!’ grapte iemand anders uit de rij.
‘Ik ook!’, deed de lezer na hem er een schepje bovenop.
De kok van het bruin bakken en ik keken elkaar kort aan. Ik seinde hem om hulp, maar hij haalde zijn schouders op. Het zijn jouw fans, leek hij te zeggen.
En waarom ook niet? Zijn broodje was immers al lang gebakken.
Voor je van wal steekt: ik weet het. Ik had even pauze kunnen nemen. Mijn handen kunnen onderzoeken, minstens wassen, in het toilet. Of even naar het EHBO-standje kunnen gaan. Desnoods mijn uitgeverij kunnen inlichten.
Kijk, in retrospect had ik van alles kunnen doen.
Maar al die afwachtende ogen wogen op me, maakten me dom. De hitte zoog mijn energie op. Al die vragende blikken ontnamen me mijn wil.
Zoals de Engelse zegswijze dicteert: de show moet doorgaan.
Dus ging ik door.
Met zweten, en signeren, en bloeden op papier.

Wist-je-dat-je: een mens kan een halve liter bloed verliezen alvorens in de problemen te komen.

Wist-je-dat-je: wondjes fungeren als gaatjes waardoor allerlei ziektekiemen, bacteriën en virussen het lichaam binnenglippen.

Beeld het je in: alle lezers, met al die nog-te-signeren artikels in hun handen. Alle kledingstukken en ledematen en boeken en prullaria die woorden van me vroegen.
En alle blaren op mijn hand die ik liet openbarstten. De eeltlaag die verder openscheurde. Alle pus die ik gewillig uitsmeerde.
Al die milliliters bloed die ik gewillig afstond.
Vermenigvuldig dat aantal met alle zweetparels die ik in snel tempo verloor.
Hoelang duurde het voor ik misselijk werd? Me koortsig voelde?
Hoeveel tijd was er verstreken voor ik mijn hoofd voelde tollen? Voor enkele medewerkers me onder de oksels moesten ondersteunen terwijl ze me naar de uitgang begeleidden?
Maar ik deed het. Iedere lezer kreeg zijn stukje schrijver.
Duizend mensen. Vijfduizend. De rij, van De Eerste tot De Laatste Man, kreeg wat van me.


Mijn hand voelde nadien vreemd aan, alsof hij mij niet langer toebehoorde. Inkt had zich met bloed vermengd waardoor de huid er blauwzwart uitzag.
Mijn hart ging als een wild paard tekeer. En ik voelde me verward.
Ik was daar niet. Niet echt. Ik voelde me poreus worden. Ik geloof dat ik had overgegeven. Tja, nog meer vocht kwijt. Er zoemden bijen rond mijn hand. Ik had mijn vingers in een kaasschraap gestoken.
Ik gaf het op.
Duisternis.

Ik moet je deze dingen vertellen omdat je misschien denkt de nieuwe Geronimo Stilton te kunnen schrijven. Omdat je oprecht meent J.K. Rowling te kunnen opvolgen. Omdat elk van ons wel eens Stephen King wil zijn.
Ik doe dit om, aldus mijn uitgever, ‘jouw naïviteit te doorprikken’.
Om ervoor te zorgen dat jouw paperback niet onder de rupsbanden van een kleine schattige bulldozer belandt.
Ik wil je deze dingen vertellen om je te waarschuwen.
Er is alleen maar ‘schrijven’, niet ‘schrijven om’. Elke ‘om’ is er één te veel.
Je schrijft niet om een lege aula te vullen.
Je schrijft niet om jouw naam op blote meisjesbuiken te zien.
Je schrijft zelfs niet om gelezen te worden.
Je schrijft.
Dat is flauw, zeker, maar alle waarheden uit het leven zijn flauw.
En laat me nu verder rusten.

Ik wil je deze dingen vertellen, maar je hebt natuurlijk het volste recht om mijn raad in de wind te slaan.
Je hebt alle recht om mijn anekdotes in jouw kartonnen doos te smijten. Niemand hoeft mijn verhaal te incorporeren.
Als jouw broodje is gebakken, als je ze reeds bruin bakt, neem ik mijn hoed voor je af.
Maar ik moet je deze dingen vertellen omdat er geen schrijversvereniging bestaat. Auteurs hebben geen vakbond. We komen niet samen in een gilde. We wisselen geen sterke verhalen uit in een of andere loge.
Toch zouden we er goed aan doen onze ervaringen, onze tips & tricks, met elkaar te delen.
Eerlijk: had je zonder mij al gehoord over De Eerste Man?
Ik moet je deze dingen vertellen omdat je misschien, net als mij, linkshandig was. Dat is overigens goed nieuws voor je. Linkshandigen staan sterker in verbinding met hun rechterhersenhelft. Zijn doorgaans creatiever. Kunstzinniger. Empathischer.
Jammer genoeg zijn sommige onder ons gezegend met een belabberde pengreep. Gelukkig bestaat er, nu weet je het, de Parker Duofold Centennial.
Ik moet, nee, ik kan je deze dingen vertellen omdat mijn uitgever me tijdens haar laatste bezoekje een dictafoontje toestopte. Ze zei niet viel, de ziekenhuiskamer waarin ik lag leek haar te klein. Ze verdween snel. Ze rook naar sigaretten, en schuldgevoel.
‘Je bent nog steeds schrijver’, las ik op het bijhorende kaartje. ‘Je kan nog steeds verhalen vertellen.’
En dat is waar. Ik kan je het een en ander vertellen. Zoals dit verhaal. Ik die mijn dictafoontje vollul.
Ik kan zelfs jouw hand schudden.
Er is weliswaar een leegte waar vroeger mijn linkerhand was maar mijn rechterhand is er nog.

Wist-je-dat-je: bij zware sepsis, dus bloedvergiftiging, kunnen de grote hoeveelheden gifstoffen ervoor zorgen dat het bloed in het getroffen orgaan stolt, waardoor het orgaan beschadigd raakt en uiteindelijk afsterft.
Beeld het je in.



Philippe Noens (1985) woont in Vlaanderen en werkt in Brussel. Hij is redactiesecretaris van een wetenschappelijk vaktijdschrift, en publiceert soms een opiniestukje in Vlaamse kwaliteitskranten (De Standaard, De Morgen, Het Nieuwsblad) en weekbladen (Humo, Knack). Sinds kort verbrandt hij zijn vingers aan fictie.





9 mei 2022

Beste schrijvers, vandaag presenteren we de shortlist van mei 2022.

Zoals gezegd kan iedereen zijn of haar jurycommentaar terug vinden op de SchrijfClub. Het is een hele berg met informatie en ik kon het helaas niet per verhaal verzamelen dus je zult zelf even moet zoeken (gebruik ctrl+f en type een stukje van je titel). Ik hoop dat jullie er wat aan hebben. De meeste reacties op deze vernieuwing zijn positief, dus we gaan het komende maand opnieuw doen.

Wat betreft de shortlist. Cijfermatig staken er deze maand zes verhalen boven de rest uit. Al deze verhalen hebben als eindcijfer een 8 of hoger gekregen. Dat is de reden dat we ze alle zes op de shortlist plaatsen. Het is trouwens nog een interessant verhaal hoe wij ons eindcijfer bepalen, het is namelijk niet het gemiddelde cijfer van de juryleden. Ik zal daar binnenkort een boekje over open doen.

Sta je er deze keer niet op? Laat dat je absoluut niet tegenhouden om door te gaan met schrijven. Schrijven is voor een groot deel een vak dat je kunt leren, net als meubelmaken of ballet dansen. Het is hard werken, studeren en oefenen, oefenen, oefenen. 

We hopen dat jullie ons komende maand een nieuw verhaal zullen sturen. 

Op 10 mei maken we de winnaar bekend.

Hartelijke groet,

-- Maarten van Verhaal van de Maand

Shortlist mei 2022

Op volgorde van binnenkomst.


Philippe Noens - De rij
Luc Vos - Een nieuw voornemen
Roy van der Zwaard - Ontlading
Tony Coppo - Het leven is bitter, het leven is zuur, en alles smaakt beter in de frituur
Piet Post - Moederhart
Annemieke de Schepper - Vrienden voor het zuipen






7 mei 2022

Beste schrijvers,
vandaag presenteren we de longlist van mei 2022. 

Zoals gezegd hebben we deze maand 60 verhalen ontvangen die we gelezen en beoordeeld hebben met 10 juryleden en 1 longlist-lezer. Op de longlist staan de 22 inzendingen met de hoogste scores. Gefeliciteerd als je er op staat!

Sta je er deze keer niet op? Laat dat je absoluut niet tegenhouden om door te gaan met schrijven. Bedenk dat onze juryleden ook maar mensen zijn en dat verhalen lezen een persoonlijke aangelegenheid is. Misschien haal je het de volgende keer wél.

Let op: al het beschikbare jurycommentaar is zojuist integraal op onze SchrijfClub geplaatst. Zes van de elf juryleden geven commentaar en elk jurylid leest ongeveer de helft van de verhalen. Het is erg veel en ik kon het alleen maar per jurylid copy-pasten, dus je zult even moeten zoeken naar je eigen verhaal.

9 mei presenteren we de shortlist. Nog even geduld dus.

Hartelijke groet,

Maarten van Verhaal van de Maand


Longlist mei 2022

Op volgorde van binnenkomst.


Peter Kauwenberghs - De nacht van de halve verhalen
Han Pijs - Dagje Giethoorn
Philippe Noens - De rij
Luc Vos - Een nieuw voornemen
Roy van der Zwaard - Ontlading
Eric Deprez - Juffrouw Zelig
Peter Jacobs - De eerste en laatste vakantie van Coco
Tony Coppo - Het leven is bitter, het leven is zuur, en alles smaakt beter in de frituur
Anka Hashin - Shurochka
Thibaut Coenegracht - Terugval
Piet Post - Moederhart
Carla Maaswinkel - Onvoltooide verleden tijd
Brian Lauret- Perfectie
Annette E. Baylé - De oorlogen die nooit stopten
Barend van Eijk - Magie voor beginners
Joep van Loon - De ontdekking van Madeleine
Frans van der Eem - Tijdgeest
Martijn van Bruggen - (m/v/x)
Carolien Dircken - Eva
Erik van der Velden - Een act uit liefde
Annemieke de Schepper - Vrienden voor het zuipen
Ayleen Anders - De Ruil




***


4 mei 2022

Goedemorgen schrijvers,

omdat veel verhalen pas op het einde van de maand aan ons verzonden werden en de juryleden rustig en gedegen hun werk moeten kunnen doen, stellen we de publicatie van de longlist uit tot 7 mei 2022. Nog even geduld dus.

Op onze SchrijfClub gebeurt ondertussen van alles. We beoordelen er sinds een aantal dagen tekst-fragmenten op stijl, spelling etc. Ook ikzelf heb een fragment van één van mijn verhalen gepost. Het heet Groene Tijgers. Ik hoor graag wat jullie er van vinden :)

Stuur je ook een fragment in? We bijten ons er graag in vast. Een aantal schrijvers ging je reeds voor.


Alvast bedankt!

-- Maarten van Verhaal van de Maand


***





1 mei 2022 

Beste schrijvers, 

de deadline van mei 2022 is zojuist verstreken. De afgelopen maand hebben we 60 verhalen mogen ontvangen. Dank jullie wel voor jullie inzendingen.

De juryleden zijn op dit moment druk aan het werk. Ze lezen de verhalen zonder auteurs-informatie en zonder te weten hoe de andere juryleden oordelen. Door deze werkwijze zal hun oordeel zo zuiver mogelijk zijn.

We proberen de longlist op 6 mei te presenteren, maar door een onvoorziene persoonlijke omstandigheid kan ik niet garanderen dat dat ook daadwerkelijk lukt. We doen ons best, daar kan je van op aan! 

Terwijl je wacht op de longlist, kun je alvast een kijkje nemen bij onze SchrijfClub. Speciaal voor de VvdM-deelnemers heb ik vandaag een Geheime Insider Schrijftip op de SchrijfClub geplaats. Verder vindt je er mooie verhalen en je kan er vragen stellen over het schrijfproces. Als je er een verhaal post zal er zeker iemand op reageren.

Hartelijke groet,

-- Maarten van Verhaal van de Maand





Reacties

Literaire Tijdschriften

Iets toe te voegen? Stuur je mail naar VerhaalvdMaand [at] gmail.com!