Winnaar mei 2023

Nawoord

- Frans van Hilten - illustratie: Mariken Maas -

Nawoord bij mijn memoriën
door Iohannes Vermeer

En nu, gekomen aan het slot van al wat mij tot op heden overkwam en wat ik verrichtte in dit wonderbare leven, deel ik een bekentenis die ik u eerder onthield. Neen, geen trots voel ik erom. En natuurlijk heb ik Catharina lief. Hoe zou ik niet minnen haar, die vijftien malen droeg mijn kind, waarvan elf malen ten leven. De gemalin, voor wie ik van de protestantse tot de katholieke gezindte overging en de gezellin, met wie ik meer vertrouwd mij gevoel dan met mijzelve.

O, de hoon nu als katholiek te kunnen biechten, zij het op deze riem papier, terwijl het geloof van mijn geboorte in de traditie van Calvijn en Gomarus mij tot eeuwige verdoemenis zou uitbannen. O, de scherts dat mijne Catharina in het doek zichzelve heeft gemeend te herkennen. Ze keek ervan op dat ik haar zonder modelstaan had geportretteerd. “Ach, telkenmale blijf je me verbazen met je talent; nu weer dat je, anders dan je immer zeide, mij vermocht te schilderen uit het hoofd.” Maar dat heb ik niet gedaan, want ik vermag het níét, en zij was het niet. Al beken ik dat de gelijkenis ook mij niet is ontgaan.

Het is een korte wijle verleden, in de weken waarin ik mijn zelfportret afmaakte. Fraai is het geworden, gelijkend een allegorie op de schilderkunst, maar niet zo vernoemd. Neen, werkelijk een zelfportret is het, mede nadat Catharina me daar al zo dikwijls om gebeden had. In ijdele uren zonder opdracht heb ik mij er geduldig toe gezet en het toont werkelijk wie ik ben. Helaas.

En dan, op een dag zonder licht door de vensterruitjes is zij binnengekomen. Maartje. Niet ouder dan twintig jaren tegenover mijn veertig. Haar fijne muiltjes zetten voet op de armetierige tegelen van mijn atelier en betraden gelijkelijk het pad naar mijn hart. Een gezegde zelf platgetreden, maar ik ben een schilder met het palet, niet met het woord. In hare van wimpers omfloerste ogen ontwaarde ik nieuwsgierigheid, naar mijn werk, naar mijzelve. Ogen waarin evenzeer een spottende lichtheid als een droeve aanhankelijkheid schemerde. Hare handen zo bleek als was. Ze is een dochter van Van Soutelande, dien ze mij verzocht te portretteren voor zijn jubileum als Gildemeester der Klokkenmakers, zonder dat hij ervan zoude weten. Maar gelijk ik u zei: ik schilder niet uit geheugen of naar beeld, louter naar het leven. Ik kon haar opdracht niet vervullen.

Maar dat zeide ik haar niet. Niet dadelijk. Evenmin als ik haar kon helpen kon ik haar laten gaan. Ik hield mij op de vlakte en draaide om de hete brij gelijk zij ongedurig draaide met haar heupen tijdens het staan, daar ik haar geen stoel dorst te bieden. Intussen keuvelden wij over het schildersambacht en hoezeer dat verschilde van het beroep haars vaders met zijn horologiën. Hare aandacht scheen gewekt en ik werd vermetel en maakte gans een vertoning van mijn houding en optreden. Die opvoering leek haar aan te staan en ze lachte met haar halfopen pruillipjes tot mijn zinnen bedwelmd waren en daarom waagde ik haar de ongebruikelijke gunst te vragen voor mij model te staan. Op de tafel slingerden enkele attributen over het karpet die ik op schilderijen soms in de achtergrond verbeeld. Haar hand tastte naar een snoer als paarlen beschilderde glazen kralen, dat ze door de vingers liet gaan als ware het een rozenkrans en op dat ogenblik viel het zonlicht alsnog door het glas, op haar gewaad, op haar olijke neusje, op de schijnpaarlen in haar handen en bovenal op de ware paarlen van kijkers waarmee zij de wereld in blikte. Mijn adem stokte mij schier in de keel. Ik wendde voor aan een opdracht te werken voor een vrouw met parelsnoer en vroeg haar, die vrouw te willen belichamen.

Zij stemde toe.

Op zoek naar kostumering dook ik als zo dikwijls in de schrijn waarin ze liggen, altijd dezelfde klederen waarin ik zo menig mij onverschillig model hulde. De keus viel op het geelsatijnen jak met onaanzienlijk konijnenbont, op reeds tal van doeken met het penseel van vlekken voorzien om het hermelijn te doen schijnen. Eens als jonge schilder kocht ik het als rekwisiet op de markt, een gunstige koop toentertijd waarmee ik zeer ingenomen was! Mottig is het thans geworden, onverholen mottig en vaal en ik voelde er mij verlegen mee haar in zulk een vod te moeten hullen. Maar zij nam het luchtig op en lachte, koketteerde mij verder het hoofd op hol met een pirouette waarvan de gele stof opwolkte en ze vroeg me, hoe zij mij zo wel voorkwam. Zij kwam mij voor als bekoorlijk.

Zij kwam mij voor als begeerlijk.

Zes malen kwam Maartje poseren in mijn atelier. Telkenmale moest zij mij bezoeken wanneer noch Catharina, noch haar familie er lucht van zouden krijgen. Dat maakte het lastig elkaar te ontmoeten en ik deed dan ook lang over het doek. In de namiddag na die eerste ochtend, die niet voort kon duren, daar zij haar moeder verslag moest uitbrengen van de gefaalde opdracht, toog ik naar de nering van apotheker Dirck de Cocq om loodtingeel. Een kostbaar pigment en mijn schuld bij De Cocq was al hoog, maar zonder loodtingeel zou ik nooit de gele mantel gestalte kunnen geven zoals die zich plooide rond Maartjes verrukkelijke lichaam, dat mij onwillekeurig in herinnering bracht dat van Catharina, voordat zij door het vele baren log en lijvig werd en bijgevolg minder verleidelijk.

Zes malen stond Maartje in levenden lijve voor me en kluisterde zij mijn verstand in de boeien harer aanlokkelijkheid. Zij sprak wanneer ik schilderde, deed verslag van haar kleine belevenissen, huiselijk en met gezellinnen, het bedrijf haars vaders, haar voorliefde voor schoonheid en dat een ambacht als het mijne haar best zou lijken, ware het niet dat haar als vrouw zulk een loopbaan niet vergund was, en zelfs noemde zij de man, die haar het hof poogde te maken, wat mij tot een ziekelijke na-ijver dreef, al gaf zij te kennen dat noch haar ouders, noch zijzelf hem een aannemelijke vrijer achtten.

Ik worstelde niet slechts met mijn gemoed, maar evenzeer met de compositie van de voorstelling. Maartje verdiende het licht door het schoonste venster om haar teint optimaal te doen uitkomen, maar tegelijkertijd had ik al snel beraamd haar voor een spiegel te stellen, opdat zij zichzelve met het parelsnoer kon bezien. Eindelijk vond ik de oplossing: waar ik hare levende gestalte tegenover het brede venster van mijn atelier posteerde, zou het licht op de schildering deels uit een smaller venster komen en deels schijnbaar vanuit de spiegel, waarin zou kaatsen haar lieflijkheid als ware zijzelf een lichtbron, die vanuit de reflectie haar ware trekken weerom zouden beschijnen! Ik was zeer verguld met deze gelukkige vinding en dronk, wijl penselend, de zonneschijn, zoals die door de ruitjes met hun fijnzinnige coloratuur viel, gretig van haar gelaat.

Aanvankelijk schetste ik nog een landkaart op de muur achter haar, maar al spoedig hield ik die voor overbodig. In Maartjes tronie tekenden zich afdoende werelden af om de beschouwer tot in eeuwigheid van het reizen af te brengen.

Bij de vierde sessie doorzag ik dat mijn werk té wel vorderde. Niet lang meer zou ik kunnen smaken haar aanwezigheid en door wanhoop getroffen verlangzaamde ik mijn arbeid, om maar te verdagen het uur der waarheid, waarop zij mij niet langer bezoeken zou. Maar hoe ik talmde en traineerde, het doek kwam onafwendbaar af. Onderwijl voltooide ik ook het zelfportret, waarvan mij toen ontging hoezeer ik mijzelve heb getroffen met een blik van bezetenheid.

Het was op de zesde en laatste zitting dat ik mij niet langer weerhouden kon. Terwijl zij, de handen ineengeslagen, haar voltooide beeltenis met zuchten bewonderde, naderde ik haar met bonzend hart. Bij wie nu toch haar portret de muur kwam opluisteren, wilde zij weten. Meermaals had ik haar verzekerd, dat mijn opdrachtgever naamloos wenste te blijven en ik bekrachtigde dit nogmaals. Hij is een fortuinlijk man, die dagelijks naar u zien kan, zei ik slechts. Ik legde een hand op haar middel en, beduizeld van hare geurigheid, poogde ik hare mond te kussen. Vol schrik deinsde zij van mij weg en schreed terstond achteruit tot de rondingen van haar achterste de muur raakten. Verdoofd van droefenis moest ik haar laten gaan en aanvaarden, dat zij te kennen gaf mij nooit, nee nooit meer te willen zien. Jegens Catharina, die terugkeerde van een visite aan hare moeder, wendde ik krankheid voor en ik lei de ganse namiddag te bed.

Vol wroeging maar ook wrok monsterde ik het schilderij. Maartje voor de spiegel, zich vergapend aan haar eigen bekoorlijkheid met de paarlen. Werkelijk uitzonderlijk fraai heb ik haar getroffen. Maar diep gevoelend haar verwerping van mijn toenadering – en hoe gewettigd, hoe gerechtvaardigd en zowaar verdiend is die verwerping! – zag ik ook de praalzucht in haar ogen. Een allegorie op de ijdelheid, de verwatenheid, de zelfvoldaanheid, dat is het portret geworden. Het konterfeitsel van een juffrouw die zichzelve te gaarne aanschouwt, die de eigen schoonheid verkiest boven de innerlijke en hemelse schoonheid. Met zulke andere ogen blikte ik nu naar haar, die ik als reine engel had willen voorstellen en nu zag als mensgeworden vanitas, bezeten door de boze! Ik vond mijn eerdere zachte gevoelen niet weder en verafschuwde mijzelve daarom, eens temeer toen Catharina in het doek haar eigen beeltenis meende te zien en niets ontwaarde van al die kwade gedachten. O Maartje, kwelgeest van mijn ziel, bevrijd een oude man van zijn zinsbegoocheling!

Nee. Ik doe haar onrecht, haar met de boze te verbinden door de schijn van praalzucht. De boze is in mij, die het zevende gebod zij het slechts in de geest heeft gebroken. Nog immer verteert het zondige vuur mij, ziende haar portret. Ik wilde dat ik mij ervan kon ontdoen, maar Catharina wil er niet van scheiden. Evenmin als van mijn eigen beeltenis. O, ik verafschuw mijn zelfportret! Vol schroom kan ik niet anders menen dan dat eenieder door mijn trekken heen de verzoeking zal zien stralen. Kon ik het maar vernietigen, maar dat zal niet gaan. Catharina zou het niet begrijpen en ik heb haar al te veel onrecht gedaan, al weet zij niet. Ik mag en wil haar niet méér kwetsen. Daarom blijft mijn tronie op het doek bestaan teneinde mij tot in lengte van dagen te beschimpen en zal ik in plaats ervan thans ten prooi geven aan de vlammen van mijn haard dit andere zelfportret, deze schets in woorden, dit zelfingenomen geschrift. Mijn biecht staat te boek en stijge aanstonds als rook op naar de Vader. Ik bid dat Hij katholiek is.

Het besproken schilderij: Vrouw met parelsnoer - Wikipedia

***

Frans van Hilten (1974) schrijft verhalen sinds zijn kleutertijd en en won als tienjarige de landelijke verhalenwedstrijd van uitgeverij Lemniscaat. Tegenwoordig werkt hij onder andere als kunstjournalist. Daarnaast schrijft hij nog altijd fictie, poëzie en liedteksten. In 2021 verscheen zijn debuutroman Sequoia bij uitgeverij U2pi.

Mariken Maas is als jonge maker gevestigd in Amsterdam waar ze afstudeert aan de Breitner academie. Naast het maken van educatief materiaal voor verschillende instanties is ze druk bezig met haar beeldende praktijk en haar baan in de thuiszorg waar ze ontzettend van geniet.



Reacties

  1. Mooi verhaal Frans. Heel graag gelezen.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Gefeliciteerd, Frans! Wat origineel dat je je verhaal in Oud Nederlands geschreven hebt. Mooi verhaal!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Supergoed geschreven en een terechte winnaar. K.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Irene van der Klugt26 mei 2023 om 10:39

    Wat knap! Prachtig verhaal, zeer mooi onder klassieke woorden gebracht. Gefeliciteerd!

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Wat heerlijk te lezen dat je in een paar korte penseel streken je hart lucht en je zelf spiegelt. Dank en gefeliciteerd

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Super! In één ruk uitgelezen. Moest herlezen om ten volle te kunnen genieten van de taal. Zag het schilderij konstant vóór me.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Goed geschreven. Je ziet het voor je en voelt de broeierige sfeer. Het Oud Nederlands past goed zonder geforceerd te worden. Gefeliciteerd. Ik hoop nog vaker van je te lezen.
    Ik volg VVDM nu ongeveer een half jaar. Dit is het beste gepubliceerde verhaal in die tijd. M.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Literaire Tijdschriften

Iets toe te voegen? Stuur je mail naar VerhaalvdMaand [at] gmail.com!